Sportvliegers rond de wereld
(1958)–Constant Butner– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
Op het laatste moment.Het was nu nog slechts een kwestie van enkele dagen en de gouverneur van Suriname zou persoonlijk het startschot lossen voor het eerst vertrekkende vliegtuig. Door loting was de volgorde van vertrek vastgesteld. De eerste deelnemer zou 's morgens om 5 uur al moeten vertrekken, dat zou de Engelsman Thomson zijn; als nummer twee vertrok: Schreurs van Nederland en vervolgens Trunoredjo van Indonesië, Brasseur van België, Stunt van Suriname, als vijfde dus, Pergoli van Italië, Casanova van Venezuela, King, van de Verenigde Staten van Amerika, en als laatste Pedro van Brazilië. Het toestel van de Spanjaard Zamora zou waarschijnlijk niet meer op tijd gerepareerd kunnen worden. Mocht het hun gelukken hun toestel tijdig vliegklaar te krijgen, dan zouden ze als laatste gestart worden. ‘Je moet je vliegtuig nog een naam geven!’ had Harry op een dag tegen Stunt gezegd. ‘Weet jij een goede naam?’ had deze gevraagd. Lang hadden ze erover nagedacht, tot Josua voorstelde het toestel ‘Sranam’ te dopen, dat was het Neger-Engels voor Suriname. Allen waren het er toen direct over eens, dat Sranam een goede naam voor het Suriname vertegenwoordigende toestel zou zijn en met sierlijke zwarte letters prijkte nu de naam Sranam aan beide kanten op de neus van de Otter. Uit Kano was inmiddels bericht ontvangen, dat zorg was gedragen voor een flinke benzinevoorraad op de Oase Bilma in de woestijn. Enige Bedoeïenen waren er belast met de bewaking. Stunt en zijn copiloot Brown waren vol goede moed. Hun toestel was weliswaar lang niet het snelste, maar een eerste plaats behoefden ze ook niet te krijgen. Ze waren tevreden met een goed volbrachte en snelle vlucht rond | |
[pagina 40]
| |
de wereld, waarin ze konden aantonen dat Suriname ook op het terrein van de luchtvaart zou gaan meetellen! Het snelste vliegtuig was dat van de Amerikaan King, direct gevolgd door de Caracas van Casanova. De Shooting Star van King was sneller dan het vliegtuig uit Venezuela, maar dit laatste kon daarentegen, dank zij grotere benzinetanks, een grotere afstand afleggen zonder tussenlanding. Het allersnelste vliegtuig was wel de Valencia van Zamora, maar het was zo goed als zeker dat de Spanjaard niet zou kunnen starten. De Surinaamse kranten gaven nu King en Casanova de beste kansen, vervolgens Pergoli en Pedro. De Indonesiërs met hun wat ouderwets type vliegtuig werden volkomen kansloos geacht, terwijl de Nederlander Schreurs en de Belg Brasseur ook heel weinig kans werd gegeven. Over Stunt zijn kansen waren de meningen erg verdeeld. Sommigen achtten hem volkomen kansloos, terwijl anderen weer meenden dat hij voor een verrassing zou kunnen zorgen. Zijn Otter werd algemeen geprezen, maar over de vliegprestaties van Stunt en zijn metgezel was te weinig bekend om een voorspelling te kunnen doen. Uitgezonderd het allerlaatste gedeelte, was de gehele route, zowel voor Stunt als voor zijn copiloot, volkomen onbekend terrein, wat niet gezegd kon worden van bijvoorbeeld Casanova en King. Deze vliegers hadden al eens eerder meegedongen in een luchtrace, zij het dan niet rond de wereld. Ook Pedro was op dat gebied geen nieuweling, terwijl Thomson nog onlangs een vliegwedstrijd rond Engeland voor sportvliegers had gewonnen. Allen waren het er wel over eens dat Stunt, wilde hij in dit uitgelezen gezelschap ook maar de geringste kans maken, een groot uithoudingsvermogen aan de dag zou moeten leggen, over schitterende vliegercapaciteiten moest beschikken, een prima navigator moest zijn en...... veel geluk moest hebben! Harry en Josua zaten op het bordes van het grote plantagehuis van de familie Donkers op een middag de kansen te berekenen van de deelnemers aan de luchtrace. Nog drie dagen en de race zou beginnen. Die morgen hadden ze de | |
