VI
- Pss...t!... hm...!
Sidderend staande aan haar open venster, zag Nina in de duisternis een trage, omzichtige schaduw uit het zwart van een bosje rododendrons komen, en, dwars over het gras, tot de achtergevel van het kasteel naderen. Zij boog voorover, de beide handen op de lage, ijzeren balustrade geleund; zij murmelde in de stille nacht, met een trage, haast onhoorbare stem:
- Romanie, zijt gij het?
- Ja.
- Goed. Wacht even. Ik kom.
Zij sloot zachtkens het venster en liep op de tenen naar de deur. Zij had deze opzettelijk op een kiertje gelaten; zij opende ze geheel zonder het minste geluid, trad over de drempel, duwde ze weer toe met eindeloze omzichtigheid, en wendde zich tot de trap.
Vóór haar, op 't trapportaal, verrees, streng en hoog in de duisternis, als het staalkoud en trots gelaat van haar tante zelf, de gesloten deur van mejuffrouw de Stoumonts slaapkamer. Nina, meer dood dan levend, boog het hoofd van schaamte, toch onweerstaanbaar aangetrokken tot de ontmoeting, waar de dringende wil van haar hart haar heendreef. Langzaam, langzaam, elk ogenblik stilhoudend en hijgend van schrik voor de verraderlijke geluiden die toch, ondanks alle voorzorgen, haar minste bewegingen in het slapend kasteel verwekten, daalde zij, in 't donker, de trap af. Zij hijgde sterker, de mond halfopen, het angstzweet op 't voorhoofd, soms meer dan een minuut stilhoudend om te verademen, het hart zó hevig bonzend, dat zij het bij elke slag meende te voelen barsten, de wijd opengesperde ogen in de duisternis gevestigd op de weldra niet meer zichtbare