zij schreide, zonder uit haar ziekgekreten ogen nog een traan te kunnen trekken. Toen was haar kleintje binnengekomen en daarop had nog een heviger losbarsting van wanhoop plaatsgegrepen; zij had het kind onstuimig in haar armen genomen; zij had het tegen haar borst en tegen haar mond geprangd gehouden, in een schier zinneloos-tedere effusie; en hij had geen woord uit haar meer kunnen trekken: hij was heengegaan, haar als vernield in haar droefheid latend, zelf gans ontroerd en geschokt.
Hij was het nog, de goede mens, hij, steeds zo opgeruimd en dartel, terwijl hij, met terneergebogen hoofd en de handen op de rug gekruist, in zijn somber kantoor met zijn grauwe gordijnen aan de gekleurde vensterramen en zijn hoge eiken lessenaars en boekenkasten heen en weer ging. Stellig had hij, in zijn loopbaan van notaris, meer dan één aangrijpende familiescène bijgewoond, was hij in meer dan één intiem en hartstochtelijk drama gemengd geweest; maar zulke vlijmende treurspelen waren hem onbekend, hem, voor wie de liefde bestendig een louter zachte ontroering was geweest, met kalmte afgelopen op een lang vooruitgezien huwelijk. Ook benijdde Gaëtan hem nu zijn zacht geluk, zijn ongestoorde leven, dat zo rustig verliep, in de schoot van zijn gelukkig huisgezin. De uitslag van de mislukte poging van de ambtenaar had nog meer zijn hart doen bloeden en er de herinneringen van 't verleden opgegraven. Zijn gewetenswroeging, zijn medelijden, zijn smart folterden hem zó onuitstaanbaar, dat het woeste plan in hem opdaagde terstond tot haar te lopen, haar te kussen, haar te troosten, haar om vergiffenis te smeken, haar en haar kind. Och! het kind vooral, dat lief schuldeloos kleintje, dat 's avonds voor hem bad, vóór zijn beddeken neergeknield, o, hij had het toch willen terugzien, het op zijn knieën nemen, het kussen, het strelen,... het stelen, misschien, en ermee wegvluchten!... Maar het denkbeeld aan Olga, aan de beminde echtgenote, van wie hij ook een kind zou hebben, rees dan voor hem op en hij bukte 't hoofd, rood van schaamte, het hart doorboord van wroeging bij de gedachte, dat hij haar zo lelijk zou bedriegen en verraden...
De brieven van Julia, nochtans, bleven hem voortdurend toe-