En toen weer, na de kerkelijke plechtigheid, het slenteren in de herbergen, het drinken van borrels in den wrangen rook der pijpen, 't geraas der mannen onder elkaar en zij als vrouw alleen daarbij, gansch alleen, als verloren, zonder iemand die zich met haar bemoeide of naar haar omzag! Zij liep maar mee, als een die er niet bij behoorde en toen zij eindelijk naar de boerderij terugkeerden om te gaan eten, trok Smul voorop met de vier getuigen en kwam zij enkele passen achter, het hoofd gebukt en de oogen vol tranen, als hun slachtoffer.
Zij aten en dronken, Meleken, Vaprijsken en de kinderen mee aan tafel; en toen de maaltijd geëindigd was, trok zij weer haar gewone dagelijksche kleeren aan en waschte met het dienstmeisje de vaten om, terwijl Smul en de getuigen met koffie en borrels aan de kaarttafel zaten.
Toen ze naar hartelust gespeeld hadden gingen zij in de vroege schemering naar buiten en Smul liet hun de boerderij: de schuur, de stallen, de zwijnen, de koeien en de paarden zien. Hij haalde zelfs de merrie en het veulentje uit en liet ze aan den teugel door den boomgaard heen en weer draven, heel trotsch op de mooie beesten die voortaan de zijne zouden zijn.
Rozeke, door hun uitroepingen van bewondering gelokt, kwam even op den drempel kijken. Zij zag de schoone sterke merrie als 't ware hunkerendhinnekend door Smul in toom gehouden, met gespitste ooren en wild-blikkerende oogen, naar de dolle sprongen kijken van het veulentje, dat door Vaprijsken bij den breidel heen en weer tusschen