[pagina 41]
| |
Otter nog boven de plantage zien kruisen. Later was Stunt laag over de rivier vlak langs hun huis gevlogen en ze hadden Stunt en Brown zien wuiven. Mevrouw Donkers had voor Stunt een lekkere wollen trui gebreid, ‘want daar hoog in de lucht zal het wel koud zijn,’ had ze gezegd. ‘Kijk, daar gaan de Indonesiërs!’ zei Josua plotseling, naar de hemel turend. ‘Die tweedekker. Ben benieuwd wat zij zullen klaar spelen met dat oude ding. Ik geef ze niet veel kans, hoor!’ Hoog vloog het toestel over de plantage in de richting van de zee. ‘Ze zullen zich zeker nog een keer gaan oefenen in het landen op zee,’ meende Harry. ‘Ik las in de krant dat die Trunoredjo een oud militair vlieger is, die in de oorlog heel wat Japanse vliegtuigen heeft neergeschoten, dus hij zal er wel wàt van kunnen!’ Nauwelijks had hij dat gezegd, of ze werden opgeschrikt door het luid gepiep van de remmen van een auto, op de plantagelaan, vóór het huis. ‘Stunt!’ riep Harry uit. ‘Wat voert die hier uit...?’ De jongeman sprong uit zijn auto en kwam vlug de trap naar het bordes op. ‘Hallo Stunt!’ begroette Harry hem. ‘Zit jij niet op Zanderij?’ ‘Waar is je vader, Harry?’ was de eerste vraag van Stunt. ‘Moet je Vader hebben? Die is op kantoor, aan de overkant!’ ‘Je vader ja, maar...... komen jullie ook maar mee...... er is iets vreselijks gebeurd!’ zei hij gejaagd. ‘Een ongeluk?’ vroeg Josua verschrikt. ‘Nee...... kom maar mee. Ik moet eerst je vader hebben, Harry!’ De jongens sprongen van hun stoelen en volgden Stunt naar het kantoor van meneer Donkers. Daar binnengekomen troffen ze meneer Donkers achter zijn schrijftafel. Stunt viel direct met de deur in huis. ‘Meneer Donkers...... Brown is vanmiddag plotseling in het ziekenhuis opgenomen met blindedarmontsteking......!’ | |
[pagina 42]
| |
‘Wat zeg je me nou? Brown, je copiloot? In het ziekenhuis? Kerel wat een geweldige pech...... hoe moet dat nu met de luchtrace? Waar haal je zo gauw een ander vandaan......?’ ‘Ja, meneer Donkers, zegt u dat wel! Een ander! Héél Suriname rekent erop, dat de Otter over drie dagen in de race start om de eer van Suriname hoog te houden...... het is ontzettend......!’ ‘Maar......’ begon meneer Donkers weer, ‘waarom kom je daarmee bij mij...... ik heb toch......’ maar op hetzelfde ogenblik zweeg hij weer. Hij keek van Stunt naar de beide jongens en van de jongens weer naar Stunt. ‘Bedoel je soms......’ ‘Ja, meneer Donkers. Harry en Josua. Ik kom vragen of zij de plaats mogen innemen van Brown. Het moet!’ Harry werd even bleek van schrik, terwijl Josua een ogenblik als aan de grond genageld stond. Stunt kwam vragen of zij...... in de grote race rond de wereld...... met Stunt in de Otter!! | |
[pagina 43]
| |
