| |
| |
| |
IV.
Klokslag drie kwam Floorken, meneer Dufour's koetsier, met den dichten landauwer voorgereden. Max hielp Marie en zijn zusters instijgen en nam zelf plaats op den bok, naast den koetsier. Meneer Dufour reed niet mee; er was geen plaats in 't rijtuig. Ook achtte hij zijn tegenwoordigheid niet absoluut noodzakelijk.
Zij reden naar de Tantes, op bezoek...
Geen van allen had er de minste zin in, maar zij voelden en begrepen allen, dat het geen dag langer mocht worden uitgesteld; dat het móést.
Marie en de drie zusters waren alle vier sober en stemmig gekleed; de zusters in grijs en zwart en Marie in haar bruine tailleur en het klein, donkerbruin hoedje, met den fel-oranje strik. Bezorgd hadden Clara en Edmée even naar dien oranje strik gekeken. Zou je hem er niet beter afnemen? had Clara geopperd.
- Waarom? vroeg Marie, die daar niets voor voelde.
- Om de Tantes... ze zijn nogal eigenaardig op dat gebied.
- Ik zou er mijn hoedje heelemaal mee ontsieren; het geeft de fleur aan mijn heele pak, meende Marie.
Adrienne viel haar schoonzuster bij, maar de anderen
| |
| |
waren 't er niet mee eens. Het gaf eenige discussie, die bijna ontstemming dreigde te wekken, tot Max er zich eindelijk mee bemoeide en besloot dat de strik op 't hoedje blijven zou. Clara en Edmée zetten even een vrij zuur gezicht en vonden dat Max wel pauserig deed en zich bezig hield met dingen waar hij geen verstand van had. 't Was echter slechts een vluchtig wolkje van misnoegdheid geweest; zij waren er gauw weer over heen en reden nu met eensgezindheid naar de Tantes toe.
- Maar hoe en wanneer zal ik het haar nu toch zeggen? vroeg Marie voor de zooveelste maal.
- Als het te pas komt! herhaalde Clara, ook voor de zooveelste maal.
- Maar als het niet te pas komt?
Ja... dan wisten zij ook geen raad. Het was een netelige zaak. Het moest medegedeeld worden, hoe dan ook. Maar hoe het zou opgenomen worden, dat kon geen van allen voorspellen.
Zij reden door het stille winterlandschap, met de grijze lucht en de triestig bladerlooze boomen. De velden lagen naakt en grauw en benden zwarte kraaien zwermden er krassend overheen en streken soms over de nat-glimmende aarde neer, als groote, dwarrelende roetvlokken. De hier en daar verspreide boerderijen, onder hun strooien daken als 't ware in den grond gedrukt, deden denken aan sombere, verlaten eilanden midden in een troostelooze zee. Wat leek dat alles desolaat en triestig en wat drukte het zwaar het gemoed van hen die nog maar pas uit de lachende zonnelanden terugkeerden! Marie verademde toen zij eindelijk uit de lage modderstreken kwamen en op droger, lichter land, de eerste dennenbosschen zagen. Daar
| |
| |
ontwaarden zij reeds het groote dorp met stompen toren waar de Tantes woonden. Max keek even om op den bok en wees het zijn vrouw met den vinger, glimlachend. Zij glimlachte terug, maar wat zou ze blij zijn als dat bezoek afgeloopen was.
Zij kwamen in het dorp. Zij hoefden er niet door te rijden, zij konden dadelijk rechts afslaan en na enkele minuten reden zij door 't openstaande inganghek der Tantes buiten. Marie zag vluchtig het witgeverfde huis van twee verdiepingen met vaalgroene luiken en den lusttuin in winternaaktheid, die omgeven was door een breede, rechthoekig-omlijstende sloot.
Max sprong van den bok en belde aan. Bijna onmiddellijk kwam Eemlie, de oude keukenmeid, opendoen.
- Zijn de Tantes thuis? vroeg Max voor den vorm, want hij wist wel dat zij thuis waren.
