| |
| |
| |
Het contact verloren.
Het was drie uur in de morgen, toen de Sranam op het vliegveld Rogers Airport van Honolulu neerstreek. Ze waren nu precies twee weken onderweg en zowel Stunt als Josua waren alweer helemaal de oude. De dokter in Makassar had inderdaad voedselvergiftiging geconstateerd en hij wilde uitzoeken hoe dat gekomen was, maar de bemanning van de Sranam had werkelijk geen tijd voor dergelijke uitzoekerijen en na de nodige medicijnen ontvangen te hebben en na Brasseur en zijn copiloot aan het plaatselijk ziekenhuis te hebben overgeleverd, vertrokken de drie weer even plotseling als ze gekomen was. Het was met Brasseur en zijn metgezel ook zo'n vreemd geval. Vóór de Sranam-bemanning het ziekenhuis verliet, was Brasseur voldoende hersteld om een verklaring voor het ongeluk af te leggen. Zowel hij als zijn metgezel leed ook aan ernstige voedselvergiftiging. Lang hadden ze getracht door te vliegen, maar op den duur werd het hun onmogelijk. Het vliegtuig geraakte telkens buiten hun controle tot ze ten slotte maar het besluit namen een noodlandingen op zee uit te voeren. Ze hadden wel radioberichten naar Kemajoran uitgezonden, maar deze waren niet ontvangen. Vermoedelijk had Brasseur als gevolg van de vergiftiging niet de juiste golflengte ingeschakeld. Tijdens de landing was het vliegtuig vermoedelijk op een stuk drijfhout gestoten, waardoor de rechter drijver werd afgerukt. Het was echter ook mogelijk dat de versufte vlieger een te harde waterlanding had gemaakt met het noodlottige gevolg. Hetgeen door Harry was waargenomen wees op het laatste.
Uiteraard hadden de Belgen zich zeer dankbaar getoond voor hun redding en zowel Stunt als de jongens speet het erg de sympatieke Belgen in het ziekenhuis te Makassar te moeten achterlaten. De vlucht naar Sorong was vlot verlopen. Op het vliegveld stond het complete personeel van de Nederlands-Nieuw-Guinea-Petroleum-Maatschappij, hoewel
| |
| |
het twee uur in de nacht was! Men had de startbaan uitstekend verlicht en het was daar, dat de vliegers vernamen dat de Nederlander Schreurs de strijd had moeten opgeven. Zijn motor bleef hem moeilijkheden geven en hij was al te ver achtergeraakt om met enige kans op succes de strijd voort te zetten. In Singapore had hij ten slotte het moeilijke besluit tot opgeven genomen. Te Biak in de Geelvinkbaai hadden ze weer de volle medewerking van de KLM gehad, die daar technisch personeel had. Ze waren er met groot enthousiasme ontvangen en zowel Stunt als de beide jongens moesten er weer voor de radio spreken. Via het eiland Guam, Kwajalein en Johnstoneiland waren ze ten slotte op Hawaii gearriveerd, na een prachtige reis over de Stille Oceaan met zijn witte zanderige strandjes en koraalriffen, zijn vele eilanden met wuivende palmbomen, en zijn diepblauwe wateroppervlak.
Stunt bepaalde, dat ze alle drie eerst enige uren extra slaap zouden gaan genieten, om de moeilijke etappe naar San Francisco zo fris mogelijk te beginnen. Ook hier werden ze op het vliegveld afgehaald door een vertegenwoordiger van de KLM, meneer Simons.
‘Hoe is de stand op het ogenblik precies, meneer Simons?’ was het eerste wat Stunt vroeg, zodra ze in de auto zaten.
‘U weet dat Casanova gestrand is, hè?’ was het antwoord.
‘Gestrand? Casanova? Waar is die gestrand, wat is er gebeurd?’ riep Stunt uit.
‘Heeft u dat nog niet gehoord? Het is een radiobericht uit El Paso, in Texas. Casanova heeft daar een noodlanding moeten maken. Hij kwam in een wei terecht en het toestel, de Caracas, kwam daarbij op zijn neus te staan. De propeller is gebroken. De man schijnt vreselijk te keer gegaan te zijn. Hij geeft de schuld aan de weerberichtendienst te San Francisco en klaagt over gebrek aan medewerking. Zijn vleugel schijnt ook beschadigd te zijn. Hij heeft maatregelen genomen om de Caracas onmiddellijk te laten herstellen en een nieuwe propeller is al onderweg naar El Paso.’