‘Ho ho!’ begon meneer Donkers afwerend. ‘Kijk eens even hier, Stunt, je bent een beste brave kerel, maar je wilt toch niet zeggen, dat je deze jongens in een luchtrace rond de wereld als copiloten wilt meenemen......?’ ‘Dat wil ik wèl zeggen, meneer Donkers. Ik begrijp dat ik u hier wel erg koud mee op 't lijf kom vallen, maar...... tja, 't is niet anders. Brown is plotseling erg ziek geworden. Vanmorgen zijn we hier nog langs gevlogen. Hij klaagde toen wel over pijn in z'n buik, maar dat het blindedarmontsteking zou zijn...... wie had dàt nu kunnen vermoeden. Enfin, het wàs toch zo, en hij is al opgenomen voor een spoedoperatie. Arme kerel, wat een pech!’ ‘Ja maar Stunt, weet je wel wat je vraagt? Harry heeft nauwelijks zijn sportbrevet...... en Josua...... daar heb ik niks over te vertellen!’ Harry was ondertussen geheel bekomen van de eerste schrik en greep Stunt bij de arm. ‘O Stunt, als dàt eens waar was! Josua en ik...... je zou er géén spijt van hebben, hoor!’ ‘Nee, dat weet ik wel!’ beaamde Stunt. ‘Anders zou ik hier nu niet staan bedelen om een paar copiloten......’ ‘Ik weet werkelijk niet zo gauw wat ik zeggen moet. Of Harry zelf wil, hoef ik niet te vragen. Aan jouw capaciteiten twijfel ik evenmin, je hebt de vlucht uitstekend voorbereid, dààr ook niet van...... maar de jongens zijn nog zo jong. Zo onervaren!’ ‘Mijn grote vakantie begint op de eerste dag van de race!’ zei Harry. ‘Kom Vader, mag ik mee?’ Meneer Donkers staarde een ogenblik diep nadenkend voor zich uit. Hij opende zijn sigarettenkoker en bood Stunt een sigaret aan. ‘Hier, steek'es op. Kerel, je maakt het me ontzettend moeilijk......, ik begrijp de moeilijkheid waarin je nu verkeert. Héél Suriname rekent op de Otter......, je hoeft maar een krant open te slaan en je ziet met grote letters de naam Otter of Stunt! Het is àlles luchtrace wat de klok slaat...... het dóél van de Surinaamse deelname is me volkomen bekend...... maar...... er zìjn enorm veel bezwaren tegen aan te voeren om Harry met je mee te | |
[pagina 44]
| |
sturen. Daarentegen biedt de zaak ook vele voordelen voor de jongen. Het vliegen is voor de moderne jeugd weggelegd, in onze tijd...... maar laat ik daar nu niet over zeuren...... we moeten met onze tijd mee. Stunt, ik houd er niet van om lang te dralen, ik vind het goed, als...... mijn vrouw er nèt zo over denkt! Wat Josua betreft, wel, dat is de zaak van baas Voorn, zijn vader.’ ‘Als Harry mag, mag ik vast ook!’ riep Josua hoog opspringend uit. ‘Hoera, Harry, we gaan mee!!’ Een ogenblik dansten de jongens in de rondte, maar het volgende ogenblik waren ze weer ernstig. ‘Wanneer wordt Brown geopereerd?’ vroeg Harry. ‘Morgenochtend,’ antwoordde Stunt. ‘Een blindedarmoperatie heeft tegenwoordig helemaal niets te betekenen, maar je ligt er toch ruim een week mee in het ziekenhuis!’ ‘Die man heeft toch wel vreselijke pech!’ meende meneer Donkers. ‘Dat heeft hij zeker...... eh, als ik het goed begrijp, moet Harry nog twee dagen naar school, vóór de vakantie, meneer Donkers?’ ging Stunt voort. ‘Eigenlijk wel...... maar die laatste dagen kan hij wat mij betreft wel missen, hoor. Hij krijgt een uitstekend rapport, dat heb ik al gehoord, dus daar maak ik me niet bezorgd over. Hij heeft goed zijn best gedaan op school en... voor wat hoort wat! Nou, Harry, dan staat er héél wat voor je voor de deur!’ zei meneer Donkers lachend. ‘Harry, de wereldreiziger!’ ‘Ik ben blij dat u er zo over denkt, meneer!’ zei Stunt opgelucht. ‘Deze laatste paar dagen moeten we nog heel wat regelen...... de paspoorten van de jongelui, de visa moeten maar telegrafisch geregeld worden...... en we zullen nog wel wat moeten vliegen!’ Dit zeggend keek Stunt de jongens aan. ‘Het vliegen op zich zelf zal best loslopen, maar jullie moeten je wat oefenen met bijvoorbeeld het radio-kompas, waterlandingen en zo meer. Er is de komende dagen heel veel werk aan de winkel, want......’ ‘Maar eerst moet ik mijn vrouw erover spreken... die zal er niet zo gauw voor te vinden zijn!’ zei meneer Don- | |
