Suriname. Merkwaardige dieren
(1959)–Constant Butner– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
II Merkwaardige dieren uit Suriname's oerwoudNu wil ik jullie eens vertellen over de miereneters in Suriname. Er zijn drie soorten van miereneters en alle drie zullen we eens nader bekijken. Om te beginnen met de allergrootste, de Tamanoea, ook wel de reuzenmiereneter genaamd. Het dier ziet er heel vreemdsoortig uit en doet wat voorwereldlijk aan. Dat zit hem in de eigenaardig spits toelopende kop. Het lichaam is bedekt met heel lange stijve haren, terwijl de pluimstaart zeker zo lang is als de rest van het lichaam. Met de staart mee bereikt het dier zeker een lengte van plm. 2 tot 2½ meter, terwijl een schouderhoogte van 75 cm geen uitzondering is. Deze reuzenmiereneter heeft kleine opstaande schelpoortjes met heel kleine gitzwarte kraaloogjes. Het is eigenlijk lastig te zien waar de kop begint, want heel geleidelijk gaat de lange hals in kop over en loopt dan uit in een puntige snuit. De kleur is zwartgrijs, dat wil zeggen de haren zijn veelal zwart tot grijs met lichte punten, terwijl het dier een duidelijke zwart-wit gerande band over borst en schouders heeft. De poten, en wel speciaal de voorpoten zijn enorm gespierd en vormen met de vlijmscherpe klauwnagels een geducht wapen. Het eigenaardige is dat het dier nogal ongelukkig loopt, alhoewel het toch op de bodem van het oerwoud leeft, in tegenstelling tot de beide andere soorten miereneters. Ga naar voetnoot* Wat is nl. het geval: de lange nagels van voor- en achterpoten worden bij het lopen naar binnengedraaid, zodat die niet de grond raken. Het dier loopt dus op de buitenkant van de klauwen en dat geeft het een wat waggelende beweging. Hard kan het niet lopen, maar het hoeft zijn verdediging ook niet in de vlucht te zoeken. Die klauwnagels kunnen wel 7 tot 8 cmGa naar voetnoot* lang worden en ze dienen in de eerste plaats om termietennesten open te breken en zoiets doet de miereneter met grote kracht. De termieten- of houtluizennesten zijn uit leem opgebouwd, wij weten dat ze groot en bolvormig zijn en dat ze in bomen, tegen de stam en ook vaak op de grond voorkomen. De Tamanoea maakt eerst een kleine opening in het nest, waaruit de witte mieren dan al gauw nieuwsgierig te voorschijn komen. De miereneter heeft een lange wormvormige kleverige tong, die hij wel 25 cm diep in zo'n nest kan steken. Nu is een termietennest een complete doolhof van gangen, en wanneer een houtluis in een van zijn gangen de tong van een miereneter tegenkomt is hij verloren. Hij blijft | |
[pagina 9]
| |
er aan kleven en met duizenden lotgenoten tegelijk verdwijnt hij in de maag van de tamanoea. Geleidelijk aan breekt hij het nest helemaal open, terwijl zijn tong haar werk doet. Hebben de houtluizen zich eenmaal verspreid, dan gaat de tamanoea op zoek naar een ander nest. Doordat ze voornamelijk de schadelijke witte mieren eten (nl. ook jonge vogels en eieren), volgt dus al dat het uiterst nuttige dieren zijn en het is daarom dubbel jammer dat de jagers er nogal eens een doodschieten. Neen, niet omdat het vlees zo lekker smaakt, in tegendeel, dit is zelfs erg taai ... zoals jullie ook zouden verwachten van een dier, dat zich voornamelijk met mieren voedt. Er is een heel andere reden.
