Tevergeefs slaat zij hem weg, uit al haar macht; telkens vliegt hij wilder en wilder weer op haar af, met grijpende handen en zoekende lippen; hij weet niet meer wat hij doet; hij is ziedend van hartstocht; hij is als razend, hij zál haar nu hebben, levend of dood. En in zijn woestheid schreeuwt hij woorden, waarvan zij de zin niet begrijpt:
- Het is mijn wraak! Mijn wraak! Door hem heb ik alles geleden! Dat hij nu ook lijde, dat hij lijde zoals ikzelf geleden heb!...
Zij kan zich haast niet meer verdedigen. 't Wordt een gevecht, met korte, doffe bonzen, met korte, doffe kraken, met korte, doffe kreten. Zij wil niet, zij zál niet, telkens springt ze weg, telkens slaat ze, telkens bijt en klauwt ze. En eensklaps, onder een nog ruwere aanval, voelend dat ze gaat bezwijken, slaakt ze schier luid een kreet:
- Hou op! Hou op! of 'k roep om hulp zo hard ik kan!
Het uitwerksel is ogenblikkelijk. 't Is of hij plotseling uit een nachtmerrie wordt gerukt. De luide klank van haar stem maakt hem zich eensklaps van zijn schanddaad bewust. Verwilderd laat hij haar los, luistert, stom-roerloos, of Domien, die aan de overkant van de zolder slaapt, soms niet komt aansnellen. Alleen zijn sidderende rechterhand blijft nog even, als onbewust, op haar blote knie liggen. Ruw gooit ze die weg, plotseling in tranen uitbarstend:
- O! Gij ellendeling! Gij schelm! 'k Zal het alles aan Pol en aan mijn ouders zeggen! Ik zal uit dit huis gaan, van morgen af en voor altijd!
Hij heeft het bed verlaten, hij staat naast de sponde, hijgend, sidderend, onduidelijke klanken stotterend.
- Neen neen, het hoeft niet, zeg niets, ik zelf zal vertrekken, kan hij eindelijk uitspreken.
Koortsiger hoort hij haar in de duisternis snikken. Zij geeft geen antwoord; hij hoort niets dan haar tranen en zuchten, die zich met toenemende kracht vermenigvuldigen, of zij er onder zou stikken.
Dan valt hij voor haar op de knieën en smeekt haar met gevouwen handen om vergiffenis. Hij vat haar hand, die zij als lam in de zijne laat hangen, en barst op zijn beurt in overweldigende tranen los.