Sportvliegers rond de wereld
(1958)–Constant Butner– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |
De start.De grote dag, 1 oktober, was aangebroken. Ondanks het vroege ochtenduur was het al een hele drukte op het vliegveld. Een groot gedeelte van het veld was afgezet en ook voor het stationsgebouw was een grote ruimte vrijgelaten. Alle vliegtuigen hadden de laatste weken een speciale bewaking gehad en ook nu was er weer een grote politiemacht op de been. Vroeg in de ochtend had het even geregend, maar nu was er weer een heldere sterrenhemel. Het was nog geen vier uur. Grote schijnwerpers waren voor het stationsgebouwtje opgesteld, welke het emplacement met een zee van licht overgoten. Een kille noordenwind deed het wachtende publiek huiveren, het publiek, dat met extra bussen en een extra trein, talloze auto's en zelfs per fiets vanuit Paramaribo naar het vliegveld Zanderij gekomen was, om toch vooral niets van dit unieke evenement te missen. Hier en daar stond al een toestel proef te draaien. Het brommend geluid drong vaag uit de duisternis tot de wachtenden door, terwijl het een druk heen en weer lopen was van officiële personen, meccano's, vliegers en hun helpers en vele anderen. In het stationsgebouw werden nog de laatste formaliteiten vervuld, formulieren werden ingevuld en afgetekend, laatste aanwijzingen werden gegeven, handen werden geschud, fotografen deden hun werk en zenuwachtig liepen de organisatoren van de een naar de ander. In een hoek van het zaaltje zaten meneer en mevrouw Donkers, baas en vrouw Voorn, meneer Eikhout en nog enkele vrienden, die de vliegers uitgeleide kwamen doen. Mevrouw Donkers zat met de lippen stijf opeengeklemd en het was haar aan te zien dat ze moeite had haar zenuwen in bedwang te houden. Haar enige zoon zou zo dadelijk als copiloot in een vliegtuig stappen, dat hem in enkele weken rond de wereld moest brengen. Hij zou in zuidelijke richting | |
[pagina 50]
| |
wegvliegen en als alles goed ging, zou hij uit het noorden weer moeten terugkeren... Als alles goed ging... àls alles goed ging... wat was ze begonnen door erin toe te stemmen dat Harry meeging. Ze zou hem nóg kunnen tegenhouden... maar nee, komaan, flink zijn, had Harry haar gisterenavond nog op het hart gedrukt, en zó was het... Ook baas Voorn en zijn vrouw hadden niet veel te zeggen. Het was kil in het stationsgebouw, zo 's morgens vroeg. Vaag konden ze door de ruiten de eerste lichtstrepen zien van de naderende dag. Aandachtig bestudeerde baas Voorn de kleding van de verschillende vliegers. King stapte rond in een pikzwarte overall, een vliegkap in de hand. Op zijn rug stond met grote letters USA. Ook Pedro zag er zeer opvallend uit in zijn helblauw gekleurde overall, terwijl de vliegers uit Venezuela helemaal in het leer gestoken waren. ‘Als Josua het maar niet koud krijgt...’ dacht baas Voorn. Had hij hem wel moeten laten gaan? Waar was Josua nu? Zou hij nog even komen groeten voor hij vertrok? De jongen was zo opgewonden, dat hij hen misschien al vergeten was... ‘Daar komen ze!’ riep meneer Donkers verheugd uit, en inderdaad stapte op dat moment Stunt, gevolgd door de beide jongens, het stationsgebouw binnen en stevende regelrecht op de wachtenden in de hoek af. Stunt droeg een korte vliegjekker over een witte overall. Harry en Josua droegen ook ieder een witte overall, met op de borst hun vliegersspeldje. Een gejuich steeg op onder de wachtenden in het gebouw, toen ze de drie opmerkten. ‘Hup Suriname!’ klonk het hier en daar. ‘Gaan jullie maar even afscheid nemen, jongens!’ zei Stunt. ‘Ik kom zo. Moet even wat formaliteiten vervullen en dan zijn we helemaal klaar!’ ‘Reisvaardig, jongens?’ vroeg baas Voorn met een geforceerde lach. ‘We kunnen vertrekken!’ antwoordde Harry. ‘We hebben de motor nog even laten draaien en die doet het best! Hu... 't is maar koud hè, vanmorgen. Ik wist niet, dat het in Suriname zo koud kon zijn!’ | |