- Joajoa z' menier Max, kom moar binnen; ge zij welgekomen, zulle! antwoordde Eemlie vriendelijk glimlachend en onderdanig buigend.
De dames waren uitgestapt en Eemlie en Max hielpen haar de mantels afnemen. Toen duwde Eemlie in de vestibule een deur open en zij traden de woonkamer binnen.
De Tantes, die met handwerk bij het breede, lage raam zaten, dat uitzicht op den tuin had, rezen alle drie van haar zitplaats op. Tante Clemence, als de oudste, trad de bezoekers drie passen te gemoet; tante Estelle en tante Victoire bleven even met de hand op de rugleuning van haar fauteuil, roerloos staan.
- Welkom... welkom... zei tante Clemence; en tante Estelle en tante Victoire echoden.
- Welkom... welkom.
| |
| |
Allen drukten handen en glimlachten vriendelijk, maar er werd niet omhelsd.
- Zet ulder... zet ulder... zei Eemlie, familiair gedienstig, terwijl zij ijverig stoelen bijschoof.
Allen namen plaats en zij begonnen te praten.
- 't Is nogal goed weer, nietwaar? zei tante Clemence.
- Heel goed, heel goed! beaamden zij in koor.
- En hoe hebt ge 't op de reis gehad?
- Heel goed, Tante, heel goed.
Tante Clemence bekeek strak de jonggehuwden met haar felle oogen terwijl ze die vraag stelde en meteen viel haar blik op het oranje strikje van Marie's hoed. Zij had een kort gebaar als van verbazing, doch maakte geen opmerking. Zij keek er een tweede maal naar, wat ook de aandacht der beide andere Tantes er op vestigde. Tante Estelle had een zoeten glimlach en vouwde machinaal haar handen; Tante Victoire keek dadelijk op zij en scheen te blazen.
- O, heel goed, Tante, bijzonder schoon weer en veel gezien, herhaalde Max. En hij haalde een pakje te voorschijn, dat hij onder den arm droeg en zei, terwijl hij met zenuwachtige vingers het touwtje losmaakte:
- Wij hebben voor ieder van u 'n souvenirtje meegebracht uit Rome.
De oogen van de Tantes blonken van verwachting. 't Waren als drie kinderen die hun Sinterklaas gaan krijgen. Max ontvouwde zorgvuldig het pakje en haalde er drie groote prachtige rozenkransen uit met zilveren medaljes en drie mooie portretten van Zijne Heiligheid den Paus.
- Als 't u belieft, Tante Clemence; als 't u belieft,
| |
| |
tante Estelle; als 't u belieft, tante Victoire, zei hij, de geschenken overhandigend.
De drie oude vrijsters hadden alle drie een warme kleur van emotie over haar gezicht gekregen. 't Was als een onverwachte blos van jeugd, die eensklaps haar verlepte trekken op kwam fleuren. 't Was of zij een liefdesverklaring in ontvangst namen.
- O!... 't is te veel, 't is te veel! stotterde tante Clemence werkelijk ontroerd. Tante Estelle kon niet spreken; zij had tranen in de oogen; tante Victoire's gezicht verwrong zich plotseling tot een griezeligen grijnslach, alsof ze niet goed wijs was.
Zij hielden de rozenkransen in de hoogte en keken naar de kraaltjes en medaljetjes met weeke oogen van verteedering; en voor de prachtige fotografiën stonden zij in roerlooze en lange contemplatie, met lippen die trilden.
- De rozenkransen zijn door den Heiligen Vader gezegend, verklaarde Max met een mat-plechtige stem.
- O... o... o... slaakten dof de Tantes.
Strak keek tante Victoire Max eensklaps aan.
- 't Is nog jammer dat ge ook voor Eemlie niet wat hebt meegebracht, zei ze.
- 'k Heb iets voor haar mee, Tante, juichte Max opgetogen. En hij taste in zijn zak en haalde nog een rozenkrans te voorschijn, wel veel minder groot en mooi dan die der Tantes, maar toch nog heel mooi, met koperen medaljetjes in plaats van zilveren.
- En is hij ook door den Heiligen Vader gewijd? vroeg in diepe ontroering tante Estelle.
- Zeker, Tante; wel zeker! bevestigde Max plechtig.
- Eemlie... Eemlie... kom ne kier hier! riep tante Clemence de deur half openduwend.
| |
| |
De oude meid kwam binnen, ietwat geschrikt door 't opgewonden roepen en staarde vragend om zich heen.
- Eemlie, hier es iets da 'k veur ou uit Reumen hè meegebracht, glimlachte Max. Zie,... ne poaternoster... en hij es in mijn tegenwoordigheid gezegend deur Zijn Heiligheid de Paus!
De oude meid veegde machinaal aan haar schort haar ruwe handen af, die eensklaps geweldig begonnen te beven. Meteen gingen haar oogen en haar mond rond open en ze uitte een zuchtend geluid, dat uit het diepste van haar wezen scheen op te wellen. Plots trok dat gansche gezicht als 't ware weg en zij begon te steunen en te schreien: Deur Zijn Heiligheid de Peiws gezegend... moar meneer Max... 'k en durf ik dat in mijn handen nie nemen... 'K 'n mag ik dat in mijn handen nie nemen... wa peist-e toch, meneer Max... En eensklaps viel ze heftig aan 't snikken.
- Toetoet, Eemlie, ge meug gij da zeker in ou handen nemen, zei Tante Clemence met drang. Doch zij was zelve zoo diep geschokt, dat zij niet langer haar emotie kon beheerschen en eensklaps ook in wilde tranen uitbarstte.
Toen werd het als een waanzin in het huis der oude vrijsters. Tante Clemence stak tante Estelle aan; tante Estelle, tante Victoire; en het sloeg dadelijk over tot de nichtjes en Marie en zelfs tot Max, hoe hij zich ook stramde om bedaard te blijven. Het was een hysterisch gezucht en geschrei van al die vrouwen; het leek wel of een ongekende ramp over haar was neergekomen; en of ieder van haar ten slotte huilde voor een eigen, heimelijk leed, dat anders niet onder woorden was te brengen.
Tante Clemence bedaarde het eerst. Zij bekende dat het
| |
| |
belachelijk was zoo te schreien, wijl er alle reden bestond om tevreden te zijn; zij veegde met wilskracht hare tranen af en zei aan Eemlie, dat zij nu maar spoedig moest de koffietafel klaar maken. Dit bracht een zeer gewenschte afleiding, de glimlach kwam terug op de gezichten en de gesprekken werden voortgezet. Alleen Edmée, met haar slechte gezondheid, bleef nog een poos in stilte na-huilen.
Eemlie had zich gerept en weldra zaten zij allen aan de ronde tafel, bij de breede, lage ramen, die uitzicht op den tuin hadden. De koffie werd door Eemlie rondgeschonken, de Tantes lieten de welgevulde schalen met appetijtelijke krentenbroodjes en pasteitjes circuleeren.
- En nu, zei Tante Clemence, Max en Marie strak aankijkend; nu is de vacantie voorbij en gaat het serieuze leven weer beginnen, hé?
- Natuurlijk, Tante; binnen drie of vier dagen zit ik weer volop in de praktijk, antwoordde Max.
- Het zal nu ook ernst moeten zijn, meende Tante. Nu zijt ge niet meer alleen; nu moet ge voor 't huisgezin zorgen.
Vragend keek Marie naar Max op. Nu of nooit was 't oogenblik om het groote nieuws harer blijde verwachting aan de Tantes mee te deelen. Zij had de woorden alvast op haar bevende lippen, maar nog liever had ze 't door Max zelf hooren zeggen. Hij wrong zich even op zijn stoel, sloeg de oogen ernstig neer. Maar in plaats van de woorden die Marie verwachtte, viel er slechts toonloos van zijn lippen:
- Da's zeker, Tante; natuurlijk... natuurlijk.
Marie, en ook de zusters, loosden een onwillekeurigen zucht van diepe teleurstelling. Wat was hij bang voor de
| |
| |
Tantes, Max die anders steeds zoo zelfbewust en betweterig deed!