‘Casanova heeft dus ook eens oponthoud!’ riep Harry uit.
‘Nu kunt u hem misschien inhalen!’ hoopte meneer Simons.
| |
| |
‘King staat hier nog op het veld. Het is de vraag of hij op tijd zal klaar komen met zijn reparatie. Een onbekende heeft iets aan zijn toestel geknoeid en hij denkt aan sabotage. De kranten staan er hier vandaag vol van! King schijnt verklaard te hebben, dat hij de deelnemers uit Venezuela ervan verdenkt! Wat zegt u daarvan, meneer Appel?’
‘Het verwondert mij niets!’ antwoordde Stunt. ‘In Suriname verdachten we hem al van diefstal en sabotage. In Oase Bilma heeft hij ons een heel lelijke poets gebakken. In Djakarta hebben Josua en ik voedselvergiftiging opgelopen. Die Brasseur en zijn metgezel ook. We hebben te Kemajoran in hetzelfde restaurant gegeten. Maar... bewijs nou maar eens dat die Casanova daar achter zit. De oorzaak van de moeilijkheden van die Braziliaan Pedro zijn ook nog niet bekend. Was dat soms ook werk van Casanova? Wie zal het zeggen? En met Schreurs hetzelfde...’
‘U heeft nu een flinke etappe voor de boeg!’ vond meneer Simons. ‘Het tankschip ligt klaar. Casanova heeft het zonder enige moeite gevonden en ik hoop dat u het ook vlot zult vinden!’
‘Wat zijn de laatste berichten van de Indonesiërs?’ vroeg Harry.
‘Die zijn in Guam geland. Die oude kist doet het merkwaardig goed. Trunoredjo jaagt zijn motor niet over zijn toeren en doet het wijselijk wat kalmpjes aan. Hij vliegt haast dag en nacht door en wat hij in snelheid te kort komt, haalt hij gedeeltelijk in door zijn slaap op te offeren. Steeds zitten ze in de lucht,’ vertelde meneer Simons.
‘Stuurt u de auto om elf uur, meneer Simons?’ vroeg Stunt, toen de auto voor een hotel stopte.
‘Ze kunnen toch niet aan de Sranam prutsen?’ vroeg Josua.
‘Niks hoor! Ik heb voor speciale bewaking gezorgd. Ik ben nu op alles voorbereid!’ zei Stunt ernstig. ‘Dag meneer Simons, we gaan nu eerst eens lekker slapen. Tot straks dus! Eh... wilt u een oogje in het zeil laten houden dat er werkelijk niemand ons toestel kan naderen? Ik zou niet graag mankementen krijgen boven de oceaan.’
| |
| |
‘De Amerikaanse vloot houdt dezer dagen oefeningen tussen Hawaii en het vaste land, dus u zult misschien wel wat oorlogsschepen zien onderweg,’ antwoordde meneer Simons. ‘U kunt hen via de radio altijd oproepen en uw positie vragen!’
‘Dank u. Ik zal het onthouden,’ zei Stunt. ‘Tot straks!’
Alle drie zochten ze in het grote hotel direct hun bedden op. Ze waren nog verre van uitgeslapen, toen ze enkele uren later alweer gewekt werden.
Op het vliegveld vonden ze alles gereed voor hun vertrek. Er waren enkele belangstellenden komen opdagen, maar sinds de Amerikaan King gepasseerd was, was ook de belangstelling afgenomen. Men had nooit van Surinaamse vliegers gehoord en men achtte hen bij voorbaat volkomen kansloos in deze grote wereldrace!
‘Vandaag moeten we meer dan drieduizend kilometer over zee, jongens. We landen naast die Shell-tanker, die halverwege klaar ligt om alle deelnemers van brandstof te voorzien. De weerberichten zijn niet slecht, dus we mogen een kalme zee verwachten. Kom, vooruit, we moeten nu direct vertrekken!’ commandeerde Stunt.
King was die morgen toch nog vertrokken, maar toen een kranteman hem gevraagd had of de Shooting Star nu helemaal in orde was, had hij slechts zijn schouders opgehaald.
‘King zit dicht voor ons en nu komt het erop aan!’ riep Stunt, toen ze aan het begin van de startbaan stonden, in afwachting van het groene licht van de verkeerstoren. Er kwam net een groot passagiersvliegtuig van de Pan American Airways binnen, dat op weg was van San Francisco naar Japan, en daarom moest de startbaan vrij blijven tot het kolossale vliegtuig geland was. Toen de luchtreus goed en wel aan de grond stond en van de startbaan was afgedraaid, volgde het groene licht en de Sranam kon vertrekken. Binnen enkele minuten zaten ze alweer boven zee.
