| |
| |
| |
Hulp van het vreemdelingenlegioen.
Het was nog vroeg in de ochtend toen mevrouw Donkers van haar krant opkeek. ‘Is daar iemand buiten?’ zei ze tegen haar man, die een brief zat te schrijven.
‘Ik geloof het wel,’ was 't antwoord. ‘Een auto!’
Ze hoorden het portier dichtslaan en voetstappen op de trap naar het bordes.
‘Goedenmorgen saâm!’ klonk het buiten.
‘Meneer Eikhout!’ riep mevrouw uit. ‘U zo vroeg?’
‘Ja mevrouw Donkers, ik moest tòch deze richting uit en ik dacht kom, ik ga bij Donkers even het laatste nieuws brengen! Harry en Josua zijn in Kano gearriveerd! De Sranam is daar om vier uur, plaatselijke tijd, geland. Alles aan boord was wel. We hadden onze vertegenwoordiger daar speciaal opdracht gegeven op de jongelui te letten! Nu, ik kan u vertellen dat ze veel en goed hebben gegeten in het restaurant van het vliegveld te Kano. Ze waren erg opgewekt en vol goede moed!’
‘Nou, dat is fijn, meneer Eikhout. Vriendelijk van u, ons dat te komen vertellen, maar... komt u toch binnen!’
‘Eventjes dan, ik moet nog verderop!’ antwoordde hij.
‘Op de hoeveelste plaats ligt de Sranam nu?’ vroeg meneer Donkers belangstellend.
‘Ik zou het niet precies durven zeggen, maar ik vermoed op de derde of vierde plaats. Die kist uit Venezuela ligt een eind voor, want die wordt nu al in Caïro verwacht. Op dit ogenblik zijn Stunt en de jongelui onderweg naar Bilma Oase, in de Saharawoestijn. Het is daar nu ongeveer midden op de dag, want het is er vier uur later dan hier. Het wachten is nu op een radiobericht dat ze in Bilma geland zijn. Ze zullen na het bijtanken wel onmiddellijk doorvliegen naar Caïro.’
‘We hoorden over de radio dat nu ook die Pedro er al uit
| |
| |
is, hè? Bij een noodlanding ergens in Brazilië brak hij een wiel, of zoiets,’ zei mevrouw Donkers.
‘De Sranam doet het tot nu toe maar best, vind ik. Ik ben wel benieuwd hoe de rangschikking is na Caïro. Die Shooting Star van King schijnt hem ook moeilijkheden op te leveren. Brasseur moet vlak achter de Sranam aan zitten. Ze waren gelijk te Kano! Spannend, hè?’ vervolgde meneer Eikhout. ‘Als ze de Sahara over zijn hebben ze één van de moeilijkste stukken gehad, de volgende etappen zijn allemaal korter.’
‘Behalve van Hawaii naar San Francisco!’ zei meneer Donkers. ‘Dat wordt óók nog een hele kluif!’
‘Daar komt net het nieuws!’ riep mevrouw Donkers uit, terwijl ze opsprong om de radio wat harder te zetten.
‘... en hier zijn de nieuwsberichten. De luchtrace: Uit Kano wordt bericht dat tegen vier uur plaatselijke tijd, dat was middernacht Surinaamse tijd, de Sranam aldaar geland is. Na oponthoud van ongeveer een uur startte ze weer voor Oase Bilma, in de Sahara. Hoewel de plaats waar een tussenlanding gemaakt zou worden om bekende redenen geheim moest worden gehouden, kunnen wij u thans meedelen dat de Oase Bilma de plaats is waar onze Sranam gaat bijtanken. Alhoewel de heer Appel en zijn metgezellen daar nu reeds geland moeten zijn, werd nog geen bericht ontvangen. Vermoedelijk is hij na daar getankt te hebben, direct doorgevlogen met bestemming Caïro, in Egypte. Het Belgische toestel van Brasseur zit de Sranam op de hielen. De Nederlander Schreurs en metgezel worden elk ogenblik in Kano verwacht. Van het Venezolaanse toestel Caracas is nog geen bericht binnengekomen sedert het Kano verliet. Ook King moet zich thans dicht voor Caïro bevinden. De Brit Thomson is inmiddels te Kano gearriveerd. Zijn ziek gemelde copiloot schijnt thans weer beter te zijn. Ook de Indonesiërs bevinden zich boven de woestijn. We hebben u reeds bericht, dat zij Bathurst weer verlaten hebben, maar verdere berichten ontbreken tot nog toe. We mogen dus aannemen dat onze Sranam momenteel op de derde plaats ligt in deze monsterrace rond de wereld. Nu volgen de berichten binnenland...’
| |
| |
Mevrouw Donkers zette de radio af. ‘Tot zover gaat het gelukkig goed!’ verzuchtte ze. ‘U moest eens weten, meneer Eikhout, die spanning kost me twintig jaren van mijn leven!’