- Bijvoorbeeld, voer tante Clemence onmeedoogend voort, die jachtpartijen en dat paardrijden met dien meneer Raymond, dat zal voorzeker niet zoo gemakkelijk meer gaan.
- Ha!... 't is te vreezen, Tante; ik zal daarvoor misschien niet heel veel tijd meer over hebben.
Er was een korte stilte. Een stemming van benauwdheid drukte vagelijk. Bij 't onverwachte hooren van Raymond's naam was een golf van kleur naar Adrienne's aangezicht gestegen en dadelijk weer weggebleekt. Niemand had het gemerkt, doch haar hart bleef kloppen als een uurwerk.
- Du reste, ging Tante weer voort in 't Fransch, omdat Eemlie juist met een versche koffiekan binnen kwam, il a trouvé de nouveaux compagnons, ces cousins à vous, Marie, qui sont venus à votre diner de noce et qu'on voit maintenant régulièrement avec lui dans le village.
- Oui, je sais, ma tante, antwoordde Marie bedeesd, alsof ze voelde dat ze zich voor haar neven moest verontschuldigen.
- Het schijnen geen al te bijzonder recommandable jongelingen te zijn, naar ik zoo hoor, ging Tante voort zoodra de meid verdwenen was. In uw plaats, Marie, zou ik ze maar niet te veel aantrekken.
- Dat ben ik ook niet van plan, Tante, maar het was moeilijk ze met mijn huwelijk heelemaal uit te sluiten, antwoordde Marie onderdanig.
De zusters zaten benauwend stil als beelden en Max plukte zenuwachtig aan zijn baard. De kans om het groote
| |
| |
geheim mee te deelen scheen heelemaal verkeken; en toch, het moest gebeuren; de Tantes zouden 't nooit vergeven als ze 't indirect door anderen te hooren kregen. Was er maar gelegenheid om het op een anderen dag te zeggen! Doch wanneer? Het kon best zijn dat ze de Tantes in geen maanden meer ontmoetten.
Eensklaps nam Max al zijn moed bij elkaar, hij kuchte en, met een stem die licht beefde:
- Wij zullen allicht ook niet in staat zijn om de eerstvolgende maanden veel menschen te ontvangen, want... bij Marie... is er waarschijnlijk iets op komst... ge begrijpt wel wat ik bedoel... enfin... het kan natuurlijk nog veranderen... maar ik denk toch... begrijpt ge...
Hij verwarde in zijn zinnen; hij kreeg een kleur en werd weer bleek; hij glimlachte pijnlijk en onnoozel, heelemaal van streek gebracht door de zes verbaasde oogen, welke de drie verblufte Tantes op hem priemden.
- Meent ge... dat... dat... dat er nu al een kind moet komen! stotterde eindelijk tante Clemence, met verdoofde stem.
- Dat is toch wat wij denken, Tante.
De zes oogen wendden zich van Max af, gingen zich recht priemen op Marie, die met gloeiende wangen het hoofd bukte.
- Ik... ik denk het toch ook, stamelde zij.
Er heerschte een heele poos complete stilte. 't Was als een reuzensteen die eensklaps in een stilstaand water was geploft en nu langzaam naar de diepte zonk. Tante Clemence keek hen om beurten aan met strak-starende oogen waarin mysterieuze gedachten en gevoelens zich schenen te weerspiegelen. Een heel licht rood kleurde haar door- | |
| |
gaans doffe wangen. Tante Estelle, het hoofd naar links gebogen, had een vreemde uitdrukking op het gelaat, alsof haar iets was meegedeeld, dat zij liefst niet gehoord had. En tante Victoire, die even een beweging had gemaakt alsof ze van haar stoel wou opstaan, was bijna angstwekkend bleek geworden, met verdiepte rimpels en groeven in haar verlept gezicht en zenuwachtige trekkingen van haar mond, die scheen te willen blazen en niet blazen kon. De nichtjes bleven recht-roerloos als beelden zitten; men kreeg den indruk of ze niet meer leefden.
