zware speknek en het breed, plat oor, dat er als een vieze lap scheef overheen hing. Ruw snoof haar vochtige snuit, door welks neusgaten een koperen ring stak, en al over het hok was het strobed in verwarring omgewoeld en rechts en links gegooid, of het beest er zich aan een teugelloos hollen overgeleverd had.
Voorzichtig, de lantaren laag tegen de grond en het lichaam gebogen, naderde de boer tot het roerloos uitgestrekt dier. Al de anderen zagen toe, belangstellend-stilzwijgend, in gespannen wachtende houding.
- Tut, tut, tut! 't Is niemendal! 't Is nog te vroeg, zoals ik zei! sprak Meganck, zich na een ogenblik weer oprichtend. Maar de boerin maakte zich bijna boos.
- Tut, tut, tut! Dat is gemakkelijk te zeggen! riep ze wrevelig. Voor het ogenblik ligt ze stil, omdat ze afgemat is van 't woelen. Tut, tut, tut! zegt ge maar! Maar ge zoudt er wel anders over gedacht hebben als ge vijf minuten vroeger in het hok gekomen waart!
De zeug, tot dusver als levenloos langs de muur gestrekt, kreeg even een trillende beweging in haar korte, stevige achterpoten. Een krachtiger geblaas snoof uit haar neusgaten, en zij liet een zwak geknor horen, wonderwel lijkend op een mensenklacht. Toen flapte haar oor even op, en haar ldeine, door lange, lichtharige wimpers overschaduwde ogen, gingen een weinig open, strak schitterend onder het sterk-gebombeerd spek-voorhoofd, met de koude, harde, bijna boze schittering van hun fel donkerblauw. En plotseling, in een verbazend veerkrachtige beweging, vloog zij op, en begon ze, wild grollend, rechts en links met haar snuit te boren, het stro over haar kop heengooiend, terwijl ze met korte, harde trapjes beukte op de tegelvloer, die onder 't schuifelend strooisel dreunde. Zij holde woest rondom het hok, op gevaar af de toeschouwers omver te werpen; en eensklaps greep ze een handvol stro in de bek, liep er, nog luider grollend, mee naar een hoek en viel er weer afgemat tegen de wand, het strooisel met de poten onder haar lijf scharrelend. Voorzichtigheidshalve waren zij allen wat opzij gaan staan, en de boer, die niet langer achteloos tuttutte, verklaarde nu ernstig: