antwoord op, zij had hem reeds meermaals gevraagd er niet meer over te spreken; maar Slim voldeed hierin aan haar verzoeken niet en 't kwam haar zelfs voor - al kon ze zich toch wel vergissen - dat hij daar een soort van vermaak, ja, een zekere hovaardij in vond. En zij wist niet waarom, maar hoe groot ook haar vertrouwen in hem was, toch hield zij zich, van lieverlede, meer en meer op haar hoede en verlangde zij - hoe weinig aangenaam dit ook zijn mocht - de tegenwoordigheid van de weduwe Balduk als hij in huis was. Tot dusver, nochtans, had hij nog niets aangewend, dat haar argwaan kon rechtvaardigen; maar, op zekere namiddag, dat ze zich bij toeval alleen bevond, stond hij eensklaps van zijn stoel op, naderde tot haar en zei, glimlachend zijn hand op haar schouder leggend:
- Mariatje, zijt ge dan boos op mij?
Zij verschrikte, zij staakte 't speldewerken en keek naar hem op, werktuiglijk, met een uitdrukking van smeking op het gelaat, zich achteroverbuigend om zijn streling te ontgaan. En 't was deze beweging, gepaard met die smekende, schier verwijtende blik, die hem plots als uitzinnig maakte. Hij greep haar woest in zijn beide armen, duwde haar op haar stoel achterover en drukte zijn mond op de hare, driftig, in een aanval van ontembare begeerte stamelend:
- Maria, o Maria, laat mij het nu ook eens doen, 't is reeds zo lang dat ik er goesting naar heb!
Zij had een korte, doffe gil geslaakt, zij was overeind gesprongen en verdedigde zich krachtig, zonder eigenlijke gramschap maar met onwrikbare vastberadenheid antwoordend:
- Neen, neen, wat peinst ge, Theofiel; ge moogt niet! Ge moogt niet! Ge moogt niet!...
Doch hij liet haar niet los, hij versmachtte haar met kussen, hij sloot haar woester in zijn armen, hijgend herhalend:
- Waarom niet? Waarom niet? Wij hebben toch de naam dat wij te zamen doen!
Zij wilde niet, zij verdedigde zich krachtiger, hijgend en het aangezicht angstig vertrokken. En, in de hardnekkigheid van de strijd klonk haar stem eindelijk dreigender:
- Theofiel, ge moogt niet, of 'k ga roepen!