Haar moeder moest haar gestadig gezelschap houden en nu, sedert een paar dagen, waren haar het gezicht en het getiktak van de in de kamer hangende klok onuitstaanbaar geworden. Zij kon ze niet meer horen noch zien en, op haar herhaald en dringend bevel, werd het uurwerk weggenomen en in de keuken gehangen. Maar Reus kwam thuis en vroeg, reeds op voorhand misnoegd, waarom die klok verplaatst was. Lisaatje zei het hem, bedeesd. Hij slaakte een ruwe vloek, hij nam ze van de muur af en droeg ze weer, met vermaledijdingen in de mond, op haar gewone plaats in de kamer.
Maria's aangezicht kromp van smart ineen. Zij wrong zich in haar bed, zij zuchtte, smekend en wenend:
- Och, doe ze toch weg!
Hij bekeek haar met zijn hatend oog. - Ge ziet ze daar hangen, niet waar? sprak hij ruw. Hawèl, ze zal er blijven hangen totdat ge dood zijt. Dan zullen wij ze wegdoen.
Maria's hoofd zonk op haar borst. Zolang hij in de kamer bleef sprak ze geen woord meer en hield zij hardnekkig haar ogen gesloten; maar toen hij weg en haar moeder teruggekomen was, keek zij gefolterd weer naar 't uurwerk op, en zuchtte, smekend, in de gepijnigde halsstarrigheid van haar verlangen:
- Och moeder, doe toch die horloge weg!
Vrouw Beert dorst niet. Zijzelf was bang geworden voor Reus; zij poogde haar dochter over haar ziekelijke gril te beredeneren.
- Och, moeder, ik smeek u, doe ze toch weg! herhaalde Maria als enig antwoord.
Vrouw Beert, wanhopig, barstte in tranen uit. Wellicht nochtans ging ze de wens van Maria volbrengen, toen eensklaps de deur van de kamer met geweld openvloog en Reus, die ze vertrokken waanden, vloekend en