jongelingszonden zou te vergeven hebben. Daarenboven hij hield eraan dat zijn meisje geen vieille-fille werd en, haar karakter kennende begreep hij wel, dat het schier onmogelijk zou zijn haar nog te doen trouwen, indien hij zich verzette tegen haar huwelijk, met de eerste man, die zij ooit bemind had. Hij vergenoegde zich haar eenvoudig mee te delen wat hij over Gaëtan vernomen had, zonder te pogen haar te ontmoedigen of te verschrikken, haar enkel aanradend er wel op na te denken, alvorens een besluit te nemen.
En Olga had gezucht, geweend, zich tot opstand en vertwijfeling laten overgaan. Zij had dat gevoel van smartvolle verbaasdheid, van bittere onttovering ondergaan dat, in hun onwetendheid van 't leven, alle jonge meisjes overweldigt, wanneer zij voor 't eerst vernemen, dat de man, die zij beminnen, niet onbevlekt en rein meer is als zij; dat het hart, dat nu voor haar trilt, reeds vroeger voor een ander heeft geklopt. Haar eerste, spontane beweging was bepaald met hem af te breken, zo onuitstaanbaar en afkerig was haar die gedachte. Wat! zij zou een wellusteling huwen, zij die uit dien hoofde, uit haat en walg voor hun gekende ongebonden levenswijs de hand van meer dan een pretendent geweigerd had! O neen, neen, dát niet...
Zij bracht met hem een onstuimige uitlegging teweeg, zij overstelpte hem met verwijten; zij ondervroeg hem en randde hem op alle punten aan, met die aanvallende, jaloerse vergramdheid van de gekrenkte verliefde vrouw, die gevoelt dat zij toch zal eindigen met zich aan het onherroepelijke en het onherstelbare te onderwerpen. Hij, smekend en wanhopig, had zich ten beste mogelijk pogen te ontschuldigen. Hij had, met de restricties en de bescheidenheid, die haar onwetendheid van jong meisje hem oplegden, al de gemeenplaatsen aangewend en al de verzachtende omstandigheden ingeroepen, welke de mannen, in dergelijke gevallen, steeds in hun voordeel weten te gebruiken.
Hij had haar verzekerd, dat hij niet schuldiger was dan een ander, dat allen dezelfde fout bedreven, dat het een gebrek, een zwakheid was, eigen aan de natuur van de man, een zwakheid, die ze zou begrijpen, verschonen zelfs, eens als ze ook getrouwd zou zijn; een zonde, die ze toch zou te ver-