[pagina 51]
| |
‘Moet je 's morgens vroeger opstaan!’ zei zijn vader lachend. Harry liep op zijn moeder toe. ‘Nou, Moeder, dan gaan we maar. We moeten op tijd in het toestel zijn, want precies op de minuut moeten we starten...’ Hij omhelsde zijn moeder, die op dit moment haar tranen de vrije loop moest laten... ‘Zul je goed oppassen, jongen?’ zei ze snikkend. ‘Zul je veel schrijven?’ ‘Schrijven? We zijn weer terug vóór je de eerste brief zou ontvangen,’ antwoordde Harry. ‘Dag Moeder!’ ‘Houd je taai, Harry!’ zei zijn vader. ‘Luister goed naar Stunt, dan komt alles in orde. Tot over drie weken, dan zijn we hier weer, om je te verwelkomen! Dag jongen. Succes en... veel geluk!’ Ook vrouw Voorn huilde tranen met tuiten toen Josua afscheid nam. Baas Voorn beet zich op de lippen en kon geen woord uitbrengen. Ook Stunt had zich inmiddels bij hen gevoegd en drukte hun allemaal de hand. ‘Weg met die tranen, dames!’ zei hij opgewekt. ‘Dit is een ogenblik om verheugd te zijn. We gaan iets groots ondernemen!’ ‘Veel succes, Stunt!’ riepen allen. ‘Kalmpjes aan maar hoor, jaag de motor niet over z'n toeren! Kom heelhuids terug, dat is het belangrijkste, onthoud dat!’ Stunt en de jongens begaven zich nu snel naar de uitgang. Nog éénmaal draaiden alle drie zich om voor een laatste groet en toen verdwenen ze in de duisternis buiten...... Het begon al naar vijven te lopen, het moment waarop het startschot voor de eerst vertrekkende zou vallen. De gouverneur van Suriname was intussen gearriveerd, de genodigden in het stationsgebouw begaven zich nu naar het emplacement, waar het eerste toestel was voorgereden. Het was het toestel van de Engelsman Thomson. Regelmatig snorde de motor, het raampje van de cockpit stond open en men kon de beide vliegers zien zitten. De meccano van de Engelse ploeg stond voor de kist. Prachtig zag de Yellow Arrow er uit. Aan beide kanten was op de romp een reusachtige gele pijl geschilderd. Enkele minuten voor vijf gaf iemand met een rode band om de mouw de vlieger een teken | |
[pagina 52]
| |
en de meccano trok vlug de blokken voor de wielen weg. Op dat moment steeg een donderend gejuich uit de duizendkoppige menigte op. Het eerste toestel stond op het punt te vertrekken. Langzaam taxiede Thomson het helverlichte emplacement over in de richting van de startbaan, die werd aangegeven door twee lange rijen walmende olielampen. Het volgende toestel, dat van de Nederlander Schreurs, was intussen voorgereden en hij werd met een luid applaus begroet. Het aluminiumkleurige toestel blonk in het licht van de schijnwerpers als een spiegel. Meneer Schreurs stak even zijn hoofd door het cockpitraampje en riep iets naar zijn meccano, die de blokken voor de wielen plaatste. Vijf uur! Plotseling schoot een lichtkogel de lucht in en zette de omgeving in een zee van licht. Het startschot was gevallen... Volgas zette de Yellow Arrow zich in beweging, om even later loeiend de startbaan over te schieten en het luchtruim te kiezen. Nog slechts de zich snel verwijderende rode en groene navigatielichten waren