Verzameld werk. Deel 1
(1974)–Cyriel Buysse– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
XIDe veertiende oktober, juist de zaterdag vóór Brakel-kermis, greep het huwelijk plaats. Te zeven uur 's morgens bevond men zich beneden, in de grote herbergzaal van het gemeentehuis. Balduk had geen vader meer; zijn moeder, een reeds bejaard, gebogen en halfonnozel vrouwtje, dat slechts met moeite voor de moeder van zulle een ruwe, struise kerel als Reus kon doorgaan, vertegenwoordigde alleen de familie van gene kant. Beert en zijn vrouw, van hun zijde, hadden Maria vergezeld; en Slimke Snoeck en Maaie Troet, waren wederzijds als trouwvaarke en trouwmoerke aangesteld geworden. Maria, steeds goedhartig, en genegen om het tegenover haar gepleegde onrecht te vergeten, had eerst Witte Manse willen vragen, maar Reus zelf, thans woedend op de twee vrouwen uit de Gelapte Sjako, die, naar zijn bewering, de oorzaak van hun vroegere onenigheid waren, had zich op de krachtigste wijze daartegen verzet. De wettelijke echtverbintenis werd vlug voltrokken. De burgemeester en dienstdoende ambtenaar van de burgerstand, een oude, rijke boer, die begon kinds te worden, had zich, midden in de herbergzaal, met zijn secretaris aan een tafeltje gezet en was, in tegenwoordigheid van vier getuigen: een smid, een timmerman, een kleermaker en een bakker - gewoonlijk voor zulke huwelijken op het laatste ogenblik van hun werk gehaald, zodat ze steeds in arbeidspak te voorschijn kwamen - de verschillende akten en getuigschriften begonnen af te lezen. Hij was zeer lang van gestalte en mager, met een beenderig, hooggekleurd gelaat en verwilderde ogen; en zijn uitspraak had iets zeer verwards en belachelijks, daar hij elke volzin en schier ieder woord met een zonderlinge bijklank, met een slepend ‘oeoeoe’ begon of | |
[pagina 47]
| |
eindigde. Deze zeldzame manier van spreken, die legendair was te Brakel en in de omliggende gemeenten, verwekte de gedempte lachlust van bruiloftsgasten en getuigen, terwijl de secretaris, een soort van hercuul, met gespikkelde baard en haren, van tijd tot tijd en zonder dat zijn ernstig aangezicht van uitdrukking veranderde, naar de een of de ander van de aanwezigen knipoogde, als om te zeggen: dat gaat er hier zonderling toe, hè? Alleen het meisje van de herbergier, een mager zwartje met een puistig aangezicht en twee veekopers, die borrels dronken aan de schenktafel, kerels met lange, blauwe kielen en bruine, knobbelige stokken in de hand, waren daar als publiek aanwezig, terwijl buiten, vóór de vensters, met Luizema aan 't hoofd, een nieuwsgierige, luidruchtige bende jonge knapen en meisjes wemelde. De burgemeester had zijn lezing gestaakt om naar de moeder van Reus op te kijken. - Oevrouwoe Baldukoe, stemt gij toeoe in 't huwelijkoe van uwen zoonoe Kamieloe met Maria oeBeertoe? Het oud, half onnozel vrouwtje keek op en schudde 't hoofd, alsof zij niet begrepen had. De secretaris moest de vraag herhalen en toen knikte zij toestemmend, met doffe, hese stem zeggend: - O, bah ja ik, Menere; dat is mij gelijk, Menere. - oeBeertoe, herbegon de burgemeester, zich tot Beert omwendend, en dezelfde vraag om toestemming werd uitgesproken. Maar een schandaal greep plaats: Maaie Troet, die sinds ettelijke ogenblikken vruchteloze pogingen aanwendde om een overweldigende lachlust te beteugelen, barstte eensklaps hardop los. Zij wrong zich op haar stoel, zij hield de beide vuisten aan de mond, als om erin te bijten, terwijl Luizema, van buiten, met haar grove jongensstem riep: - Kijkt 'nen keer! wa krijgt de dieë! Gebelgd, geërgerd, had zich de burgemeester omgekeerd. - Oe als geoe wilt lachenoe, moogt ge buiten gaanoe, zuldoeGa naar voetnoot1... Maaie Troet, verstikkend, hield zich in, de wangen purper, | |
[pagina 48]
| |
de ogen uitgepuild en wenend, de beide handen aan de mond. Toen herhaalde de burgemeester, met een loense, nog woedende blik op Maaie, aan Beert zijn vraag. - O, dat ze doen wat ze willen, dat kan mij niet schelen, antwoordde deze, luchtig. - Ja, maaroe, stemt ge toe, ja of neenoe? vroeg de andere opschietend. - O, bah joa ik, ze mogen zij zowel gefopt zijn als een ander, schertste Beert opnieuw. En toen vrouw Beert ook haar toestemming gegeven had, werd de plechtigheid voltrokken. De beestenkopers aan de schenktafel hadden, kwinkslagen wisselend, verse glazen jenever besteld en de stoere secretaris was met een onduidelijke, toonloze stem de huwelijksakte begonnen voor te lezen. Na enkele minuten onderbrak hij zijn lectuur, wachtend op zijn akte starend. En de