| |
| |
| |
Oase Bilma.
De vlucht over de woestijn naar Kano verliep naar wens. Nagewuifd door de inboorlingen te Bolama, hadden ze daar binnen een half uur weer de lucht gekozen. Bolama had geen radiostation, zodat ze verstoken waren van nieuws over de overige deelnemers. Het was een prachtig heldere nacht. Een volle maan stond hoog aan de fonkelende sterrenhemel en wierp een geel licht op het woestijnzand, diep onder de Sranam. Stunt moest nu en dan een sterretje ‘schieten’ om precies de plaats te kunnen bepalen waar ze zich bevonden. Het was uitermate moeilijk navigeren boven een vreemd gebied, dat bovendien geen enkel lichtje vertoonde. Na lange uren vliegen zagen ze plotseling in het heldere maanlicht een brede rivier onder zich doorschuiven. Ze zagen de weerspiegeling van de man in het water.
‘Dat moet de Niger zijn,’ stelde Stunt vast. ‘We zijn nu dus boven Nigeria, jongens. We moeten deze rivier volgen en een eind verder moet hij zich splitsen. Volgen we de linker vertakking, dan zitten we precies in de richting van Kano!’
Stunt zette de radio weer bij en probeerde Kano op te roepen, maar men luisterde daar blijkbaar op dit nachtelijk uur niet uit. Ze konden er hoogstens één uur vliegen vandaan geweest zijn, toen Stunt er eindelijk in slaagde contact te krijgen.
‘Hallo Kano airport, hier Sranam N A van de luchtrace Suriname, San Francisco, Suriname. Kunt u mij een peiling geven?’
De peiling volgde onmiddellijk en Stunt gaf Harry, die op dat moment achter de stuurknuppel zat, een kleine koerswijziging.
‘Hallo Kano, kunt u ons nader nieuws geven over de andere deelnemers aan de race? Over!’
| |
| |
‘Hallo, Sranam N A. Hier Kano airport. Hier volgen de laatste berichten. Op kop ligt Casanova met “Caracas.” Hij heeft hier enkele kleine reparaties uitgevoerd en is ongeveer twaalf uur geleden vertrokken naar Caïro. King met Shooting Star is momenteel hier op het veld en zal over enkele minuten vertrekken. Hij heeft te Bathurst oponthoud gehad door reparaties en hier ook weer. De Indonesische deelnemers zijn geland te Bathurst. Van de Shell-tanker ontvingen wij een radiobericht, dat de Nederlandse ploeg van Schreurs daar in de nacht is geland en weer gestart naar Bathurst. Over Thomson en de Belg Brasseur geen bericht. Ook van de Braziliaan Pedro is nog geen bericht binnengekomen. Men vreest dat hem een ongeluk is overkomen. Heeft u deze berichten goed ontvangen? Over!’
‘Ja, Kano airport. Alles goed ontvangen. Staat onze brandstof gereed? Over!’
‘Ja, Sranam. Uw brandstof staat gereed. U kunt direct na landing bijtanken. Over!’
‘Dank u! Sranam uit!’
‘Wij kijken naar u uit! Kano airport uit!’
‘Pedro is nog steeds zoek!’ riep Stunt uit. ‘Wat zou hem overkomen zijn?’
‘Schreurs is de oceaan nu óók wel over,’ zei Harry, terwijl hij de koptelefoon afzette. ‘En King staat nog in Kano, hè, daar zijn we dus weer aardig op ingelopen, Stunt!’
‘Ja, maar hij schijnt op punt van vertrek te staan, dus hij zal wel weg zijn als wij landen,’ meende Stunt. ‘Josua slaapt!’ voegde hij eraan toe, achterom kijkend.
Het was koud op vierduizend voet boven de woestijn en alle drie hadden ze zich extra warm aangekleed.
‘Ik begin trek te krijgen in iets warms, Harry!’ zei Stunt. ‘Een kop hete koffie zal er in Kano best ingaan.’