Tamanoea
Er wordt in Suriname veel met honden gejaagd. Deze meestal hongerige dieren jagen achter alles aan wat ze tegenkomen en blijven dan net zo lang bij de aanstaande prooi tot de jager het dier heeft neergeschoten. Vaak gebeurt het nu, dat de jager naar de plaats rent waar zijn honden luid blaffend een dier hebben ingesloten en daar dan tot de ontdekking komt dat een reuzenmiereneter hun belangstelling geniet en niet zelden vindt hij dan een of meerdere van zijn honden dood naast de miereneter liggen. Ik vertelde al dat de miereneter zijn heil niet hoeft te zoeken in de vlucht en ook het beklimmen van een boom is voor het dier een zware opgave. In het nauw gedreven plaatst het zich met de rug tegen een boom en houdt het de voorpoten met de klauwen opengesperd voor zich uit. ‘Kom maar!’ En wee de gene die ook komt! De opgewonden jachthonden verliezen vaak alle gevaar uit het oog en zo gebeurt het dan dat de tamanoea de dieren vreselijk toetakelt of dood drukt. Dat is dan ook de reden dat menig jager de tamanoea neerschiet waar hij hem tegenkomt. Met de nieuwe jachtwet zal ook voor de tamanoea een veiliger tijdperk aanbreken. | |
[pagina 10]
| |
Van nature is het dier allerminst agressief; het valt je niet aan en is in gevangenschap vrij vlug tam te maken, maar daarover straks meer. Een Amerikaanse dierentuin interesseerde zich voor deze dieren, en ik kreeg opdracht een of meer, liefst grote exemplaren te leveren. Nu is een tamanoea geen dier dat zich gemakkelijk laat vangen, zeker de grootste onder hen niet.Ga naar voetnoot* Een enkele keer vinden we een tamanoea wel eens in de directe omgeving van de stad, maar meestal moeten we toch een eind het oerwoud in voor we de dieren zien. Ze leven namelijk in de moerassige savanna's en bossen. Met drie Indianen, geweren en een flink eind touw trokken we vanuit het Indianendorp Kalabaskreek aan de Coppename rivier het oerwoud in. Na lang vruchteloos rondgedwaald te hebben zagen we op een open plek op een afstand een prachtig exemplaar juist bezig met het openbreken van een groot termietennest. Al gauw had het niet erg verziende dier ons in de gaten en zocht een goed heenkomen in het struikgewas. Toen de miereneter bemerkte dat hij achtervolgd werd, plaatste hij zich met de rug tegen een dikke boom en ging op de achterpoten zitten, de gevaarlijke voorpoten uitnodigend in onze richting uitstrekkend. Een van de Indianen wilde schieten, maar ik beduidde hem dat we het dier levend en zonder het te verwonden moesten vangen. De boom in de rug van de miereneter, die diende als beveiliging tegen aanvallen van achter, werd nu zijn noodlot. Aan ieder eind van het touw ging een Indiaan staan en deze gingen in tegengestelde richting rond de boom lopen en op die manier konden we de miereneter aan de boom vastbinden en hem dichter naderen zonder gevaar voor zijn onverhoedse uitvallen met zijn geweldige klauwnagels. Met boslianen gelukte het ons tenslotte het angstig om zich heen slaande dier de poten te binden en het aan een dikke stok naar het Indianendorp te dragen. Eenmaal in de stad bracht ik het dier onder in een ruime kooi en toen kwam natuurlijk direct het probleem van de voeding aan de orde, zoals dat meestal het geval is wanneer men een dier uit het oerwoud heeft. Wàt eet het? Mieren? Ja, maar.... enfin, ik trok met de jeep het nabijgelegen bos in en peuterde een groot houtluizennest van een boomstam los, overigens is dat nog een heel karwei! Eenmaal het nest in de jeep, zat ik zélf in een minimum van tijd vol witte mieren, maar het zijn in zo'n geval geen kwaadaardige diertjes. Ze kunnen grote houten gebouwen van ons doen instorten, maar wanneer wij daarentegen hun woningen belagen geven ze ons geen prikje! Nadat ik het nest in de kooi bij de tamanoea had neergelegd, begon de nog schuwe maar hongerige miereneter onmiddellijk aan het nest te krabben en liet zijn lange tong vlug in en uit het nest gaan. Enkele malen zag ik de tong aan de andere kant uit het nest komen. Als een worm ging hij snel door de ontelbare kronkelgangen van het termietennest. Het spreekt vanzelf dat ook duizenden witte mieren een goed heenkomen zochten en onlangs hoorde ik dat de bewoners van mijn toenmalig buitenhuis in Paramaribo een groot wit mierennest hadden gevonden op de | |