- Ge moet het weten... ge moet het zelf maar weten... maar zoo gauw... zoo gauw... liet eindelijk tante Clemence, met een afkeurende hoofdschudding, van haar dunne lippen vallen.
- Ja... ja... wat wilt ge... dat komt zoo... deemoedigde Max.
Tante Estelle knikte zacht en herhaaldelijk met het hoofd. Zij scheen van haar eerste ontzetting ietwat bekomen; zij scheen te begrijpen, te verontschuldigen, te vergeven. Zij keek ietwat benauwd naar tante Victoire, die naast haar zat en nog maar steeds vruchtelooze pogingen aanwendde om een klank te uiten of te blazen.
Tante Clemence had zich heelemaal hersteld. Een harde plooi kwam om haar dunne lippen, haar oogen keken stug, haar streng gelaat kreeg weer zijn alledaagsche strakheid.
- Surtout... surtout... fluisterde zij op een toon van berispende vermaning, als gold het iets dat toch niet heelemaal avouabel was, laat er niets van merken aan de meid; die is zoo babbelziek en het is waarachtig niet noodig
| |
| |
dat zij zulke nieuwtjes in het dorp gaat colporteeren. Willen wij een toertje in den hof gaan doen?
Zij stonden van tafel op en 't was voor allen een verlichting. Tuinhoeden werden opgezet, mantels werden omgehangen; zij gingen door de glazen deur naar buiten en liepen langzaam slenterend langs de grintpaden.
Max ging met Marie voorop. Marie schreide. 't Is of we 'n misdaad hadden begaan, kreunde zij. Max hield haar hand in de zijne en drukte die zacht. Hij deed zijn best om haar te troosten.
- Ach, wat wilt ge, 't zijn oude juffrouwen, ze kunnen daar niet bij’, suste hij.
- Ze doen en ze zijn zoo godvruchtig’ klaagde Marie. Hoe rijmen ze hun stugge weerbarstigheid in dit geval dan samen met de woorden van den Heer: gaat en vermenigvuldigt? -
- Ach, dat zal alles immers wel passeeren’, vergoelijkte Max. ‘Bedenk eens: drie oude, verdorde zusters, die nooit, maar nooit eens door een man zijn aangehaald of gestreeld! Kom, geef mij gauw een zoen!
Hij trok haar mee achter een park rhododendrons, omsloot haar vlug, met hartstocht, in zijn armen.
- Pas op, ze zouden woedend zijn als ze 't zagen! fluisterde zij angstig hem van zich afduwend.
De Tantes en de nichtjes volgden, zes donkere verschijningen op de lichte grint-allee omlijst door kegelvormige gewassen. De heele tuin met te veel sparren-soorten deed denken aan een kerkhoftuin en de zes strenge maagden die daar langzaam in wandelden, waren als zes weduwen, rouwend om eenig onvindbaar verloren geluk. In de naakte twijgen van een bladerloozen beukeboom zat een
| |
| |
spreeuw haar half-klagend, half-spottend kort liedje te zingen en vóór de voeten van de zusters en de Tantes huppelvloog familiair een roodborstje met haar mede, de pootjes fijn en recht als stokjes glas, de oogjes blinkendrond als kraaltjes, het borstje gevlekt met zijn befje, rood als hartstocht en bloed. De zon ging wazig onder; een grijze wintermist kwam aansluipen.
- 't Zal tijd gaan worden om terug te keeren, meende Clara. En zij riep naar Max, die aan 't eind was van den tuin:
- Max 't wordt tijd, 't gaat donker worden.
Floorke, die bij Eemlie in de keuken koffie had gedronken, stond met het rijtuig voor. De nichtjes en Marie namen afscheid van de Tantes en stapten in. Max klom, als bij 't vertrekken, naast Floorke op den bok.
