V
Zij kwam in het park terug, ging voorbij het huisje van de tuinman, het Romanie, die naast het venster zat, door een wenk verstaan, dat zij haar dringend wilde spreken.
Zij trad tersluiks in de moestuin, hield er zich onbeweeglijk naast de haag verscholen. En zodra het hoveniersmeisje bij haar kwam, snikte zij, angstig, ontsteld, met een sidderende stem:
- Romanie, men wil mij dwingen met de zoon van de baron te trouwen; en ik wil niet, ik kán niet. Ik bemin alleen en uitsluitend Alexis, en ik wil, ik moet hem terugzien om met hem te spreken. Denkt ge dat hij nog steeds elke nacht aan 't uiteinde van 't park op mij komt wachten? Denkt ge dat hij er lieden ook zijn zal, en wilt ge mij erheen vergezellen, deze nacht, als allen op 't kasteel en in uw huis slapen?
De jonge meid, ietwat onthutst, staarde haar diep ontroerde meesteres een ogenblik sprakeloos, met ronde ogen, aan. Een spoedig bedwongen gebaar van schrik ontsnapte haar; zij antwoordde, op een doffe, vlugge toon, na enkele seconden aarzelend stilzwijgen:
- Ja,... ja,... dat wil ik voor u doen;... doch laten wij zeer, zeer voorzichtig zijn. Moest uw tante er het minste van vermoeden, het zou onze ondergang zijn.
Nina vouwde wanhopig smekend haar handen samen, net als had Romanie haar hulp geweigerd.
- O, doe het, doe het voor mij, goede Romanie, snikte zij. - Doe het, en mijn leven lang zal ik er u dankbaar voor zijn en ook voor úw geluk zorgen. Alleen durf ik het niet wagen, en 'k wil en 'k moet hem nochtans weerzien. Zeg, Romanie, gij zult het doen, nietwaar? Zeg, denkt ge toch niet, dat hij ook deze nacht daarheen zal komen?
- O, ja, komen zal hij; gij weet wel dat hij elke nacht terug-