werd op zijn beurt verzwakt onder teer medelijden, van zelf bereid een groot deel van de
vruchten zijner overwinning weer af te staan.
Zij kwam tot hem met uitgestrekte handen en met tranen in de oogen en zij zeide hem:
- Ik heb je eindelijk begrepen en gevoeld. In die eindelooze dagen van ontzaglijk lijden is het
geweest of langzaam een sluier van mijn oogen werd weggetrokken en aan flarden gescheurd,
om mij een heldere, ideale vizie van Waarheid en van Plicht te laten ontwaren. En ik heb
eindelijk begrepen wat je mij zoo lang en vruchteloos poogdet te doen kennen: 's levens
waardigheid. Ik weet nu dat ik dat gevoel niet kende, vóór ik in mijn groote liefde voor jou
geleden en gestreden had. Eerst nadat ik begrepen had is jou leven mijn leven, is jou geweten
ook mijn geweten geworden. Het is mijn Convictie geworden. Ik wil en kan nu voor ons
gezamenlijk geluk met je meewerken. Ik wil en kan nu mijn leven met jou leven, in hooge
ideale teerheid, tot één enkel bestaan van menschelijke goedheid en liefde versmelten. Op jou
levenspad heb ik mijn eigen levenspad gevonden.
- O, sprak hij zacht, je bent nog zoo jong en zoo mooi, dat ik mij nu verwijt je uit die
omgeving van luxe en van weelde te rukken, waarvoor je, door je ideale vrouwelijke
schoonheid, om zoo te zeggen schijnt geschapen. Ik heb te veel van je gevorderd. Ik
zou je nu willen zien, op den dag van ons huwelijk, getooid als jonge koningin van
ongeëvenaarde zachtheid en schoonheid, voor wie men biddend op zijn knieën valt.
- Ik zàl mooi zijn, ik wil mooi zijn voor jou, antwoordde zij met een glimlach van zalig
geluk. O, ik