De Tantes stonden met haar drieën op een rijtje en keken naar den aftocht. Tante Clemence glimlachte met een air van gesloten zelfvoldaanheid, tante Estelle keek heel vriendelijk; en tante Victoire had eindelijk het blaasvermogen weergekregen; zij blies heel duidelijk, terwijl zij staarde met chagrijnig-zuur gezicht en binnensmonds iets brabbelde van voorzichtig rijden in de duisternis. Eemlie stond achter haar en dankte nog van verre voor het mooi geschenk, met vochtige oogen.
Max had een sigaar opgestoken en dampte gulzig, in de frissche avondlucht. Hij scheen nog zenuwachtig opgewonden, hij kon niet rustig blijven zitten en keerde zich af en toe om naar Marie en zijn zusters in het rijtuig, en riep haar iets toe dat zij moeilijk konden verstaan.
- Wat wil hij toch? Wij verstaan hem niet! lachten zij. Langzamerhand waren zij weer opgefleurd, na de be- | |
| |
nauwdheid van 't geducht bezoek. Het was een ware verademing. Al waren zij in 't geheel niet uitbundig van aard, toch voelden zij nu een behoefte om hun teruggekregen vrijheid blij te vieren; en zij praatten en lachten onder elkaar en hadden levendige pret om Max op den bok, die af en toe gekke figuren maakte en soms wijd zijn beide armen uitsloeg, als een die in een dwangbuis heeft gezeten. Eensklaps zagen zij hem sterk voorover hellen en in de schemering strak voor zich uit kijken. Haast tegelijkertijd liet hij een juichkreet hooren en deed Floorke 't rijtuig stilhouden.
- Wat is er toch? riepen Marie en de meisjes schrikkend. Het antwoord kwam van zelf, in de gedaante van drie ruiters, die plotseling uit het halfduister opdoemden en naast den landauer, op het zijpad stilhielden.
- Och God! kreet onwillekeurig-hardop Adrienne.
Het was Raymond met Marie's beide neven: de Verstratsjes!
Max was haastig van den bok gesprongen en drukte met verrukking zijn vriend de hand. Waar rijdt ge zoo laat nog naar toe? hoorden de dames hem vragen.
- Edmond en Evarist 'n eindje uitgeleide doen, antwoordde Raymond glimlachend.
Clara liet een van de raampjes in het rijtuig neer en stak het hoofd naar buiten.
- Mademoiselle, groette Raymond, beleefd vooroverbuigend. Meteen zag hij vagelijk de andere dames en groette weer, zijn hoed afnemend. De Verstratjes, achter hem, volgden eenigszins onhandig en boersch zijn voorbeeld. Marie trok zich in de diepte van 't rijtuig terug om met haar neven geen gesprek te moeten aanknoopen.
| |
| |
- Hoe hebt ge 't op reis gehad? vroeg Raymond.
- O, best, zei Max; ik zal u dat alles later wel vertellen. Maar, zeg, dat is 'n nieuw paard, dat ge daar hebt?
- Ja, en een voortreffelijk! jubelde Raymond. Jongen, daar hebt ge geen idee van! Wilt ge 't eens probeeren?
- Ha, ja maar, nu niet, hè! lachte Max. Weet ge wat, ik kom u spoedig eens opzoeken.
- Ja, doe dat, doe dat!
De Verstratsjes, op hun paarden, werden ietwat ongeduldig. Hun dieren trappelden en wilden naar huis. Het werd ook laat, en duister.
- Nou, weet ge wat, zei Raymond tot de Verstratsjes.
Gij kent den weg, nietwaar? Ik laat u maar alleen gaan en keer naast het rijtuig terug.
Adrienne, die met gloeiende wangen tegenover Clara zat, stak nu op haar beurt het hoofd door 't raampje. Zij zag Raymond op zijn grijzen schimmel en haar bewonderende blik scheen hem voor zijn woorden te danken. 't Was haar te moede of hij voor haar, voor haar alleen zijn vrienden in den steek liet om naast haar terug te rijden. Zij dacht geen oogenblik dat het louter ruitersijdelheid kon zijn om aan Max zijn mooi nieuw paard te vertoonen. Zij glimlachte hem minzaam toe, maar eensklaps schrok ze van 't gezicht van een der Verstratsjes, dezelfde die reeds eenmaal haar geheim halvelings had onderschept - en die haar nu grinnikend van op zijn zadel in de schemering zat aan te grijnzen. Zij trok zich spoedig in de schaduw van den landauer terug, terwijl Raymond vlug zijn paard omkeerde en met een handdruk van de Verstratsjes afscheid nam. De Verstratsjes groet- | |
| |
ten lomperig de dames met hun karwats, gaven hun paarden van de sporen en verdwenen in de duisternis.