zichtbaar. Nauwelijks was de Yellow Arrow vertrokken, of het Nederlandse toestel kwam in beweging. Ook nu weer steeg een luid gejuich op, terwijl het toestel wegtaxiede naar de startbaan. Wéér een lichtkogel en ook de Nederlander was vertrokken... Het toestel van Indonesië was alweer voorgereden. Na de twee voorgaande toestellen, maakte het ouderwetse vliegtuig van Trunoredjo niet bepaald een soliede indruk. De hele Indonesische kolonie in Suriname bleek op het veld aanwezig te zijn en van alle kanten klonken de aanmoedigingen. ‘Slamat djalan!’Ga naar voetnoot1) klonk het overal. Na de Indonesiërs volgde de Belg Brasseur. Felle blauwgele vlammen sloegen uit de uitlaat, toen het toestel in de richting van de | |
[pagina 53]
| |
startbaan verdween... en daar kwam dan de Otter aangereden. Enkele Surinaamse helpers liepen bij de vleugeltips. Stunt wuifde in de richting waar hij dacht de familie van Harry en Josua te vinden, zonder hen echter te zien. Harry en Josua keken door een van de cabinevensters, maar ook zij konden hun ouders in de menigte niet ontdekken. Een oorverdovend en enthousiast gejuich steeg op. De politie had de grootste moeite de toeschouwers in bedwang te houden. Hier en daar werd de afzetting toch verbroken en enkele waaghalzen liepen wild met de armen zwaaiend het veld op. Snel werden ze echter door de politie weer teruggedreven. ‘De jongens zien ons niet!’ zei meneer Donkers. ‘Kijk Stunt eens wuiven! Good luck Stunt, good luck Harry en Josua!’ riep hij zo luid hij kon. ‘Behouden terugkomst!’ Snel taxiede Stunt zijn Otter naar de startbaan, om op het moment van de lichtkogel vol gas te geven. Hij drukte de stuurknuppel een weinig naar voren, zodat de staart spoedig op kwam en in pijlsnelle vaart ging het de duisternis tegemoet. De olielampjes langs de startbaan flitsten voorbij... de schokken werden minder en minder, tot zij plotseling niets meer voelden. ‘We zijn los!’ juichte Harry. ‘Ze zijn los...’ bromde meneer Donkers... Stunt trok het toestel op, maar door de grote benzinelast konden ze maar uiterst langzaam stijgen. ‘We stijgen maar ongeveer vijftig voet per minuut,’ zei Josua, die op de stijgsnelheidsmeter tuurde, zoals hem door Stunt was opgedragen. ‘Ik ben al blij dàt we met deze benzinelast stijgen!’ riep Stunt uit. ‘Nou, jongens, neem je gemak er maar van, de race is in volle gang. Jij Josua, neemt over een uur de stuurknuppel over, dan ga ik wat navigeren. De eerste stopplaats is Belem, aan de monding van de Amazonerivier. We kunnen daar na rond vijf uur vliegen zijn. We volgen rustig de kust. Zet de radio eens aan, Harry,’ zei Stunt. ‘Even Zanderij oproepen!’ Harry draaide aan een paar knoppen en nam een van de koptelefoons op. ‘Hallo Zanderij, hallo Zanderij! Sranam roept u, hoort u mij?’ riep Stunt. | |
[pagina 54]
| |
‘Ja, Sranam! Hier Zanderij!’ klonk het duidelijk terug. ‘We ontvangen u goed!’ ‘Hallo Zanderij! We volgen de kust naar Belem. Alles wel. Groet ouders van mijn copiloten. Ik roep u weer over een uur. Sranam uit!’ ‘Oké, Sranam. Begrepen. Veel succes en goede reis! Zanderij uit!’ Beneden zich zagen de jongens de kustlijn, die zich al duidelijk begon af te tekenen. De hemel was nu in oostelijke richting helemaal rood gekleurd en zo dadelijk zou de zon opkomen. Achter in het toestel had Stunt een soort veldbed laten installeren, zodat er altijd één van hen drieën kon slapen, wanneer hij dat wilde. ‘Ga jij maar rusten, Josua!’ zei Stunt. ‘Over een uur roep ik je wel!’ ‘Is er niets te doen?’ vroeg Josua. ‘Ik kan nu tòch niet slapen!’ ‘Toch rusten!’ gebood Stunt, en gedwee strekte Josua zich op het bed uit. ‘Bijna tweeduizend voet!’ zei Harry. ‘We klimmen door naar zesduizend!’ besliste Stunt. ‘Zie jij een van de anderen?’ vroeg Harry. ‘We moeten die Brasseur toch kunnen zien? Die zit vlak voor ons.’ ‘In de lucht zie je een vliegtuig niet zo gauw,’ antwoordde Stunt. ‘Hij hoeft toch niet precies dezelfde koers te sturen als wij. Ik wéét niet waar hij gaat landen! Misschien dat we er een of twee in Belem aan de grond zien...’ ‘Op het veldje van Natal zullen ze toch wel allemaal landen, denk je niet, want dat ligt het dichtste bij de overkant van de oceaan,’ zei Harry. ‘Waarschijnlijk wel, maar er zijn meer vliegveldjes daar. Het ligt eraan met welk veld ze regelingen voor bijtanken getroffen hebben.’ Harry stootte Stunt aan en wees naar links. ‘Daar gaat er een!’ ‘Ja, da's onze vrind Pergoli, de Italiaan!’ riep Stunt uit. ‘Haastige spoed is zelden goed, macaroni-eter!’ | |
[pagina 55]
| |
Het Italiaanse toestel vloog wat verder uit de kust dan de Sranam en lange tijd konden ze het volgen. De Italiaan vloog op ongeveer gelijke hoogte als Stunt, maar liep meer en meer op hen uit. Ze hadden nu de nog laag staande zon schuin in het gezicht en Stunt trok de groene doorschijnende zonneklep, welke boven de voorruit bevestigd was, wat naar beneden. ‘Zouden we onze snelheid niet wat opvoeren, Stunt?’ vroeg Harry, terwijl hij tegen de zon in het Italiaanse toestel probeerde te ontdekken. ‘Die Italiaan loopt veel harder dan wij!’ ‘Dat vliegtuig heeft nu eenmaal een grotere kruissnelheid dan wij,’ antwoordde Stunt bedaard. ‘We sukkelen rustig door en we zien wel wat er de komende weken gaat gebeuren!’ ‘Daar gaat de Caracas ook al!’ riep Harry uit, en inderdaad had het Venezolaanse toestel nu ook de Sranam ingehaald en ging hem voorbij. Casanova stuurde zijn toestel in de richting van de Sranam en bleef enige tijd er vrij dicht naast vliegen. Ze konden nu de lachende gezichten van de beide vliegers zien. ‘Ze lachen ons nog uit ook...!’ riep Harry verontwaardigd. Stunt stak even zijn hand op bij wijze van groet, welke echter niet beantwoord werd. ‘Onsympathieke lui zijn dat!’ stelde Stunt vast. Na verloop van enige tijd verwijderde de Venezolaan zich weer en verdween langzaam maar zeker uit het gezicht. ‘King zal ons ook nog wel voorbij gaan!’ zei Harry. ‘Hij zal ons al wel voorbij zijn, denk in,’ antwoordde Stunt. ‘Hij zit zeker lager dan wij. Die Shooting Star is een van de snelste kisten!’ Ze bleven de kustlijn volgen en langzaam gleed het door de zon overgoten landschap onder hen door. Na verloop van ongeveer een uur waarschuwde Stunt Josua. ‘Kom, jo! Op de bok!’ Hij wees Josua op de kaart waar precies ze op dat moment waren. ‘Jij gaat nu een uurtje rusten, Harry. Na Josua ben jij aan de beurt! Vergelijk steeds wat je onder je ziet met wat er op de kaart staat, Josua. Meteen vast een goede oefening kaartlezen!’ zei Stunt. | |
[pagina 56]
| |