‘En een warme maaltijd!’ voegde Harry er met een zucht aan toe. ‘Hoe lang blijven we in Kano?’
‘Niet langer dan nodig is, want die Caracas moet niet àl te ver uitlopen!’ was het antwoord.
Binnen het uur zagen ze in de verte de verlichting van het vliegveld van Kano opdoemen. Alle lampen waren aangestoken
| |
| |
om het de vliegers mogelijk te maken van grote afstand het veld te zien. Nadat Stunt toestemming had gevraagd en gekregen om te landen, vloog hij direct op de goed verlichte startbaan aan en voerde een vlotte landing uit. Snel taxiede hij in de richting van het stationsgebouw, waar een grote groep mensen de Sranam stonden op te wachten.
Nauwelijks had Stunt de contacten afgezet en het deurtje geopend of een gejuich steeg uit de groep belangstellenden op. Enkelen sprongen naar voren en hielpen Stunt en de beide jongens uitstappen. Het lange zitten had hun benen stijf-gemaakt en als drie oude mannetjes kwamen ze hun vliegtuig uit.
‘Welkom in Kano!’ riep iemand in het Nederlands.
‘Hollanders!’ zei Josua. ‘Zijn die hier ook?’
‘Welkom heren!’ klonk het weer. Een breed lachende meneer schudde Stunt en de jongens hartelijk de hand en stelde zich voor als de Nederlandse gezant te Kano. De anderen bleken personeel van de KLM te Kano te zijn. ‘Alles wat Hollands is of voelt in Kano is hier tegenwoordig!’ zei de meneer. ‘U heeft u prachtig geweerd tot nu toe, heren. U ligt op de derde of vierde plaats momenteel!’
‘Is King alweer vertrokken?’ informeerde Stunt snel.
‘Een klein uur geleden. Hij heeft moeilijkheden met zijn koeling en zijn motor loopt steeds warm. Hij heeft hier staan repareren, maar hij was niet erg optimistisch gestemd. In elk geval is hij vertrokken,’ vervolgde de gezant.
Een meneer, die zich voorstelde als de vertegenwoordiger van de KLM, verzocht alle drie in zijn auto plaats te nemen. Hij zou ze naar het vliegveld-restaurant brengen, voor een flinke maaltijd, terwijl het KLM-personeel voor het bijtanken zorgde.
‘U heeft zeker het laatste nieuws over Pedro met zijn Rio de Janeiro al gehoord?’ vroeg hij, toen ze in pijlsnelle vaart wegreden.
‘Nee, nog niet. Waar zit hij?’ vroeg Stunt nieuwsgierig.
‘Uitgeschakeld. In Brazilië heeft hij een noodlanding moeten maken ergens in de buurt van een klein dorpje. Zijn ene wiel brak daarbij af en het zou te veel tijd in beslag nemen
| |
| |
om nog met enige kans op succes de race voort te zetten. Hij heeft opgegeven!’
‘Dat is de tweede al!’ riep Harry uit. ‘We zijn dus nog met z'n zevenen!’
‘Jammer voor Pedro, ...en zijn er berichten over Brasseur en Thomson, meneer?’ ging Stunt verder.
‘Thomson heeft zijn voorgenomen landingsplaats niet kunnen vinden en is naar Dakar gevlogen. Zijn copiloot bleek ziek te zijn. Na lang oponthoud is hij weer vertrokken.’
‘Alleen?’ vroeg Stunt verbaasd.
‘Nee, hij heeft zijn copiloot weer meegenomen. Brasseur had hier moeten landen, maar we hebben hem nog niet gezien. Die Casanova is u een héél eind voor. Hij kwam gisteren in de late middag aan en heeft hier nauwelijks een halfuur gestaan. We hebben hem niet gesproken, er waren speciale mensen om hem te helpen, Venezolanen. Niemand kreeg een kans hun iets te vragen! Is met u en uw jeugdige bemanning alles goed verlopen?’ vroeg de meneer belangstellend.