‘Het ziet er wel naar uit dat Casanova met de eer zal gaan strijken!’ zei meneer Eikhout. ‘Eerlijk gezegd had ik het liever een ander gegund. Die sabotage-gevallen op Zanderij hier... ik geloof dat vriendje Casanova daar wel meer van wist, maar bewijs dat nou maar eens! Hoe verder hij uit de buurt van de Sranam blijft, hoe liever ik het heb!’
Daar ging de telefoon alweer. Onmiddellijk na de nieuwsberichten stond de telefoon in huize Donkers niet stil. Vrienden en kennissen belden, zodra ze goede berichten over de Sranam vernamen, geregeld op om te feliciteren.
‘Ja, mevrouw Donkers. Heel Suriname leeft met de drie vliegers mee! Ze doen het best en van onze KLM zullen ze overal de volle medewerking krijgen. Alle KLM-vertegenwoordigers langs hun route hebben opdracht te helpen waar mogelijk! Het is ook nog al een gebeurtenis, Suriname in een luchtrace om de wereld en... op de derde plaats. Ik herinner me nog als gisteren de Melbourne-race, waarin onze Uiver het zo prachtig deed! Wat zaten we toen ook in spanning aan de radio. Die noodlanding in Australië te Albury op die renbaan, toen alle auto's uit het stadje naar de renbaan gekomen waren om met hun koplampen aan te geven waar de Uiver kon landen! Spannende dagen waren dat... en nu zijn ze weer net zo spannend. Suriname op de derde plaats in de race rond de aarde. Zouden ze die plaats kunnen behouden?’
‘Ik vrees van niet!’ meende meneer Donkers. ‘Het is toch bekend dat het toestel van Brasseur iets sneller is dan de Sranam. Ook de Yellow Arrow van Thomson is sneller. Die heeft pech gehad, maar anders had hij vóór de Sranam gezeten!’
‘Men kan het pech noemen, maar misschien heeft hij te veel van zijn motor gevergd! De Sranam kan ook wel sneller vliegen als het moet, maar Stunt is voorzichtig en hij spaart de motor. Die zal hem nog drie weken moeten dienen, dus
| |
| |
hij moet er zuinig op zijn! Hardlopers zijn vaak doodlopers, meneer Donkers!’
Toen meneer Eikhout vertrokken was, zuchtte mevrouw Donkers: ‘Ik wilde maar dat de race afgelopen was...!’
In de loop van de dag had mevrouw Donkers al verschillende keren het radiostation te Paramaribo opgebeld om te informeren of er nog geen verdere berichten waren binnengekomen, maar steeds moest ze weer teleurgesteld de telefoon op de haak leggen. Over de Sranam waren, na het vertrek uit Kano, geen radioberichten meer doorgekomen. Ze hadden nu al in Caïro kunnen zijn. Ook Brasseur was daar intussen geland en die was toch nà de Sranam uit Kano vertrokken... In Caïro had men de Belg nog gevraagd of hij soms iets van de Sranam gezien had, maar deze moest ontkennend op deze vraag antwoorden. Hij had geen spoor van het toestel gezien. Ook King was Caïro al gepasseerd. Schreurs had Kano verlaten en had beloofd over Bilma Oase te vliegen, hoewel hij ergens anders in de woestijn zou bijtanken. Zodra hij iets van het vermiste toestel zag, zou hij dat direct melden.
Thomson werd elk ogenblik te Caïro verwacht, terwijl de Indonesiërs momenteel op het veld van Timboektoe aan de Niger stonden. Ook zij hadden toegezegd naar de Sranam te zullen uitkijken.
Het was nu al bijna tien uur in de avond en nog geen bericht. Het Surinaamse toestel was al ruim vier uur over tijd. Alle vliegers meldden mooi vliegweer boven de Sahara...
‘Rrrrrrrringggg!’ ging de telefoon. Mevrouw Donkers schrok ervan. Ze sprong op en nam zenuwachtig de hoorn van de haak.
‘Met mevrouw Donkers op Rustenburg!’ zei ze met bevende stem.
‘O, mevrouw Donkers. Het radiostation hier. We hebben zojuist bericht uit Kano ontvangen. Het Nederlandse toestel van Schreurs meldt, dat ze de Sranam op het veld te Oase Bilma aantroffen. Naar het bericht meldt zou de bemanning van een rood vliegtuig de vliegtuigbenzine, welke daar voor de heer Appel was gedeponeerd, hebben meegenomen.
| |
| |
U weet, mevrouw Donkers, dat het enige rode toestel in de race dat van Casanova is. De heer Schreurs meldt verder nog, dat de bemanning in goede gezondheid verkeert en dat hij Fort Lamy verzocht heeft onmiddellijk twee vaten vliegtuigbenzine naar de Oase Bilma te willen vliegen. Tot zover het bericht, mevrouw Donkers.’
