de soldaten. En de vijver, die, zijdelings het kasteel, nog met een soort van schemer blonk, bedekte zich langzaam met een witte, soms vaaglijk wegzwevende dampsluier, terwijl de eerste sterren in de hoogblauwe hemel begonnen te pinken en de eerste vledermuizen gejaagd en weifelend in de zoele lucht heen en weer fladderden.
Zij spraken niet, zij genoten de zachtheid van het avonduur, door het dromerig gelispel van de krekels in mijmeringen weggevoerd. En plots was het de nachtegaal, van wie de ontroerende stem uit het midden van de stille, sombere lovers opsteeg. Zijn heerlijke tonen vervulden de weergalmen van de nacht, soms onderbroken door een lang stilzwijgen, dat de plechtigheid van de zomernacht nog aangrijpender maakte en gedurende hetwelk de wonderlijke zanger zich tot innerlijke bespiegeling scheen te begeven. Toen liep hen als een rilling over de huid en zachtkens schoof zij haar biezen zetel dicht tegen die van Gaëtan, van wie zij de hand in de hare nam. Hij rookte zijn sigaar, waarvan de gloed steeds roder werd, naarmate de duisternis daalde. Peinzend en zwijgend staarde hij voor zich heen, op de zwarte lovermassa's, waaruit de prachtige tonen kwamen. Alsdan, door de volzaligheid van haar gevoelens overweldigd, drukte zij koortsig zijn hand en haar hoofd zonk op zijn schouder, terwijl zij met een bevende stem en tranen in de ogen zuchtte:
- O, zeg, Gaëtan, zijn wij toch niet te gelukkig?
In zulke ogenblikken, op die hoogte van geluk, bezat zij zichzelf niet meer, voelde zij zich weer kind worden, met de behoefte iets buitensporigs aan te vangen. Zij wilde rond het park lopen, dicht tegen hem gedrongen, sidderend in het balsemgeurig duister van de heimvolle wegen, tevens verschrikt en gerustgesteld, met het delicieus bewustzijn zich beschermd te voelen door die welke zij beminde. Ofwel zij wilde met het schuitje varen en zij zat aan het roer, haar verliefde, bewonderende ogen op hem gevestigd, gewiegd door het dof gecadenceerd geluid van de riemen, welke hij in beweging hield. Het bootje gleed in stilte tussen de neerbuigende waterplanten, met het zachtzingend gekabbel van het water, langsheen de zijkanten. Zij vaarden onder de rustieke houten bruggetjes, daar, waar de vijver, zwart als inkt, zich