‘Tot nu toe wel, gelukkig. De motor heeft het prima gedaan en we mogen niet klagen. Te Bolama was de zaak piekfijn geregeld en als dat verder overal zo is, dan mogen we niet mopperen!’
‘Zijn uw copiloten niet erg jong?’ vroeg hij fluisterend.
‘Wel jong en nog wat onervaren, maar... laat ze maar schuiven!’ was het lachende antwoord van Stunt, met een knipoogje naar Harry en Josua, achter in de auto.
Inmiddels waren ze bij het restaurant aangekomen en ze vonden de maaltijd al opgediend. ‘Service!’ zei de meneer.
‘Fijn, dan kunnen we gauw weer verder. Dank u wel voor de goede zorgen, hoor!’ zei Stunt.
Een lange magere man kwam op hun tafeltje toelopen en stelde zich voor als journalist voor een locale krant.
‘Waar gaat de reis naar toe heren, nà Kano?’
‘Och,’ antwoordde Stunt geheimzinnig. ‘Dat weten we nog niet. Caïro denk ik!’
‘Caïro? Maar... dat haalt u toch niet in één ruk? U zult toch wel een tussenlanding maken? Dat is méér dan drieduizend kilometer!’
| |
| |
| |
| |
‘O ja?’ deed Stunt ongelovig. ‘Nou, we zullen wel zien! We lánden dan wel ergens. De woestijn is groot genoeg!’
De vertegenwoordiger van de KLM, die even weg was geweest, kwam inmiddels weer aanlopen en op dat moment nam de lange vreemde journalist snel afscheid. ‘Goede reis verder, heren!’ waren zijn laatste woorden.
‘Wie is die man daarginds, die lange vent?’ vroeg Stunt, toen de vertegenwoordiger zich bij hen aan tafel zette.
‘Kwam die niet van uw tafel vandaan?’ was de wedervraag. ‘Het is een Venezolaan! Hij had het erg druk met Casanova, toen die hier was. Ik ken hem verder niet. Hij is nog maar kort in Kano. Hij werkt niet.’
‘Zo? Hij stelde zich anders voor als journalist!’ zei Stunt. ‘Wat moet die kerel? Hij informeerde waar we de volgende landing gingen maken.’
‘Dat hebben we zorgvuldig geheim gehouden!’ zei de vertegenwoordiger. ‘We hebben bericht ontvangen, dat de vaten benzine er gereed staan. Een karavaan Bedoeïenen houdt de wacht tot u gepasseerd bent!’
‘Zo èrg geheim is het anders niet, denk ik,’ meende Stunt. ‘Vóór ons vertrek uit Suriname hebben ze mijn routepapieren gestolen!’
‘Weet u ook wie?’ vroeg de vertegenwoordiger.
‘Nee,... althans niet zeker,’ antwoordde Stunt.
‘Ik weet zeker dat...!’ begon Harry.
‘We weten niets zeker en daarom mogen we niemand beschuldigen!’ viel Stunt hem vlug in de rede.
‘Ik verneem daar net, dat het Nederlandse toestel te Bathurst is geland. Schreurs komt óók hier tanken.’
Plotseling kwam er een meccano van de KLM binnenstormen. Snel kwam hij op het tafeltje af, waar Stunt en de jongens zaten te eten.
‘Brasseur is in aantocht, heren! Als u vlug bent kunt u hem binnen zien komen. U bent dus gelijk te Kano!’
‘Da's grappig!’ zei Stunt. ‘Dank u wel hoor! We eten eerst, maar af en dan smeren we 'm gauw. Zit de benzine er allemaal in?’
‘Uw toestel staat klaar, meneer Appel!’ zei de meccano,
| |
| |
en hij verdween weer even snel als hij gekomen was, om de Belg Brasseur te zien binnenkomen.
Even later hoorden ze het gedaver van de motor van de Belgische kist. ‘Kom,’ haastte Harry. ‘We moeten vóór Brasseur vertrekken, Stunt.’