‘Waar is dat Fort Lamy en wie wonen daar?’ vroeg mevrouw Donkers gejaagd.
‘We hebben het zojuist opgezocht. Het is een basis van het vreemdelingenlegioen. Ze schijnen daar vliegtuigen te hebben, want anders zou Schreurs hun niet kunnen verzoeken benzine naar de Oase te vliegen. Maar verder weten wij ook niets, mevrouw!’
‘Ik dank u wel hoor, meneer!’ zei mevrouw Donkers wat opgewekter, nu ze wist dat alle drie veilig en wel aan de grond stonden. Wat haar betreft kwamen ze maar met de eerste gelegenheid terug naar Suriname!
‘Ze staan bij die Oase Bilma aan de grond, man!’ riep ze uit. ‘Die Venezolaan heeft notabene hun benzine meegepikt, de schobbejak!’
‘Casanova?’ vroeg meneer Donkers verbaasd. ‘Heeft die hun benzine meegenomen? Hoe kan dat nou, er zullen toch wel bewakers bij geweest zijn en die zouden het toch niet aan een ander afgeven?’
‘Dat weet ik niet, maar Schreurs heeft ze daar zelf gezien. Hij is daar zeker geland. Hij heeft nu het vreemdelingenlegioen in Fort Lamy verzocht benzine naar Bilma te vliegen.’
‘Als het vreemdelingenlegioen dat maar doet!’ zei meneer Donkers. ‘Die lui zijn niet zo gemakkelijk. Waarom zouden ze vanuit Kano geen benzine sturen? Ik zal meneer Eikhout even bellen!’
... ‘Hallo, ja? Met Donkers! Wat zegt u?... Ja, we werden ook net door het radiostation gebeld. Hoe is het mogelijk hè, dat die Casanova de benzine van Stunt daar wegpikt!’
‘Zegt u dat wel! Ik sta er ook van te kijken! Ze moesten die vent maar direct uit de race nemen vind ik,’ was 't antwoord.
‘Waarom moet die benzine nu uit Fort Lamy komen,
| |
| |
meneer Eikhout? Kano is toch een veel groter vliegveld en daar hebben ze toch genoeg?’
‘Dat wel, maar te Kano hebben ze vermoedelijk geen kleinere vliegtuigen, die bij die Oase kunnen landen. Het zal daar wel een kort, en door het woestijnzand ondergestoven startbaantje zijn! We moeten nu maar even afwachten wat het vreemdelingenlegioen gaat doen. Ik denk niet dat dat zo makkelijk zal gaan! Bovendien moeten we maar afwachten of ze zelf genoeg brandstof hebben!’
‘Wat een pech, wat een pech! Al de anderen gaan hen nu voorbij! Wat een tijdverlies! Die Casanova zal wel onmiddellijk geschorst worden, denkt u niet, meneer Eikhout?’
‘Dat zal wel. Zo iets kunnen de organisatoren toch niet tolereren. Casanova is intussen al bijna in Bashra, aan de Perzische Golf. Als hij tenminste daar naar toe gaat!’
‘Wat een toestand!’ riep meneer Donkers boos uit, nadat hij de telefoon had neergelegd. ‘Daar moet toch onmiddellijk wat aan gedaan worden!’
In het avondnieuws kwamen de berichten door, die ze inmiddels al ontvangen hadden, maar vlak voor ze naar bed wilden gaan, ging de telefoon weer. Het was weer het radiostation.
‘Neemt u me niet kwalijk, meneer Donkers, dat ik zo laat nog bel, maar ik dacht dat u wel graag het allerlaatste bericht zoudt willen horen!’
‘Natuurlijk! Heel graag zelfs! Wat is dat?’ vroeg meneer Donkers gespannen.
‘Casanova is te Bagdad geland. Hij is daar aangehouden
| |
| |
en hij heeft omtrent de benzinekwestie te Oase Bilma de volgende verklaring afgelegd. Hij zegt in de buurt van Bilma in benzinenood gekomen te zijn. Door een fout van de copiloot zou hij onderweg een hoeveelheid benzine verloren hebben, waardoor hij een tussenlanding moest uitvoeren te Bilma. Daar trof hij twee vaten, gevuld met vliegtuigbenzine. Hij nam aan dat die aan het vreemdelingenleger toebehoorden. Er waren enkele Bedoeïenen bij, maar die konden hem niet verstaan. Casanova zegt geen woord Frans te kunnen spreken. De Bedoeïenen stonden hem toe de benzine in te laden en daar heeft hij dankbaar gebruik van gemaakt. Na aankomst te Caïro heeft Casanova inderdaad onmiddellijk een telegram naar het hoofdkwartier van het legioen gestuurd met de mededeling, dat hij te Bilma twee vaten benzine had ingenomen. Dat is alles, meneer Donkers. Casanova is inmiddels alweer van Bagdad gestart!’