‘Kijk!’ wees Stunt naar beneden. ‘Daar zie je nou het wereldberoemde Waikiki-strand van Honolulu. En die rots- | |
| |
punt daar in de verte heet Diamond Rock, die zie je altijd afgebeeld op platen van de Hawaii-eilanden.’
‘Wat zyn dat voor velden?’ vroeg Josua. ‘Het lijken uit de lucht wel korenvelden.’
‘Nee, dat zijn allemaal ananasvelden. Zie je dat kleine vliegtuig daar laag overheen vliegen, kijk, er komt een hele wolk achteruit!’ zei Stunt weer.
De jongens keken allebei in de aangeduide richting en zagen een tweedekkertje laag over de velden vliegen terwijl er, naar het leek, water uit naar omlaag werd gespoten.
‘Wat doet dat vliegtuig?’ vroeg Harry.
‘Ze sproeien daar. De ananasplanten worden hier vanuit de lucht met insecticide bespoten, dat is een vloeistof waarin gif tegen insekten zit opgelost. Dat gif komt op die planten terecht en als de schadelijke insekten dan van die bladeren eten gaan ze onherroepelijk dood.’
‘Dat heb ik wel eens gelezen,’ antwoordde Harry, ‘maar dat doen ze niet alleen hier!’
‘Nee, overal in de wereld gebeurt het nu. Uit de lucht gaat het bespuiten van de gewassen veel vlugger, tenminste als je zulke uitgestrekte velden hebt als hier. Zo kun je aardappelvelden, tabaksaanplant en allerlei andere gewassen besproeien tegen insekten,’ legde Stunt uit. ‘Ik heb in Amerika vroeger zelf dat werk ook nog wel gedaan.’
Intussen was de Sranam al naar tweeduizend voet geklommen en nog altijd ging het hoger. Het was een beetje gaan regenen, maar ze zaten nu vlak onder de wolken waaruit de fijne regen viel en eenmaal daar doorheen zouden ze heerlijk in het zonnetje zitten.
Floep, daar verdwenen ze in de wolken. Ze zagen plotseling niets meer om zich heen en Harry, die de stuurknuppel van Stunt had overgenomen, was nu aangewezen op zijn instrumenten.
‘Klim maar door naar zevenduizend voet, Harry,’ riep Stunt.
Drieduizend voet wees de hoogtemeter aan en nog steeds zaten ze in de wolken. De regen kletterde tegen de ruitjes en de wind scheen in kracht toe te nemen.
| |
| |
Vier-, vijfduizend voet en nog steeds regen.
‘Het zit dik!’ zei Stunt. ‘Het weerbericht was niet slecht, maar hier ziet het er maar beroerd uit! Op zevenduizend voet hebben we zuidenwind, terwijl we nu wind tegen hebben, dus klim maar door, hoor!’
Op ruim zesduizend voet braken ze plotseling door het duizenden voeten dikke wolkendek en zagen ze de fel door de zon beschenen wolken als uitgestrekte sneeuwvelden onder zich.
‘Prachtig gezicht!’ riep Josua uit. ‘De eeuwige sneeuwvelden!’
Het was een hele verandering opeens, uit die natte regenwolken, waarin het toestel door de opwaartse stuwing van de lucht heen en weer werd geslingerd, zo opeens in deze rustige atmosfeer onder een strak blauwe hemel en in een heerlijk zonnetje.
Op zevenduizend voet bracht Harry de Sranam horizontaal en met een flinke snelheid ging het nu noordoostwaarts. Het zou minstens zes uur duren, voor ze de Shell-tanker zouden ontmoeten. Stunt, die naast Harry op de tweede-bestuurdersplaats zat, nam er zijn gemak van en strekte zijn benen. Josua was de bagage achterin aan het regelen. De remous in de wolken had de boel wat door elkaar gegooid. Een grote mand met de heerlijkste vruchten, die vlak voor hun vertrek van Honolulu namens de KLM in de Sranam was geplaatst, zette hij vlak achter de vliegers. ‘Dit wordt een plezierreisje!’ riep hij uit. De Sranam lag volkomen stil in de lucht en de witte wolkenzee onder hen weerkaatste het felle zonlicht zo sterk, dat alle drie hun zonnebril moesten opzetten.
Stunt schakelde de radio in en zette de koptelefoon weer op.