[pagina 11]
| |
zolder. Men vroeg zich wel af hoe dàt daar kwam! Nou ja.... jullie begrijpen dat het onbegonnen werk was de altijd hongerige maag van de tamanoea met witte mieren gevuld te houden. Nu heb ik jullie al verteld over de Sapakara, dat hagedisachtige kwaadaardige dier, dat zijn eieren in houtluizennesten deponeert. Welnu, ik stond eens te kijken hoe één van mijn tamanoeas een houtluizennest opende, toen er plotseling een aantal sapakara-eieren bloot kwam. Voorzichtig likte de miereneter de inhoud op en dat bracht me op het idee het eens met kippeneieren te proberen, wat een succes bleek, al kon hij per dag wel een twintigtal eieren aan! Door omstandigheden had ik geregeld de beschikking over kaaimaneieren, die er uit zien als pingpongballen, en ook die bleken er bij de miereneter best in te gaan. Misschien zullen vogelnesten op de grond en ook kaaimannesten in het zand voor onze reuzenmiereneter niet veilig zijn! Kleine stukjes vlees, met de eieren dooreen geklutst kon de miereneter niet opnemen. Het dier is volkomen tandeloos en hapt of slurpt ook niet. Alleen wat aan de kleverige tong blijft hangen gaat mee naar binnen. De mondopening is niet veel groter dan de opening van een vingerhoed, en dat voor een dier van die afmeting! Als de tamanoea gaat rusten graaft hij, net als honden dat wel eens doen, een ondiepe kuil, waarin hij zich dan behagelijk oprolt. Met zijn ruige, grote langharige staart dekt hij zich daarbij helemaal toe. Een van mijn tamanoea's kreeg in gevangenschap eens een baby en het was aandoenlijk te zien hoe de zorgzame mierenetermoeder haar jong, dat niet groter was dan een centimeter of tien, schoonlikte en hoe dit mooi getekende diertje zich aan het achterlijf van moeder vastklampte en op die manier werd meegedragen. Een kleinere, veel kleinere soort van miereneter is de Tamandoea, in Suriname bekend als de Mirafroitie. Deze leeft uitsluitend op bomen. Het dier heeft kort dik borstelig haar, korte poten en is vuil bruinwit van kleur en heeft daarbij een lange kale grijpstaart. Het kan zich over de grond nauwelijks voortbewegen. De kop lijkt veel op die van de reuzenmiereneter, maar dan in het klein. Inclusief de lange staart wordt het dier ruim één meter. Is de reuzenmiereneter vrij vlug aan zijn baas gewend, met de boommiereneter is niets te beginnen. Het dier is vreselijk traag en is daardoor nogal eens de prooi van een grote roofvogel. Het gebeurt in Suriname wel eens dat je onder een boom staande telkens iets op je hoofd voelt vallen. Vaak is er dan boven in die boom een mierafroitie bezig een houtluizennest open te peuteren. Ze komen dus ook in de stad voor, evenals de kleinste telg uit de mierenetersfamilie, de zogenaamde Pigmee-miereneter. Dit is een grappig uitziend diertje, ter grootte van een centimeter of vijftien. In het licht kan de pigmee-miereneter niets zien en zijn huid is bezet met een dichte vacht van kort zijdeachtig goudbruin haar. Hoe onschuldig en lief het trage diertje er ook uitziet, pas maar op dat je vinger niet bekneld raakt tussen zijn klauwen. Het is een uiterst pijnlijke gewaarwording! Ze leven ook in bomen en slapen overdag in het gebladerte en daarom schijnen het zeldzame diertjes te zijn. Alle drie soorten miereneters komen vrij veelvuldig in Suriname voor en het | |
[pagina 12]
| |
zijn dus heel nuttige dieren, die onze bescherming verdienen. Hoewel.... ik heb eens een pigmee-miereneter zich zien verdedigen tegen de aanvallen van een roofvogel, waarvan Suriname een groot aantal kent, maar de vogel kreeg geen schijn van kans. Het schijnbaar hulpeloze trage diertje was een en al vitaliteit! Het spreekwoord ‘klein maar dapper’ is ook hier op zijn plaats. In Suriname zeggen we ‘kleine bijlen vellen grote bomen’, of ‘Pikien aksi falla bigi bom!’
28-8-'57
Tamandoea
|
|