‘Wel heb ik ooit van mijn leven!’ riep meneer Donkers uit. ‘De boef! Uit die routepapieren wist hij dat de Sranam te Bilma zou landen en nou doet hij net of hij dacht dat die benzine van het vreemdelingenlegioen was! Met de Bedoeïenen kon hij niet spreken... ja, dat is makkelijk! Die mensen wisten ook niet beter, natuurlijk. Er moest een vliegtuig komen uit een vreemd land om die twee vaten benzine over te nemen. Nou, het vliegtuig kwam, men kon de vliegers niet verstaan, maar dat hinderde niets... ze kregen de benzine en daarmee was voor hen de kous af. Die lui treft geen schuld... En om zijn verhaal geloofwaardig te maken, stuurt hij het hoofdkwartier van het legioen nog een telegram ook... de brutale kerel!’
‘Hallo!’ klonk het van de andere kant. ‘Meneer Donkers, bent u daar nog?’
‘Ja, meneer, neemt u me niet kwalijk, maar ik stond me even op te winden van kwaadheid. Wat een leugenaar, hè?’
‘Ik weet er verder niets van, meneer Donkers,’ antwoordde de radioman. ‘Tot zover luidt het bericht! Goedenavond meneer Donkers!’
‘Goedenavond meneer en wel bedankt voor de boodschap!’ antwoordde meneer Donkers, nog bevend van kwaadheid.
| |
| |
‘Moet je nou toch eens horen, vrouw!’ begon hij, en hij deed het relaas dat hij zojuist door de telefoon vernomen had. ‘Je zou 'm toch!’
‘Die krijgt zijn verdiende loon wel!’ vond mevrouw Donkers. ‘Stunt en de jongens raken nu zover achter dat ze het zeker wel zullen opgeven, denk je niet?’
‘Opgeven? Waarom? Wat zijn enkele uren op zo'n lange afstand? Er kan nog van alles gebeuren! Ze zitten nu wel helemaal achteraan natuurlijk... Als die legioenmensen van Fort Lamy nu maar opschieten!’ zei meneer Donkers.
De volgende morgen ging de telefoon alweer vroeg. Meneer Donkers en zijn vrouw zaten aan het ontbijt, terwijl meneer juist de krantenverslagen van de luchtrace doornam.
‘Alweer die telefoon,’ zei hij, ‘'t begint alweer vroeg! Ja, met Donkers! Met wie zegt u? O, meneer Eikhout... ja, wat een leugenaar, hè. Kan daar nu niets aan gedaan worden?’
‘Ik vrees van niet. Hij heeft een aardig verhaaltje verzonnen en bewijs nu maar eens dat het niet waar is. Hij heeft verklaard, helemaal niet te weten dat de Sranam te Oase Bilma zou landen! Hij heeft zelfs nog een telegram naar Caïro gezonden waarin hij zijn spijt betuigt over dit misverstand. Maar nu nog iets...’ ging meneer Eikhout verder, ‘uit Fort Lamy komt nu bericht, dat men nog geen benzine gestuurd heeft. Men heeft om nadere inlichtingen verzocht. Onze vertegenwoordiger te Kano heeft radiografisch met de commandant van Fort Lamy gesproken en deze heeft daarna beloofd onmiddellijk twee vaten naar Oase Bilma te zenden. Bij het aanbreken van de dag zou vandaar een vliegtuig vertrekken. Dus dan...’
‘Wat een tijdverlies voor Stunt!’ zei meneer Donkers. ‘Wat een vreselijke pech. Dat die sufferds van Fort Lamy nu niet direct die benzine gestuurd hebben!’
‘Ja ja, dat is zeker jammer, maar nu kan toch elk ogenblik 't bericht doorkomen, dat Stunt van Bilma vertrokken is. Zijn radio is ook een tijdlang defect geweest, maar die is inmiddels door Stunt zelf gerepareerd. Daardoor heeft hij
| |
| |
vanuit Bilma niet zelf onmiddellijk kunnen berichten. Hij heeft nu alweer contact met Kano. ‘Alles wel en nog vol goede moed,’ heeft hij gemeld!’ zei meneer Eikhout.
‘Gelukkig maar, moed verloren al verloren,’ besloot meneer Donkers het gesprek.
Mevrouw Donkers was naast haar man komen staan. ‘En...?’ vroeg ze.
‘Ze gaan verder! De benzine is onderweg! Ze maken het goed,’ was het antwoord.
‘Ik had gehoopt dat ze... enfin, dat is alweer goed afgelopen,’ zei ze terwijl ze naar de ontbijttafel terug liep. ‘Je thee wordt koud, zal ik een ander kopje inschenken?’
|
|