‘Hallo Honolulu airport. Sranam roept u. Hoort u mij? Over!’
‘Hallo Sranam!’ kwam prompt het antwoord van diep beneden hen. ‘We horen u duidelijk! Over!’
‘Hallo Honolulu airport. We koersen noordoost op zevenduizend voet. Wolkendek ongeveer vierduizend voet dik. Alles wel, over!’
| |
| |
‘Oké, Sranam... Hallo... we hebben hier juist een telegram voor u ontvangen, uit Suriname. Het luidt als volgt: “Ons aller bewondering voor uw prestaties. Succes en voorspoed toegewenst. De bevolking van Sranam.” Heeft u dat goed ontvangen? Over!’
‘Goed ontvangen, Honolulu airport. Wilt u een telegram opnemen voor Landsregering Suriname? Over!’
‘Gaat uw gang, Sranam. Wij luisteren. Over!’ was het antwoord van het vliegveld.
‘Landsregering Suriname. Danken u voor goede wensen. Hopen u over vijf dagen op Zanderij te ontmoeten. We hebben vertrouwen in gunstig resultaat. De bemanning Sranam, tussen Hawaii en San Francisco. Wilt u dat éénmaal herhalen, Honolulu? Over!’ zei Stunt.
Het radiostation herhaalde het telegram, waarna de verbinding afgebroken werd met een ‘Goede reis, Sranam! Uit!’
‘Voer de snelheid nog maar iets op, Harry!’ riep Stunt tevreden. ‘We mogen King niet al te veel voorsprong geven. Hij zit voor ons uit. Misschien zien we hem wel in San Francisco. Casanova staat nog steeds aan de grond. Dat is zijn straf!’
‘Voor mijn part blijft hij...’ begon Josua nijdig, maar Stunt viel hem in de rede: ‘Als die reparatie lang genoeg duurt, heb je een kleine kans dat we hem nog zien, vóór we op Zanderij zijn! Maar dan moet het ons erg meelopen!’
‘Ja, maar King zit nog altijd voor ons!’ zei Harry.
‘Die schijnt ook last met zijn motor te hebben. Die lui hebben het eerste stuk te veel van hun motor gevergd, wat ik je zeg!’ meende Stunt. ‘Zo'n vliegtuigmotor moet je behandelen als een teer poppetje. Als je goed voor je motor bent, is je motor goed voor jou! Geef me eens zo'n heerlijk stuk ananas, Josua!’ vervolgde Stunt, begerig in de mand met vruchten loerend. ‘We hebben wel wat lekkers verdiend!’
‘Het begint wat nevelig te worden, vind je niet?’ meende Harry, naar de zon kijkend.
Stunt keek eens om zich heen. In de verte staken hoge wolkenstapels boven het wolkendek uit. ‘Tja, het weerbericht klopt vandaag niet erg! We hebben nog een paar uur
| |
| |
voor we gaan zakken om te tanken, dus je kunt er nog niets van zeggen. Ik zal die tanker eens oproepen en vragen hoe het weer daar is!’
Stunt schakelde over op een andere golflengte en riep in de microfoon: ‘Hallo Shell-tanker. Hallo Shell-tanker! Sranam N A roep u. Sranam N A roept u! Hoort u mij? Over!’
‘Ja, Sranam N A. Hier Shell-tanker. Wij horen u goed. Hoe laat verwacht u bij ons te zijn? Over!’
Stunt keek op zijn horloge en zei: ‘Hallo tanker. Over twee uur. We zitten op zevenduizend voet, koers noordoost. Heeft u contact met Shooting Star? Over!’
‘Hier tanker. Ja, we hebben contact met Shooting Star. Hij vliegt boven ons rond. We zien hem niet. Slecht zicht. Laag wolkendek en regen. Over!’
‘Hallo tanker. Hier Sranam N A. Dank u voor de berichten. Wilt u ons oproepen als King bij u geland is? Over!’
‘Oké, Sranam. Wij zullen u oproepen! Uit!’
‘Het is beroerd weer bij die tanker!’ zei Stunt. ‘Dat is jammer. Als de zee maar rustig is...’
De wolkenmassa's schenen hen meer en meer in te sluiten naarmate zij vorderden en Stunt keek nu en dan eens peinzend rond.
‘Die King is blijkbaar nog steeds niet geland,’ zei hij ten slotte, ‘want de tanker zou me waarschuwen.’
‘Zou hij misschien doorgevlogen zijn?’ vroeg Harry.