Josua nam nu de plaats in van Harry, op de tweede bestuurdersplaats. Hij had de laatste dagen de Sranam al enkele uren gevlogen en voelde zich ‘op de bok’, zoals Stunt het altijd noemde, al aardig thuis. Lange tijd vlogen ze nu zwijgend verder. Josua tuurde nu eens naar het landschap en de zee, dan weer naar zijn kaart, welke hij op de knieën had. Elke paar minuten gingen zijn blikken langs de verschillende instrumenten, maar niet te lang, want Stunt had hun, tijdens het lessen al, ingeprent, zich vooral niet blind te staren op de instrumenten. ‘Kijk om je heen!’ riep hij dan altijd. ‘Kijk waar je heen vliegt! In een auto zit je toch ook niet steeds naar je instrumenten te turen? Dan zou je gauw in de goot liggen!’ Toen Harry de stuurknuppel overnam, ging Stunt wat liggen. ‘Als er wat bijzonders is, me direct waarschuwen!’ zei hij nadrukkelijk. ‘De kust maar volgen. Ik heb vannacht niet veel geslapen, dus als ik over een uurtje soms slaap, wek me dan!’ Daar zaten de jongens nu, samen op de bok van de Sranam, terwijl Stunt zich behaaglijk uitstrekte op het veldbed. ‘Zelfde hoogte houden en geen snelheid veranderen, hoor!’ riep hij nog. ‘Let op de temperaturen en de oliedruk, Josua!’ ‘Frans Guiana!’ zei Josua en wees op de kaart. ‘Kijk, daar onder ligt Cayenne en dat eiland daar is Duivelseiland! Daar werden vroeger bannelingen naar toe gestuurd!’ Gestadig vorderden ze en de uren gleden ongemerkt voorbij. Stunt riep nu en dan het vliegveld Zanderij op en had inmiddels ook de laatste weerberichten gekregen voor het eerstvolgende gedeelte van de route. Ze hadden de noordenwind schuin mee en de voorspellingen waren gunstig. Na verloop van enige uren kregen ze de monding van de Amazone in zicht en Stunt nam de stuurknuppel weer over. ‘We zijn nu gauw in Belem,’ zei hij. ‘We gaan maar langzamerhand dalen!’ Hij nam wat gas terug en het toestel begon hoogte te verliezen. ‘We zijn precies op tijd, jongens,’ stelde hij vast. ‘Goed begin is het halve werk.’ ‘We gaan toch weer onmiddellijk door?’ vroeg Harry. ‘Natuurlijk... juist daarom moeten jullie steeds van je | |
[pagina 57]
| |
rustuur goed gebruik maken. De komende nacht kunnen we rustig in Natal slapen. Morgenochtend steken we de plas over!’ Ze zagen de stad Belem nu voor zich liggen, lager en lager zakte de Sranam, tot ze op duizend voet zaten; toen gaf Stunt wat gas bij en cirkelde eenmaal rond het grote vliegveld. ‘Belem airport! Hier Sranam N A,’Ga naar voetnoot1) sprak Stunt door de microfoon. ‘Mag ik landen?’ ‘Hallo Sranam N A!’ kwam het prompte antwoord. ‘Startbaan 34 is in gebruik! U kunt onmiddellijk binnenkomen. Noordenwind.’ Stunt drukte de neus nu naar beneden, gas terug en enkele minuten later zweefde de Sranam al vlak boven het beton van de landingsbaan van Belem. Met een prachtige driepuntslanding zette Stunt het toestel aan de grond en taxiede direct door in de richting van het stationsgebouw. De tankwagen stond daar al gereed, want vanuit Suriname was men overal langs de route, waar Stunt dacht te zullen landen, gewaarschuwd. Men had opdracht gekregen het tanken zo vlug mogelijk uit te voeren, opdat geen kostbare tijd verloren zou gaan. Enige autoriteiten hielden Stunt een formulier onder de neus, dat hij moest aftekenen, en in enkele minuten was alles alweer achter de rug. ‘Wie zijn er hier al geweest?’ vroeg Stunt aan een der mannen van de tankauto. ‘Alleen de Shooting Star van King. We verwachten nog de Indonesiërs,’ klonk het in gebrekkig Engels. ‘En jullie Pedro?’ vroeg Stunt. De man lachte geheimzinnig. ‘Weten we niet!’ zei hij. ‘Hebben jullie nog gehoord of Zamora, met zijn Valencia, is gestart?’ vroeg Stunt nog. ‘Over radio gehoord, Zamora niet gestart,’ was het antwoord. ‘Nou, we vertrekken weer, dag heren!’ riep Stunt. ‘Wat is volgende landingsplaats?’ vroeg de man nieuwsgierig. | |
[pagina 58]
| |