‘Eet maar rustig door, Harry, en verslik je niet!’ zei Stunt rustig als altijd. ‘Maak je niet zenuwachtig, je hebt nog een hele reis voor de boeg. De race is nauwelijks begonnen.’
Toen ze even later het restaurant uitwandelden om weer met de gereedstaande auto terug te gaan, ontmoetten ze de joviale Belg bij de deur! Hij zag er wat vermoeid uit, maar deed erg opgeruimd.
‘Ha, meneer Appel!’ klonk het met een zwaar Vlaams accent. ‘Leuk u hier te treffen. Goede reis gehad? We zitten niet helemaal achteraan, hè?’
‘Best!’ antwoordde Stunt. ‘U ook?’
‘Ja, gaat nogal. Bij een tussenlanding te Conakry aan de kust brak ik mijn staartwiel, maar ik heb het gelukkig nog op tijd kunnen repareren. Maar kom, ik moet opschieten. Misschien zien we elkaar nog wel in Caïro! Goede reis verder, heren!’ zei hij vriendelijk.
‘Succes verder!’ zei Stunt. ‘Weerberichten zijn goed!’
‘Aardige kerel!’ merkte Josua op, toen ze weer in de auto zaten. ‘Dat is voor het eerst dat ik Vlaams hoor spreken!’
‘Waar ligt Conakry?’ vroeg Harry.
‘Iets westelijk van Bolama,’ antwoordde de vertegenwoordiger. ‘Een vliegveldje uit de oorlog.’
Teruggekomen bij de Sranam zagen ze de journalist op een afstand staan kijken.
‘Alles klaar?’ vroeg Stunt snel.
‘Ja, meneer,’ antwoordde een van de meccano's. ‘Die man daarginds, die lange magere, vroeg, of hij uw toestel even van binnen mocht bekijken!’
‘U heeft het toch niet toegestaan?’ vroeg de vertegenwoordiger.
‘Natuurlijk niet!’ was het antwoord. ‘Hij zei dat hij journalist was!’
‘Ik vertrouw dat heerschap niet erg!’ merkte Stunt op.
| |
| |
‘Kom, laten we hier maar gauw weggaan!’
Stunt bedankte de vertegenwoordiger en zijn personeel nogmaals hartelijk voor hun vlotte hulp en enkele minuten later taxiede de Sranam alweer in de richting van de startbaan. Aan de horizon vertoonden zich al de eerste tekenen van de dageraad.
‘Zal een mooie zonsopgang worden, boven de woestijn!’ zei Harry.
Even keek Stunt in de richting van de starttoren, waar ze nu een fel groen licht op zich gericht zagen. Op dat moment opende Stunt het gas voluit en de Sranam schoot vooruit. Het toestel had een lange aanloop nodig alvorens Stunt het van de grond optrok. ‘Neem maar over, Josua. Langzaam aan maar tot zesduizend voet. Koers nul vier nul, we hebben wat noordenwind. Ga jij maar wat slapen, Harry!’
Langzaam won de Sranam hoogte, terwijl de lucht zich in oostelijke richting rood begon te kleuren. Beneden hen was het nog volslagen duisternis.
‘Je koers precies vliegen, Josua!’ waarschuwde Stunt. ‘Die oase Bilma zal niet eenvoudig te vinden zijn! Er is geen radio, alléén een paar palmbomen en wat woestijnbewoners. We zullen daar moeten tanken door middel van blikken. Er staan twee vaten benzine te wachten. We mogen Bilma Oase niet missen hoor, anders zijn we de pisang,’ zei Stunt ernstig. ‘Die oase in de uitgestrekte woestijn is als een naald in een hooiberg!’
‘Hoe lang is het vliegen naar die oase?’ informeerde Josua.
‘Ongeveer vier uur!’ was het antwoord.
Stunt strekte zijn lange benen behaaglijk en geeuwde. Schuin keek hij eens naar Josua. ‘Dat had je verleden week ook niet gedacht, hè, dat je nu ergens midden boven de Sahara zou zitten!’ zei hij peinzend.