‘Dat kàn haast niet. Hij kan nooit zoveel brandstof in één keer meenemen om de hele afstand te vliegen zonder bij te tanken!’ meende Stunt. ‘Hij zal nog wel boven die tanker rondvliegen!’
‘Waarom?’ vroeg Harry.
‘Ik denk dat hij niet durft te landen. De zee is misschien wat ruw...’
‘Maar wij moeten er toch óók landen?’ zei Josua plotseling.
‘Ja, wij moeten ook bijtanken... we zullen wel zien als we boven die tanker komen!’ besloot Stunt, ‘'t Zal daar wel weer opklaren.’
Na enige tijd riep hij de tanker weer op.
| |
| |
‘Hallo tanker. Hier Sranam. Hoort u mij? Over!’
‘Ja, Sranam, wij luisteren! Over!’
‘Hoe is het weer bij u? Wij naderen u. Het begint hier boven ook dicht te trekken. Over!’
‘Hallo Sranam. Het regent hier geweldig. Heel slecht zicht. Wolkenbasis ongeveer tweehonderd voet. King nog niet geland. We horen hem steeds boven ons. Hij meldde ons dat hij voorlopig zou blijven rondkruisen tot de wind wat afneemt. Voor hoelang heeft u brandstof, Sranam? Over!’
‘Hallo tanker. We hebben brandstof voor nog enkele uren. Is landen op zee niet mogelijk? Over!’
‘Hallo Sranam! Nee, op dit ogenblik is de zee erg hoog. Lijkt ons levensgevaarlijk te landen met een vliegtuig! Misschien dat de onweersbui straks afneemt. Wij blijven naar u uitluisteren!’
‘Dat ziet er niet erg mooi uit!’ riep Stunt. ‘De boel zit daar beneden potdicht! King kan er niet landen en vliegt maar wat rond totdat de tanker een kalmere zee meldt!’
‘Dan moeten wij zeker hetzelfde doen?’ zei Harry.
‘Er zal niks anders opzitten!’ was 't enige antwoord.
‘Zal ik nog wat klimmen?’ vroeg Harry. ‘We kunnen zo langzamerhand hier ook niks meer zien!’
‘Nee hoor! Dat kost alleen maar extra benzine. Daar moeten we nu juist heel zuinig op zijn. Blijf maar op zevenduizend zitten!’ zei Stunt.
Naarmate de wolken zich rond de Sranam sloten nam de remous toe. Nu en dan kreeg het toestel een flinke opstopper van beneden, dan weer scheen het enige tientallen meters naar beneden te vallen en de jongens keken nu en dan eens bezorgd naar Stunt.
‘Hallo tanker!’ riep Stunt weer in zijn microfoon.
‘Hallo Sranam! Wij luisteren! Over!’ kwam het direct.
‘Hallo tanker. Op welke hoogte zit King? Over!’
‘Op zesduizend voet! Over!’ was het antwoord.
‘Oké. Wij zitten nog op zevenduizend. Wij blijven wat uit de buurt van u. Wilt u King opdracht geven te melden als hij gaat zakken, want wij zitten nu ook in de wolken en kunnen
| |
| |
niets meer om ons heen zien. We zouden hem in de wolken niet graag ontmoeten! Over!’
‘Oké, Sranam! Wij zullen King direct uw boodschap doorgeven. Uit!’
‘We zitten nu vlak bij die tanker!’ stelde Stunt na enige tijd vast. ‘We moeten nu maar wat rondvliegen, totdat de tanker meldt dat het opklaart beneden. Hè, dat ons dat nu moet overkomen...!’
‘En als we doorvliegen naar de kust?’ vroeg Josua gespannen.
‘Dat halen we nooit met onze benzinevoorraad. We zitten hier ongeveer zes uur vliegen uit de kust. We kunnen nog een uur of drie in de lucht blijven. In die tijd zal het weer wel opklaren!’ zei hij hoopvol.
Stunt beduidde Harry dat hij zijn riemen moest aangespen, zodat hij niet onverhoeds door het stampende vliegtuig uit zijn stuurstoel gegooid kon worden. Stunt had zijn eigen riemen ook al aangetrokken en nam nu het stuur van Harry over, terwijl Josua even later de plaats van Harry kwam innemen.
‘Hallo tanker, hoort u mij? Over!’ riep Stunt de tanker weer op. Er kwam geen antwoord.
