traditionele afkeer van eerlijke boer zich met dat akelig gepeupel te mengen; maar eens als de alcohol, die hij nu in ruime hoeveelheid gebruikte, zijn konen kleurde en in zijn starre ogen vlamde, toen kon hem niets meer schelen, en vastberaden stapte hij door, naar de beruchte kroegen.
Hij was er reeds goed bekend, men wist er reeds van huis tot huis dat zijn komst er telkens het signaal was van eindeloze traktaties en brasserijen. Zodra hij verscheen kwamen de boeven, als uit de grond gerezen, hem omringen, hem vleien, zich met hem over het onrecht, dat hem in zijn eigen huis werd aangedaan, ergeren en verontwaardigen. Men kende er nu wel de oorzaak van zijn lijden, en 't was er een afgeven op de jonggehuwden, een uiting van solidaire samenspanning met hem tegen de twee schandelijke indringers, een systematisch opruien van toorn en wraaklust, waarbij Jan, in de roes van de dronkenschap, soms zijn verstand voelde op hol gaan. Toen werd hij eensklaps als razend, toen sloeg hij met zijn vuisten op de tafels dat de glazen ervan dansten; en vloekend, en schreeuwend, met vlammende ogen, ontlastte hij zich in hun midden van al zijn opgekropte wee. Het was de vooraf gekende en onophoudelijk opnieuw vertelde geschiedenis; explicaties en nog explicaties, zonder einde, gevolgd van razende uitroepingen en vragen: ‘Ik vraag u, nondedzju! is het geen schande dat ik mijn leven lang gezwoegd zou hebben om die twee laffe, smerige luiaards rijk te maken? Ik vraag u, is het geen schande dat zij zouden de baas komen spelen in mijn eigen huis? Ik vraag u, is het geen schande dat ik dag en nacht onder mijn ogen hun walgelijke, smerige streken moet zien en horen?’ En telkens antwoordden de boeven met schetterende kreten van verontwaardiging, bekrachtigd door dreunende vuistslagen en afschuwelijke vloeken, terwijl de ‘reiskes’ pinten en druppels onverpoosd op elkaar volgden, van lieverlede, in de stijgende dronkenschap, tot een onnoemelijke orgie ontaardend.
Dan kende Jan geen palen meer. Het laatste gevoel van schaamte verdween, en, gevolgd van zijn boeven, ondernam hij in de Zijstraat tochten, welke dagen en nachten duurden. Hij verloor het bewustzijn van tijd en plaats, hij struikelde met de bende van de ene kroeg naar de andere, ze beurte-