Josua antwoordde niet. Hij dacht aan het kleine huisje onder de manjaboom, op een koffieplantage in het nu verre Suriname... Wat zouden zijn ouders wel zeggen, als ze hem nú eens konden zien!
‘Slaap je?’ vroeg Stunt.
‘Ik... slapen, nee... eh... wat zei je?’
| |
| |
‘Ik zei dat je verleden week niet gedacht had, dat je nú ergens boven de Sahara zou zitten!’ herhaalde Stunt.
‘Nee... zouden mijn vader en moeder weten waar we nu zijn?’ vroeg hij aarzelend.
‘Dat horen ze over de radio bij het ochtendnieuws!’ antwoordde Stunt. ‘Kano geeft dat direct door.’
Josua keek strak voor zich uit. Een beetje naar rechts werd het nu steeds lichter en de eerste stralen van de opkomende zon leken daar loodrecht de lucht in te gaan. Overal, diep beneden hem, strekte zich nu de grote oneindige zandwoestijn uit. Aan de horizon zag hij vaag de contouren van heuvels, maar recht naar beneden gezien leek het, alsof de woestijn één vlakke zandmassa was.
‘We moeten met deze koers straks het Tsaadmeer kunnen zien!’ zei Stunt. ‘Dat is het enige punt waar we ons naar kunnen richten.’
Josua keek eens op de kaart. ‘Bilma Oase ligt net noord van het Tsaadmeer,’ merkte hij op. ‘Maar een vervelende boel, hè, die dooie woestijn!’
Toen hij even later naar Stunt keek, had deze de ogen gesloten en scheen half ingeslapen. Achter zich zag hij Harry ook in diepe rust. Nu was hij, Josua Voorn van plantage Rustenburg, hélemaal alléén verantwoordelijk voor de Sranam, in de grote luchtrace om de wereld, boven de Sahara... Hè, hij begon ook slaap te krijgen... dat eentonig gegons van die motor máákte je ook slaperig. Hij zou best met Harry willen ruilen... verbeeld je als hij achter de stuurknuppel óók in slaap viel... hij geeuwde nog eens. Hij hoefde nu zijn hand niet voor zijn mond te houden, want niemand zag hem... Hij strekte zijn benen eens, zoem zoem zoem ging de motor, steeds maar hetzelfde geluid... steeds maar...
‘Hé daar!’ hoorde hij opeens roepen. ‘Je maft toch niet?’ Het was de stem van Stunt, die met één hand aan de stuurknuppel Josua aankeek.
‘Verdikkeme nog aan toe!’ zei Josua verschrikt. ‘Ik zat er juist aan te denken en ik geloof dat ik langzaam...’
‘... in zat te slapen!’ vulde Stunt aan. ‘Laat ik dat niet
| |
| |
merken, Josua! Als je slaap krijgt, moet je gaan zingen. Zo luid als je wilt.’
Geschrokken zat Josua weer recht op en tuurde naar beneden. Het was nu geheel licht geworden.
‘'t Tsaadmeer, Stunt!’ riep hij uit. ‘Dáár, rechts, zie je wel?’
Inderdaad vertoonde zich aan de horizon een grote waterplas, welke breder scheen te worden naarmate ze er dichterbij kwamen.
‘Stuur nu maar pal noord!’ commandeerde Stunt. ‘En... blijf wakker!’
De volgende paar uren vlogen om. Kort na de koersverandering had Stunt de stuurknuppel van Josua overgenomen en Harry was op de bok gekomen, terwijl Josua nu heerlijk lag te slapen op het veldbed achterin, begraven onder twee wollen dekens.
‘Nu moeten we ongeveer bij die Bilma Oase zijn!’ zei Stunt peinzend, terwijl hij het hele gebied afzocht, zover het oog reikte.
