tekent. Persoonlijk vind ik de smaak niet best maar over smaak valt nu eenmaal niet te twisten. Bij mij vallen de Sapakara's van Lex Vervuurt beter in de smaak.
Maar om op een ander wonderlijk dier over te stappen, hebben jullie ooit gehoord van de Pipa Pipa? In Suriname heten deze padden Swampoe Todo, oftewel de moeraspad. Het zijn grote platte padden, die normaal in de moerassen leven, alhoewel lang niet overal. Zij hebben een in vergelijking tot de rest van het lichaam abnormaal kleine driehoekige kop met heel kleine oogjes. De dieren hebben geen tanden en evenmin een tong. Wisten jullie dat de Surinaamse moerassen een van de zeer weinige plaatsen in de wereld zijn waar deze dieren voorkomen? De rug van het dier is op het gevoel erg ruw, maar bestaat in werkelijkheid uit een groot aantal haast microscopische kleine vakjes, waarin het wijfje, met behulp van manlief, haar eitjes deponeert. Daarna vormen zich dekseltjes over deze vakjes en zo ontwikkelen de jonge Pipa's zich op de rug van moeder, ieder in zijn eigen celletje.
Ik had eens een opdracht tot levering aan een Europees instituut van een 50-tal van deze Pipa's. Nadat ik met veel moeite een plaats in het oerwoud had gevonden, waar ze voorkwamen en ik er enkele dozijnen thuis in flink modderwater had ondergebracht, kwam pas het grootste probleem, n.l. dat van de voeding. Nu kon ik moeilijk weten wat deze vrijwel onbekende dieren daar op de modderbodem wel eten, maar het gezond verstand vertelde me dat ik met wormen een heel eind moest komen. Ik kon echter zoveel wormen in het water gooien als ik wilde, de Pipa's bleven plat in hun modderbad liggen en taalden niet naar voedsel. Omdat ze zienderogen magerder werden besloot ik ze stuk voor stuk kunstmatig te voeden. Ik nam een groot exemplaar uit het water, het volkomen platte lijf was zeker zo groot als een hand en opende de bek.
Het leek, alsof ik in een lege zak keek. Van een keelgat was weinig te zien en geen spoor van ingewanden of al het andere waar levende wezens blijkbaar niet buiten kunnen. Ik vulde de zak voor een gedeelte met wormen en zo kregen ze op gezette tijden allen een beurt. Een heel werk maar niet te vergeefs. De zaak fleurde weer helemaal op maar ze schenen erop te blijven staan kunstmatig gevoed te worden. De kleur is vuil bruin, de buik lichtgeel, met een duidelijke grote zwarte letter T. De T. van Tjasses.
Ja, ik zei al, de Surinaamse oerwouden herbergen wonderlijke dieren. Om nog even bij het water te blijven zullen we de sidderaal eens bekijken. Jullie zullen wel eens van deze dieren gehoord hebben. De Latijnse naam is Electrophorus electricus, en ook deze meneer moeten we in tropische binnenwateren zoeken. Het woord Sidder moet op electriciteit duiden, maar de Surinaamse naam Nakkafishie is duidelijker, want dat betekent ‘vis die een klap geeft’.
Ogenschijnlijk zijn het grote vette palingen, maar dan wel extra groot en extra vet, want zij kunnen een lengte van meer dan 2 m. bereiken, en dan daarbij een dikte van een stevige arm. Ze zijn even glibberig en slijmerig als een paling, maar verder hebben ze heel andere eigenschappen.
Ook voor deze dieren had een Nederlandse dierentuin belangstelling en ik kreeg de opdracht enkele te leveren. Dagenlang speurde ik langs boskreken en moerassen maar zonder resultaat. Verschillende bosbewoners beloofden me de wonderlijke