innigheid en liefde. Maar hij kon het niet helpen dat hij zelf gezond was en normaal en dat in hem het leven triomfeerde over de vernieling. Hij kon het niet helpen dat de herboren lente weer zoo frisch en zalig was, en dat de verliefde vogels zongen en dat de milde aarde bloemengeurde en dat het leven hem riep... hem riep, met alle krachten.
Zoo was het een herleving, een ontembaar opjubelende herleving als na een lange, zware ziekte. Nog nooit had hij zijn leven, zijn bedrijf zoo lief gehad. Nog nooit had hij de oude Manse aan zich zoo verknocht gevoeld, nog nooit had hij als nu, de trouwe zorgen van Tieldeken gewaardeerd. En zelfs de Verstratsjes, die hij een tijdlang had vermeden, waren weer zijn vaste kameraden geworden. Tot zijn dieren toe: zijn vos, zijn schimmel, en Impikoko en Oe-Oe, het waren allemaal teruggevonden vrienden, die hij in ondankbare nalatigheid of onverschilligheid te lang verwaarloosd had.
Bij de Dufours, echter, was nog geen genezing of herleving te bespeuren. Daar drukte de wreede tragedie met al haar vernielende kracht. De oude heer kwam er niet over heen; de meisjes schaamden zich en schuwden de menschen. De Tantes, vooral tante Clemence, legden al de schuld op Raymond; maar die zich 't meest getroffen voelde was Max. In Juni had hij zich op de lijst laten brengen als volksvertegenwoordiger en was niet gekozen geweest. Hij twijfelde geen oogenblik of de smet, die door Adrienne op zijn naam en zijn familie viel, was daar de eenige oorzaak van en het ziedde in hem van haat en opstand tegen zijn ongelukkige zuster. De anderen waren dag en nacht met haar bezig, aanhoorden met bevenden angst de berichten van den dokter, die haar af en toe in