XXII
In de eerste dagen van februari had het huwelijk plaats. Alleen de allernaaste verwanten namen er deel aan. Alfred, met wie Robert zich spoedig had verzoend, was de enige vertegenwoordiger van de familie La Croix.
Ghislaines ouders hadden ten slotte hun best gedaan om zich, hoe zeer ook tegen hun zin, in de toestand te schikken. Toch had mevrouw Desgenêts nog steeds veel moeite om haar leed en spijt te verkroppen; en 't was een pijnlijk ogenblik toen zij plotseling, midden aan 't diner, in overweldigende tranen uitbarstte, en voor een poos van tafel moest verdwijnen. Robert voelde wel dat zij zich met 't onvermijdelijke lang nog niet verzoend had en er zich ook nooit goed mee zou verzoenen. Er kwam een gevoel van schuld en wroeging in hem en hij leed zelf vlijmend onder de smart die hij haar moest veroorzaken. Maar de convictie van zijn levensopvatting kon er niet door gestoord worden. De harde proef versterkte hem steeds meer in de overtuiging dat hij ondanks alles goed en eerlijk had gehandeld, dat het zo wezen moest omdat het niet anders kon.
Ghislaine had dadelijk, niettegenstaande de winter, hun poëtisch, eenzaam optrekje aan het water willen gaan bewonen. Robert wilde dat niet. Hij drong er sterk op aan dat zij eerst een tijd zouden reizen, en stelde Italië voor. Zij brachten er twee volle maanden door in bewonderende beschouwing van de kunstschatten van vervlogen eeuwen. Voor beiden was die reis als een herschepping die hen voor altijd versterkte. De pure glorie van de volmaakte kunst raakte hun ziel, verruimend tot 't oneindige hun ideale visie van het leven. Zij ademden en voelden er de atmosfeer en vormen van de Ware Grootheid, van de Ware Schoonheid, van de Echte Waarheid van het leven. Veel meer, veel heerlijker dan