burgemeester, dadelijk het oog naar Reus opslaande, vroeg: - OeKamiel Baldukoe,... verklaart gij voor wettige huisvrouw te nemen oeMaria Beertoe? Een plechtige stilte was schielijk in de herbergzaal ontstaan. Allen keken ernstig en gewichtig naar de trouwers, zelfs de vier getuigen en de beestenkopers aan de toog, terwijl Luizema en haar bende, met stijgende nieuwsgierigheid, het door de handen ingelijste hoofd tegen de buitenvensters drukten, zodat zij een gekke rij van gedrochtelijk schijnende gezichten, met platte, tegen de ruiten ingedrukte neuzen en monden vertoonden. - Ja ik, Meneer, antwoordde, kalm, Balduk. - oeMaria Beertoe, hernam de burgemeester, zich tot het meisje wendend, verklaart gij voor wettigen echtgenoot te nemen Kamiel Balduk? - Ja ik, Meneer den burgemeester, antwoordde Maria, blozend het oog ten gronde slaande. - Eiweloe... in name der Wetoe... verklaar ik u beiden door den huwelijksband verenigdoe... - Proficiat! Proficiat! herhaalden halfluid de getuigen. En een van hen maakte een schuine zinspeling op Maria's zwangere toestand. Een glimlach kwam op de gelaten, de trouwers dankten en de secretaris, de lezing van de akte voort- | |
[pagina 49]
| |
zettend, hernam met zijn toonloze, verwarde uitspraak: ... - welk huwelijk openbaarlijk is voltrokken ten gemeentehuize, waarvan wij deze akte hebben opgesteld in tegenwoordigheid van Desiderius Bourgeois, oud vierenveertig jaren, hoefsmid; Alexander van de Walle, oud zesendertig jaren, timmerman; Leo Verdonck, oud dertig jaren, kleermaker en Isidoor Verginst, oud tweeënvijftig jaren, bakker, alle vier wonende te Brakel, hiertoe aanzochte getuigen, welke na voorlezing met ons deze akte hebben getekend. Op een teken van Reus had het meisje in de toog verse glazen volgeschonken, jenever voor de mannen, anijs of munt voor de vrouwen. - Kunt ge naamtekenen? vroeg de secretaris aan Balduk, toen de lezing geëindigd was. Hij schudde 't hoofd en ook niemand van de bruiloftsgasten kon, uitgenomen Maria, die ontroerd, met trage, licht bevende hand, haar naam onder de akte zette. Toen stonden zij langzaam op, en, nadat Reus aan de schenktafel de vertering betaald had, verlieten zij 't gemeentehuis om zich ter kerke te begeven. De vrouwen gingen voorop, door Luizema en haar bende gevolgd, de mannen kwamen een twintigtal passen achter. Deze laatsten hadden, vóór het uit 't gemeentehuis vertrekken, hun pijpen aangestoken en het speet hun, als zij aan de ingang van het kerkhof komende, die reeds moesten uitkloppen. De geestelijke plechtigheid werd nog vlugger voltrokken dan de wereldlijke. Meneer Verraert, de onderpastoor, zag er zeer misnoegd uit, en mompelde met weerzin zijn Latijn, zonder zelfs eenmaal het oog op de trouwers te vestigen. Alleen de nonnekens uit het klooster en een tiental hoestende en kuchende kwezels en kwezelaars, bestendige bijwoners van alle kerkelijke plechtigheden, waren in de kerk aanwezig, en al de bruiloftsgasten vonden het er zó stikkend en bevangen, vooral toen de blauwwalmende wierook onder de gewelven begon te stijgen, dat zij, zodra de mis gedaan, luid zuchtend van verlossing buitenkwamen en al spoedig in de Dubbele Arend, op de markt, een verversing gingen nemen. Zij toefden er echter slechts enige ogenblikken; zij trokken algauw, uitgehongerd, naar het huis van | |
[pagina 50]
| |
Beert, om te ontbijten. Schier al het volk stond in de Zijstraat op de dorpels uit. - Proficiat, zildeGa naar voetnoot1! Proficiat! klonk het van deur tot deur de stoet in het voorbijgaan tegen. Vóór de deur van 't Stinkerken en vóór die van de Gloeiende Koteraar werden de trouwers ‘gestropt’Ga naar voetnoot2 en moest Reus trakteren. Donder de Beul en enige andere kerels van de roversbende lieten zeer gewaagde kwinkslagen horen; anderen lachten het echtpaar uit, maar alles ging toch in 't fatsoenlijke, behalve vóór de Gelapte Sjako, waar Stoute Treze, die in 't deurgat stond, op een uitdagende toon, terwijl de bruiloft bij Beert binnentrok, tot een buurvrouw van daarover riep, dat haar man zaliger, toen hij haar huwde, eerst in de herbergen zijn schulden gaan betalen was. Dit was een zinspeling op Reus, van wie zij, met of zonder recht, nog enige franken in betaling van drank te eisen had. Maar die belediging werd door de bruiloftsgasten niet gehoord of niet begrepen en Witte Manse trok al gauw haar moeder binnen, op uitscheldende toon in de straat roepend: - Toe, toe, toe, houd u met dat smerig volk niet bezig, wij moeten immers naar het geld dat zij ons schuldig zijn niet wachten om er brood van te kopen! |