‘Hij is zeker bezig met King op een andere golflengte,’ meende Josua. Stunt knikte bevestigend. Even later probeerde hij weer: ‘Hallo Shell-tanker. Shell-tanker, Sranam roept u, hoort u mij? Over!’
Weer bleef het stil en geschrokken keken ze elkaar een ogenblik aan. Alle drie zaten ze, met de koptelefoon op, gespannen uit te luisteren of de tanker niet zou antwoorden, maar het bleef stil.
‘Hallo tanker, hallo tanker!’ riep Stunt. ‘Hoort u mij? Sranam roept u! Hallo tanker!’
De tanker scheen hen niet meer te horen.
‘Hij hoort ons niet meer!’ riep Harry geschrokken uit. ‘Wat nu?’
‘Wacht maar even! Hij zal ons dadelijk wel weer horen. Die radiotelegrafist aan boord daar is zeker net met iets anders bezig. Wacht maar even,’ zei Stunt geruststellend.
De Sranam werd nu woest heen en weer geslingerd en de
| |
| |
regen kletterde weer tegen de ruitjes. De stijgsnelheidsmeter wees nu eens enkele honderden voeten klimmen aan om het volgende ogenblik enkele honderden voeten dalen aan te geven.
‘Hallo hallo, Shell-tanker. Sranam hier! Sranam roept u! Hoort u mij? Hallo hallo, tanker! Hoort u mij? Over!’ begon Stunt weer.
Strak staarde Stunt voor zich uit... er kwam geen enkel antwoord meer.
‘Misschien is zijn radio defect!’ meende Josua.
‘Of de onze!’ zei Stunt. ‘We moeten nu naar beneden! Met dit weer drijven we zo een heel eind uit de koers en we zouden wel eens verder en verder van die tanker verwijderd kunnen raken. Hoe eerder we hem kunnen zien, hoe beter.’
Stunt nam het gas terug en snel begon de Sranam nu hoogte te verliezen, terwijl het geslinger met de minuut toenam. De dichte regenwolken schoten in flarden onder de vleugels door en opstuwende lucht slingerde het toestel als een speelbal in het rond. Harry had zich met riemen op het stoeltje achterin vastgebonden en keek gespannen tussen Stunt en Josua door naar de instrumenten. Vierduizend voet wees de hoogtemeter aan, tweeduizend, duizend voet... lager en lager liet Stunt het toestel zakken. Brrrrr, dacht Harry. De Stille Oceaan onder hen... in gedachten zag hij al de hoge groene en schuimende golven...
‘Hallo hallo, tanker. Shell-tanker, Sranam roept u! Hoort u mij? Over!’ probeerde Stunt nogmaals, maar weer bleef de tanker het antwoord schuldig.
‘We móéten die tanker vinden!’ riep Stunt vertwijfeld uit. ‘Allebei goed uitkijken, jongens. Als we die tanker niet vinden, zijn we verlo...’ maar snel brak hij die zin af.
‘Waarom blijven we niet op acht- of negenduizend voet rondvliegen tot het beneden opklaart?’ riep Harry.
‘Gebruik je verstand, Harry!’ antwoordde Stunt. ‘In de eerste plaats kost het extra benzine om naar die hoogte te klimmen. We hebben het contact met de tanker verloren en we drijven met deze storm hoe langer hoe verder van het
| |
| |
schip af. Nee, we moeten eerst het schip opsporen, hoe laag we ook moeten zakken...’
Negenhonderd voet las Harry op de hoogtemeter. Verder zakten ze, achthonderd voet, zevenhonderd, zes... vijf... vier... gespannen tuurde Stunt naar beneden maar niets dan dichte wolken. Ze zaten nu dus vlàk boven de kokende oceaan!
‘De zee!’ schreeuwde Josua plotseling en snel trok Stunt het toestel op. Inderdaad waren ze door het wolkendek heen gezakt en op enkele honderden voeten hoogte zaten ze boven 't schuimende zeeoppervlak.
‘Daar kunnen we onmogelijk op landen!’ besliste Stunt. ‘Tenminste niet zolang het niet moet...’
Ze konden in rechte lijn maar enkele kilometers voor zich uit zien en de regen viel bij stromen neer.
Stunt keek de jongens even aan en hij probeerde te lachen.
‘Kalm maar, jongens. Dadelijk zien we die tanker wel! Goed uitkijken. Kijk jij rechts, Josua, en Harry links! Er is nog niks verloren, hoor!’
Hij greep zijn microfoon weer en riep: ‘Hallo tanker, hallo tanker. Kunt u mij een peiling geven? Hoort u mij? Over!’
