XXI
Toen Olga tot het bewustzijn terugkeerde, lag haar zieltogende man in het salon te bed. 't Grauwe van een treurige wintermorgen schemerde door de gesloten vensterblinden, de priester had hem de sacramenten der stervenden toegediend en de twee vermaarde dokters, welke men in allerijl 's nachts naar Gent was gaan halen en die erin geslaagd waren hem voor enkele stonden weer te doen bijkomen en zijn folteringen te verzachten, waren tijdelijk verdwenen om de rampzalige echtgenoten alleen te laten, gedurende die uiterste plechtige ogenblikken, welke voor een van hen de intrede der eeuwigheid voorafgingen.
Aan zijn sponde neergeknield, zijn slaphangende rechterhand met brandende tranen en kussen bedekkend, was zij het nu aan wie de wroeging 't hart doorboorde; zij, die hem om vergiffenis smeekte; zij die het in hartverscheurende woorden beklaagde, zo hard voor hem te zijn geweest. Doch hij wendde pogingen aan om haar te doen zwijgen; hij schudde flauw het hoofd en een soort van glimlach zweefde op zijn bleke lippen.
- J'expie... j'expie... lispelde hij tweemaal, nauw verneembaar, de ogen ten hemel geslagen.
Zij richtte zich half op, zij boog over hem neer en zoende hem lang, lang, op het voorhoofd en de mond.
- Dieu te pardonne, snikte zij.
Haar steeds heter vloeiende tranen rolden van haar wangen op de zijne, en haar beide handen, die, als het ware beschermend, zijn aangezicht omlijstten, streelden hem zacht de slapen en de wangen, in een lange, zoete, smekende, onophoudend herhaalde streling, welsprekender dan de vurigste woorden en waarin zich gans haar hart, haar liefde en haar lijden tot één enkel en uiterst gevoel van tederheid en me-