‘We hebben wat tegenwind gehad, dus we moeten er nu zowat zijn,’ vervolgde hij, op zijn horloge kijkend. ‘Daar recht vooruit is een bos of zoiets. Dat zou een oase kunnen zijn. We zullen eens wat zakken...’ en hij drukte de stuurknuppel wat van zich af. Recht op het palmbos af sturende zag hij nu plotseling iets dat op een startbaan leek.
‘Ja, dat moet Bilma Oase zijn, kijk maar, een startbaan! Hij ligt half onder het zand! Goeie hemel, wat een verlatenheid!’
Laag vlogen ze eenmaal over de baan. Aan de palen links en rechts kon je zien dat daar eens een startbaan gelegen had, maar nu was het niet veel meer dan een rulle zandweg. Het vreemdelingenlegioen maakte nog wel eens gebruik van de baan, maar dat was dan ook alles.
Stunt vloog nog eenmaal over de baan en verkende de omgeving. Van onder de nabijgelegen palmbomen kwamen een paar mensen te voorschijn, gekleed in lange jurken, nachthemden leken het wel. Ze stonden wild te wuiven.
‘Daar gaat-ie dan!’ riep Stunt. Hij nam het gas terug en
| |
| |
even later hobbelde de Sranam door het rulle zand en kwam snel tot stilstand. Stunt taxiede naar het einde van de baan, waar de woestijnbewoners nog stonden te wuiven.
‘Zie je dat, Harry. Kortgeleden is hier een ander geland! Kijk maar, die diepe sporen in het zand!’
‘Dat moet King of Casanova geweest zijn,’ meende Harry.
‘Hoeft niet, 't kan Brasseur geweest zijn, want die zal wel vlak nà ons vertrokken zijn en ik denk dat zijn kist sneller is dan de onze. Het kan ook een vliegtuig van het Franse vreemdelingenlegioen zijn. Die landen hier nu en dan, wanneer ze op patrouille zijn.’
Bij de Bedoeïenen gekomen zette Stunt de motor af.
‘Ik hoop dat die lui Engels verstaan!’ bromde hij, voor hij uit het toestel klom.
Geen van de Bedoeïenen scheen aanstalten te maken om dichterbij te komen.
Stunt liep op het groepje toe en riep in het Engels: ‘Goedemorgen! We komen tanken!’
Zij lachten wat, maar bleken hem niet te verstaan. Harry en Josua waren er nu ook bij gekomen.
‘Ik zal 't eens in het Frans proberen, maar mijn Frans is erbarmelijk slecht! Goedemorgen!’ zei hij nu in het Frans.
Plotseling kwamen enkelen naar voren en antwoordden in behoorlijk Frans: ‘Dag meneer!’
‘Wij tanken!’ hakkelde Stunt, zich uitslovend om zijn beste Frans te produceren.
‘Tanken?’ en de mannen haalden de schouders op. Ze wezen op twee vaten die een eindje verderop onder een palmboom lagen.
‘Wij zijn Sranam en wij hier vliegtuigbenzine vinden. Vanuit Kano voor ons twee vaten gestuurd. Zijn jullie belast bewaking benzine?’ vroeg Stunt.
Een van de woestijnbewoners nam nu het woord. ‘O, u bedoelt die mensen uit Kano. Die zijn gisteravond vertrokken. Terug naar Kano!’
‘En waar is de benzine dan?’ vroeg Stunt.
‘Ze hebben maar twee vaten meegebracht!’ antwoordde de man.
| |
| |
‘Twee vaten ja. Zijn het die daar?’ vroeg Stunt, op de vaten wijzend.
‘Ja, die vaten hebben ze gebracht. Ze zijn nu leeg! Ander vliegtuig heeft vaten leeggemaakt!’ antwoordde de man weer.
‘Ander vliegtuig? Welk? Wanneer?’ vroeg Stunt geschrokken.
‘Rood vliegtuig. Gisteren. Mensen uit Kano hebben op vliegtuig gewacht, twee weken. Gisteren is vliegtuig gekomen en hebben vaten leeggemaakt.’
