- Wa was dat doar? vroeg zij vinnig, toen het meisje, die er trouwens niets van gesnapt had, in de keuken terug kwam.
- K'n weet ik da niet, antwoordde Céline dan ook heel natuurlijk.
- Ge moet op ou respect letten, had de oude vrijster misnoegd gebromd, zonder te weten waarover zij eigenlijk bromde.
Nu waren het de korte dagen en de lange avonden, en de gezelligheid moest binnenshuis gevonden worden.
Meneer de pastoor leek uiterlijk wel wat veranderd, na dien langen zomer van goed leven en volmaakt geluk. Hij was merkelijk zwaarder geworden, een beetje vollijvig zelfs en zijn ronde wangen kregen een kleur als van heerlijken wijn. Hij klaagde dan ook af en toe dat hij tè zwaarlijvig werd en dat het slechte weer hem hinderde om veel te wandelen. Hij had soms last van duizelingen, zei hij, en kon ook 's nachts niet te best slapen.
- Zoên 't gien fleiwten zijn? vreesde juffrouw Constance bezorgd. En zij deed nog meer haar best om lekkere schoteltjes voor hem klaar te maken. Zijn eetlust echter was uitstekend; daar had hij geen klagen over. Ach, 't zou van zelf wel beteren met de schoone dagen, meende hij.
Over Céline was juffrouw Constance tevreden en niet tevreden. Zij leerde goed koken, werkte