Het bleef stil en teleurgesteld staarde Stunt een ogenblik naar de kokende zee beneden hen... tjonge, wat een verschrikkelijk vooruitzicht...
De jongens zochten in alle richtingen, maar zagen niets dan de schuimende golven en regen.
‘Misschien zitten we al mijlen van die tanker af!’ zei Harry vertwijfeld. ‘Dan vinden we hem nóóit meer...!’
In grote cirkels bleef Stunt vlak boven het zeeoppervlak vliegen, terwijl hij zijn cirkels steeds groter maakte. Hij zei niets meer en tuurde slechts in alle richtingen...
‘We hebben nog voor ruim een uur benzine!’ stelde Harry vast.
‘En dan...?’ vroeg Josua angstig.
‘Dan...? Dan zet ik hem op zee neer!’ antwoordde Stunt. ‘Er zit weinig anders op!’
‘Maar... op die hoge woeste golven met deze kist... hij slaat gewoon te pletter!’ riep Harry uit.
| |
| |
‘Trek je zwemvesten aan, jongens. Vooruit, geen gezeur. Kop op! We zitten nog niet in het water!’ antwoordde hij.
Stunt had de grootste moeite het toestel onder controle te houden. Elk ogenblik dreigde het in zee te zullen storten, maar telkens kon Stunt het nog tijdig opvangen. Eenmaal meende Harry dat het nu gedaan was met de vlucht, hij meende de vleugeltip het water te zien raken, maar de Sranam hief zich weer op, Stunt kon de machine weer horizontaal trekken en de afstand tussen hen en de zee werd weer wat groter...
‘De tanker!’ riep Stunt ineens uit! ‘De tanker, kijk, daar gaat hij!’
Door het dichte regengordijn zagen ze nu inderdaad een schip snel naderen en Stunt moest een scherpe bocht maken om de hoge masten te ontwijken.
‘Het is een oorlogsschip!’ stelde hij vast. ‘Niet de tanker! De Amerikaanse vloot is op manoeuvre, herinner je je nog dat meneer Simons dat vertelde...? We zitten hier vlak bij de vloot!’
‘Wat hebben we daaraan?’ vond Josua. ‘We moeten de tanker hebben! Die heeft benzine!’
‘Maar bij die tanker moeten we evengoed in het water landen. Als we over de kop slaan in die golven zijn we tenminste in de buurt van een schip en dat kan ons oppikken!’
‘Wacht 'es even!’ riep Stunt. ‘Ik herinner me nog wel de golflengte waar die lui op werken!’ en hij draaide een andere golflengte op de radio voor.
‘Hallo Amerikaanse marine. Hallo! Hier vliegtuig in nood. Hoort u mij? Over!’
‘Hier kruiser Washington. Ik hoor u zwak. U bent juist over ons heen gevlogen. Wij luisteren naar u. Over!’ kwam het duidelijk door.
‘Hallo kruiser Washington. Hier Sranam A N uit luchtrace. Wij hebben contact met Shell-tanker verloren. Weet u positie van deze tanker? Over!’
‘Sorry, Sranam N A. Met onze radar kunnen we hem voor u vinden. Vliegt u door? Over!’
‘Hallo Washington. Nee, we moeten over een half uur
| |
| |
landen. Brandstof is op. Wij vrezen ongeluk. Wilt u reddingsploeg gereed houden? Over!’
‘Hallo Sranam N A. Uw bericht begrepen. U wilt komen landen! De zee is veel te ruw om te landen met uw toestel. Twee mijl oost van ons kruist vliegtuigmoederschip Franklin Roosevelt. Wij zullen contact maken en vragen of u daarop kunt landen. Akkoord? Over!’
Even moest Stunt nadenken over deze onverwachte vraag. Landen op een vliegtuigmoederschip. Oe la la, dat was geen kleinigheidje. In de oorlog had hij dat meer dan eens gedaan, maar dan met speciaal daarvoor gebouwde toestellen...
‘Akkoord Washington!’ antwoordde Stunt. ‘Ik luister uit!’
In grote cirkels bleef Stunt nu rond de Amerikaanse kruiser vliegen, zonder het schip één ogenblik uit het oog te verliezen.
‘Hallo Sranam N A. Hier carrier Franklin Roosevelt. Hoort u mij? Over!’ klonk het ineens in de koptelefoons.
‘Ja, carrier Franklin Roosevelt. Ontvangen u goed. Over!’