‘Weten wij niet!’ antwoordde Stunt grinnikend. ‘Voor vrij? Contact!’ Enkele minuten later rolde de Sranam alweer over de startbaan, de tweede etappe van de lange reis tegemoet. ‘Klim naar zesduizend voet, Josua,’ commandeerde Stunt. ‘Normale snelheid en weer de kust volgen. Welterusten en... jullie weten het, als er iets bijzonders is, mij direct waarschuwen!’ ‘Oké, Stunt, ga maar lekker slapen!’ riep Harry. Een tijdje keken de jongens stil voor zich uit. Harry dacht aan zijn ouders. Wat zou zijn moeder 'm knijpen! Over de radio zou ze steeds de nodige berichten krijgen over hun positie, want héél Suriname hing de komende weken aan de radio! Ze zou op dit ogenblik vermoedelijk al wel weten dat ze veilig in Belem geland en ook alweer vertrokken waren! ‘Overal Brazilië!’ zei Josua. ‘Zo ver je kan zien. Dit is de eerste keer dat ik in een vreemd land ben, Harry!’ ‘Er bóven, bedoel je!’ verbeterde Harry hem. ‘Ik kan me nog niet goed voorstellen, dat we nu de hele aarde gaan rond vliegen. Nog ruim veertigduizend kilometer voor de boeg,’ ging Josua verder. ‘Wat een afstand! Een race van drie weken!’ ‘De Indonesiërs zitten nog áchter ons, dat is alles wat we weten!’ zei Harry. ‘En de Shooting Star vóór ons!’ ‘Dan zijn we dus niet de laatste!’ stelde Josua vast. ‘Nee, nóg niet!’ antwoordde Harry. ‘Zet even die koelklep wat open, Harry! De temperatuur van de cilinderkop loopt op!’ zei Josua. ‘De motor doet 't lekker, hè?’ ‘Afkloppen!’ zei Harry. ‘Bijgelovig?’ ‘Soms wel... Waar zouden we vannacht slapen? Een hotel?’ zei Harry. ‘Er is voor ons slaapgelegenheid op het veld, maar Stunt wil vannacht met een meccano de kist nog eens helemaal nakijken, vóór de oversteek naar Afrika, morgenochtend!’ zei Josua. Ze bleven de kust volgen en er deden zich geen onver- | |
[pagina 59]
| |
wachte dingen voor. Toen de linkertank leeg was, schakelde Harry over op de rechter. De jongens wisselden elkaar geregeld op de bok af en het vliegen van een luchtrace scheen hun een plezierige bezigheid toe! Op de kaart konden ze precies volgen waar ze waren. Alle plaatsen en dorpen, welke de kaart vermeldde, bleken er in werkelijkheid te liggen ook! Rivieren, delta's, meren en moerassen, spoorlijnen, alles klopte precies. ‘Suriname ligt al een heel eind achter ons!’ vond Josua. ‘Leuk hè, zo'n race!’ ‘Ja, maar wacht maar, mannetje, als we een eind verder zijn. Ik denk zo dat we dan wel anders piepen!’ meende Harry. ‘Dan gaat de vermoeidheid een woordje meespreken!’ ‘Morgen een uur of twaalf aan één stuk in de lucht!’ zei Josua. ‘De hele dag niets dan zee. Misschien dat we bij die tanker nog een van de vliegtuigen zien. Verschillende moeten daar bijtanken, omdat ze de oversteek niet in één ruk kunnen halen.’ Al keuvelend vorderden ze snel over het Braziliaanse land en voor ze het wisten kwam het plaatsje Natal al in zicht. ‘Stunt!’ riep Harry luid, maar Stunt sliep niet. ‘Zijn we er?’ vroeg hij. ‘Ja, Natal, recht vooruit! Alles oké, Stunt.’ ‘Keurig gedaan,’ prees hij, terwijl hij van Josua de stuurknuppel overnam. ‘Zakken maar weer. Einde tweede etappe!’ Ook het vliegveld van Natal, dat ze gauw tussen het geboomte ontdekten, riep Stunt op en hij kreeg toestemming te landen. Een auto stond al gereed om Stunt en de jongens naar hun logies te brengen. ‘De zaken zijn gelukkig goed geregeld!’ zei Stunt tevreden. ‘Laat dat zo blijven! Gaan jullie na 't eten direct slapen, jongens, ik heb vannacht een hoop te doen. Ik slaap morgen wel, in de lucht!’ ‘Daar zitten we dan, in Brazilië!’ zei Josua. ‘Morgen in Afrika!’ ‘De eerste dag zit erop!’ stelde Harry wijsgerig vast. |
|