‘Leeggemaakt? Maar... die vaten waren voor óns!’ riep Stunt uit.
De man haalde de schouders op. ‘Ik weet het niet. De mensen van Kano zijn al teruggekeerd. Ze moeten lange reis maken door woestijn, terug naar Kano.’
‘Ja ja. Maar... heeft dat rode vliegtuig die benzine dan ingenomen?’ vroeg Stunt snel.
‘Ja. Twee heren waren in het vliegtuig. Spreken geen Frans. Ze praten tegen mensen van Kano. Zij kunnen niet verstaan. Ze nemen wat is in de vaten en zijn weer weggevlogen!’ vervolgde de man doodbedaard.
‘Goeie hemel!’ riep Stunt uit. ‘Dat hebben die Venezolanen ons gelapt!’
Harry en Josua waren ondertussen naar de vaten gelopen en konden daar slechts constateren, dat er geen druppel benzine meer in zat.
‘Wat nu?’ zei Josua teleurgesteld. ‘Daar staan we nou, midden in de Sahara. Geen benzine!’
Stunt was er bijgekomen en zei: ‘Die vervloekte Casanova! Die vent heeft ons dat geleverd!’
‘Maar hoe kon hij weten... ja, zie je wel dat zij die route-papieren van ons gestolen hebben, Stunt!’ riep Harry uit.
‘Dat zie ik, maar... wat nu te doen. Waar halen we in 's hemelsnaam nu benzine vandaan? Ik kan hoogstens verbinding trachten te krijgen met Kano en dan kunnen ze misschien benzine sturen... als ze daar tenminste een vliegtuig hebben dat hier kan landen. Grote verkeerstoestellen kunnen hier immers niet landen.’
Stunt liep terug naar de Sranam, klom er snel in en zette | |
| |
de radio aan. ‘Hallo Kano. Hallo Kano airport. Sranam roept u! Hoort u mij? Over!’
Geen antwoord.
‘Ze luisteren op dit ogenblik niet uit!’ riep hij teleurgesteld. ‘Als ik die Casanova in mijn vingers krijg...!’
‘Zou er geen ander vliegveld in de buurt zijn?’ vroeg Harry, die Stunt gevolgd was.
‘Kan het aan die lui vragen...’ antwoordde Stunt nijdig.
Hij liep op de druk gesticulerende Bedoeïenen toe en vroeg: ‘Waar dichtstbijzijnde vliegveld?’
‘Fort Lamy!’ was het antwoord. ‘Vreemdelingenlegioen!’
‘Fort Lamy? Ligt dat niet zuid van Tsaadmeer?’ vroeg Stunt. ‘Pak de kaart eens, Josua!’
Even later wees Stunt Fort Lamy aan. ‘Daar wij vlak in de buurt gezeten! Zij daar benzine hebben?’
De Bedoeïen haalde de schouders op. ‘Vreemdelingenlegioen komt soms hier met vliegtuig. Komen van Fort Lamy.’
‘Hebben we genoeg benzine om daar heen te vliegen?’ vroeg Harry.
‘Nee, dat is ongeveer dezelfde afstand als we net gekomen zijn...! Die schurken!’
Stunt klom weer in de Sranam en zette de koptelefoon op.
‘Hallo Kano, hallo Kano. Hier Sranam. Bilma Oase. Hoort u mij?’
Geen antwoord. Nog enkele malen riep hij Kano op, maar er kwam geen antwoord. ‘Ze zijn daar zeker ingeslapen!’ verzuchtte Stunt. ‘Ze horen... ik geloof dat onze zender niet werkt, Harry!’
Stunt draaide aan verschillende knoppen, zette de koptelefoon weer af, boog zich diep voorover om de leidingen van de radio te inspecteren, controleerde enkele aansluitingen en probeerde weer, maar er kwam geen geluid uit het toestel...
‘Ook dàt nog...!’ zuchtte Harry vertwijfeld.
|
|