kon men gemakkelijk de voordeur en de stoep bespieden. 't Ongeluk was dat het Ezelken, ter wille van juffer Toria, nooit lang weg mocht blijven, en dagen en dagen verliepen zonder dat zij iets anders dan de barre muren en de gesloten deur en vensters van de pastorij te zien kreeg.
Maar eindelijk, op een schemeravond, gelukte 't. Het Ezelken zat bij 't kinderwiegje in de keuken, toen de kostersvrouw, die in den winkel was, haar eensklaps dringend toeriep:
- Toe, iefer Constance, hoast ou, z' es doar!
Het Ezelken kwam gevlogen en staarde, met bonzend hart achter de toonbank verborgen, door het winkelraam naar buiten.
Celine ging juist de treden der stoep af. In zwartwollen muts en zwart-lakenschen mantel, de volle wangen hoog van kleur, de oogen wild als altijd, toch uiterlijk ingetogen van kleeding, maar volkomen zelfbewust in haar vlugge, soepele bewegingen, stapte zij, met een air van arrogantie, de stille straat in. 't Ezelken wist niet wat zij zag, herkende haar vroegere meid haast niet meer. Zij zag de flinke houding, de forsch-geworden heupen, en in een even van elkaar waaien der met blauw gevoerde, zwarte mantelslippen, de