De landauer rolde weer met dof geratel over den steenweg en Raymond reed er bedaard op 't zijpad naast, gelijk een eerewacht. Adrienne kon hem, ondanks de invallende duisternis, heel goed zien en wendde niet de oogen van hem af. Wat reed hij flink en wat zat hij gemakkelijk in 't zadel! Het leek wel of hij in een fauteuil zat. Hij was zoo heelemaal één met zijn mooi paard. Zij zag den gladden schimmelrug vaag glimmen en de mooie, lange, bleeke staart zwiepte traag en sierlijk onder het gelijkmatig draven heen en weer. Zij voelde welk een genot het zijn moest zoo te kunnen rijden. Het was iets nobels, iets van rustige kracht en schoonheid, dat machtig tot haar doordrong. Zij kon haar geboeide oogen er niet van afwenden en van lieverlede was het of zij iets wonderlijks zag gebeuren; iets van droom of feerie, iets als een toover-atmosfeer die hem omhulde en waarin hij zich, als een bijna irrëeele verschijning, scheen voort te bewegen. Wat was het? Wat gebeurde er met hem en met zijn paard? Zij zag den schimmel-rug vaal glimmen alsof hij van dof-brons geworden was en de bleeke staart had koperglanzigen, terwijl de silhouet van den ruiter-zelf langs de rechterzijde als 't ware met een fijnen, weifelenden rand van koper was omzoomd. Werktuigelijk keerde zij zich in het rijtuig om en toen zag zij door het achterruitje 't wonder: het was de volle maan die dof-oranjeglanzend opkwam in het lage Oosten en paard en ruiter schuins bescheen. O, kijk toch eens hoe mooi... hoe mooi!... jubelde Adrienne onweerstaanbaar, en zij wist zelve bijna niet wat zij het meest bewonderde, de feerische ruiter, of de prachtig-opkomen- | |
| |
de maan. 't Versmolt zich tot één volle harmonie van schoonheid en er kwamen tranen in haar oogen.
Max, van op den bok, bewonderde op zijn manier paard en ruiter, en wisselde onder het rijden zijn indrukken met Raymond. De maan rees hooger, haar licht werd blanker, paard en ruiter teekenden zich helderder af. Een heel licht nevelwaas kwam uit den grond opkruipen en zoo scheen hij door een droomerig meer te rijden, waar de kadans van den hoefslag vagelijk aan het geluid van roeispanen deed denken. Wat was dat alles schoon en poëtisch ontroerend? Adrienne's ziel jubelde en beefde. Welk een verschil in het leven der menschen! Ginds, bij de Tantes, dat duf-benauwde en hier die frischheid, die vrijheid, die gezonde kracht! Haar gepeinzen wiegden haar met den knappen ruiter mee. Zij sloot haar oogen en voelde zich rythmisch deinen in een atmosfeer van zalige verrukking.
Toen zij weer haar oogen opende stond het rijtuig voor meneer Dufour's huis stil en hoorde zij de stem van Raymond, die vroolijk van Max afscheid nam. Zij wisselden eenige woorden en daarna kwam hij bij 't raampje en groette de dames daarbinnen, in een gekraak van leer over zijn zadel buigend. Hij bedankte voor het verzoek om eventjes binnen te komen; het werd te laat voor hem. Met een sierlijken zwaai rechtte hij zich weer in de beugels, nam nog eens groetend zijn hoed af en verdween in den avond.
Het was Adrienne te moede of hij haar leven zelf met zich had meegenomen.
|
|