‘Hallo Sranam N A. Wat is uw nationaliteit? Over!’ was de vraag.
‘Hallo carrier. Onze nationaliteit is Suriname. Zuid-Amerika!’ voegde hij er zekerheidshalve aan toe. ‘Over!’
‘Oké Sranam. U kunt hier landen. Wij peilen u op twee zeven vijf graden. Vlieg tweemaal laag over ons vliegdek. Wij varen tegen wind in.
Windsterkte bijna dertig knopen. Land zo dicht mogelijk bij witte streep over vliegdek. Na landing onmiddellijk alle contacten af! Over!’
‘Oké carrier. Alles begrepen. Dank u. Wij komen! Uit!’
‘Daar gaat'ie dan!’ riep Stunt uit. ‘We gaan op dat vliegtuigmoederschip landen! Tenminste... proberen!’
‘Kan dat wel met dit toestel?’ vroeg Josua weifelend.
‘Dat zal ik je laten zien!’ antwoordde Stunt, terwijl hij de Sranam in een scherpe bocht op de koers trok, welke hij zojuist van de carrier gekregen had.
Binnen enkele ogenblikken zagen ze de geweldige romp van het kapitale schip al opdoemen. Ze zagen hoe talrijke matrozen zich langs de verschansing verdrongen om naar de Sranam
| |
| |
uit te kijken. Op een zijdek zagen ze een aantal jagers staan met opgevouwen vleugels. Zo laag mogelijk scheerde Stunt over het vliegdek, in de volle lengte, en tegelijkertijd gaf hij zijn ogen goed de kost. Het was een breed dek en behoorlijk lang. Bovendien voer het schip recht tegen de sterke wind in, dus het zou heel goed mogelijk zijn de Sranam heelhuids op het vliegdekschip neer te zetten. Toen hij voor de tweede maal over het schip vloog, riep hij de carrier weer op.
‘Hallo carrier. Ik kom binnen. Wat is de snelheid van uw schip?’
‘Dertig knopen, Sranam!’ luidde het onmiddellijke antwoord.
Stunt bracht de Sranam met een grote bocht in lijn met het vliegdek en hij naderde het schip nu dichter en dichter... Lager en lager liet Stunt zijn toestel zakken. ‘Houd je goed vast!’ waarschuwde hij de jongens nog snel. Ze zaten nu op enkele meters boven de rand van het vliegdek. Voor zich uit zag hij een matroos op het dek staan met in iedere hand een bordje, waarmee hij Stunt beduidde iets naar links te sturen.
| |
| |
Op hetzelfde ogenblik liet hij de bordjes zakken en Stunt haalde het gas helemaal terug. Met een bons raakten de wielen het vliegdek. Van alle kanten schoten matrozen toe die het toestel grepen, en in een minimum van tijd was de Sranam tot stilstand gekomen.
‘Pffff!’ riep Stunt uit, terwijl hij het zweet van zijn voorhoofd veegde, ‘dàt is een bof! Op een carrier hebben ze vliegtuigbenzine genoeg!’
‘Kun je hiervandaan ook weer starten?’ was Harry's eerste vraag.
‘Let maar eens op!’ zei Stunt.
Een officier was op het toestel toegelopen en gebood alle drie uit te stappen en hem te volgen. Door een reeks van gangen en langs een haag van nieuwsgierige gezichten werden ze naar het kantoortje van de commandant gebracht. Deze zat achter een bureau en keek de vliegers scherp aan.
‘Waar gaat de reis naar toe?’ was het eerste wat hij vroeg.
Stunt vertelde de commandant precies wat het doel van de reis was en hoe ze het contact met de Shell-tanker verloren hadden. De commandant bleek wel iets over de luchtrace gehoord te hebben, maar schudde nadrukkelijk het hoofd toen Stunt hem vertelde dat ze bijna genoodzaakt waren geweest op zee te landen.
‘Dat had u nóóit overleefd, heren!’ zei hij. ‘Mag ik uw papieren zien? Dat is me nog nooit overkomen, dat een verdwaalde vogel zomaar bij ons komt binnenvallen!’ voegde hij er lachend aan toe. ‘U wilt zeker benzine en dan weer... verder?’
Stunt knikte bevestigend.
‘We zullen direct maatregelen nemen!’ zei de commandant terwijl hij opstond. Hij drukte op een bel en het volgende ogenblik stond een bootsman in de deuropening, stram in de houding.
‘Bootsman, laat die vreemde vogel uit Suriname direct bijvullen en... de heren blijven hier eten!’
|
|