[pagina 45]
| |
kers met een knipoogje. ‘En vraag jij je vader eens om vanmiddag langs te komen, Josua. Stunt heeft natuurlijk grote haast, dus deze zaak moet nu onmiddellijk geregeld worden. Nog maar drie dagen......, het is nog maar kort dag!’ ‘Hebben we kans?’ vroeg Harry opgewonden. ‘Wat denk je, Stunt?’ ‘Nou, ik zal me daar maar niet over uitlaten. Ik ben al heel tevreden als we niet als laatste en...... eh niet als laatste binnen komen! Het gaat niet zo zeer om de eerste prijs, hoewel die vijftigduizend gulden niet te versmaden is... maar het is de éér, jongens. We moeten ervoor zorgen, dat tijdens deze race overal in de wereld de naam Suriname, Sranam, met eerbied uitgesproken wordt! Als we dàt bereiken, hebben we, wat mij betreft, gewonnen!’ ‘Zo is het!’ viel meneer Donkers Stunt bij. ‘Vooruit jongens, laten jullie je van je beste kant zien en...... zorg dat Stunt geen klagen heeft. Beschaam zijn vertrouwen in jullie niet!’ ‘Ik ga Vader halen!’ besliste Josua en liep de deur uit. ‘Dan gaan wij maar eerst naar Moeder, Harry. Eh...... laat mij het woord maar doen, want je moeder zal wel schrikken!’ waarschuwde meneer Donkers. Met z'n drieën staken ze de plantagelaan over, waar net baas Voorn op de fiets aankwam. ‘Hé, baas Voorn! Een ogenblik!’ riep meneer Donkers. ‘Je zoon is je juist gaan halen!’ ‘Dag heren!’ groette de voorman. ‘Wat is er van uw dienst, meneer Donkers?’ Baas Voorn was van zijn fiets gestapt en liep op meneer Donkers toe. ‘Schrik niet, baas, maar meneer Appel heeft je zoon nodig als copiloot op zijn vlucht om de wereld!’ Baas Voorn wist eerst niet hoe hij het had. ‘Josua?’ vroeg hij verbaasd. ‘Ja, je hebt toch maar één vlieger in je familie?’ vroeg meneer Donkers lachend. ‘Josua mee met die luchtrace? U maakt zeker een grapje!’ | |
[pagina 46]
| |
‘Om de dooie dood niet, Voorn. Brown, die Amerikaanse copiloot van meneer Appel, is plotseling ziek geworden. Ernstig ziek, en hij kan niet mee. Er zit nu niets anders op dan dat Harry en Josua meegaan... tenminste, als Josua van je mag!’ ‘Josua in die race? Maar...... hij is nog nooit buiten Suriname geweest,’ merkte baas Voorn voorzichtig op. ‘Gaat Harry dan mee?’ ‘Als ik het met mevrouw Donkers eens kan worden, gaat Harry mee, ja. Maar jij moet natuurlijk helemaal zelf weten of je Josua wilt laten gaan, Voorn!’ ‘Als Harry meegaat......’ begon baas Voorn, ‘dan...... is dat toch genoeg? Waarom allebei? Onze Josua is...... waarom moet hij óók mee?’ ‘Josua is de enige èchte vertegenwoordiger van Suriname, baas Voorn,’ zei Stunt. ‘Ja, dat misschien wel, maar...’ en hij keek Stunt ongelovig aan. ‘Méént u dat, meneer Appel?’ ‘Ik sta geen grapjes te maken, hoor!’ was Stunts antwoord. ‘Over drie dagen vertrekken we voor de grootste luchtrace, ooit gehouden. Ván Suriname...... náár Suriname. Als u het goed vindt, neem ik uw zoon mee als copiloot, baas Voorn!’ ‘Ja ja, ik weet er alles van. Nou...... als Harry van u mag gaan moet Josua óók maar mee...’ zei hij. ‘Ze doen altijd alles samen, dus dan ook maar sàmen om de wereld!’ ‘Nou, Stunt, één copiloot heb je al! Stuur Josua maar weer naar hier, baas Voorn, want er is een hoop te regelen voor het zover is!’ zei meneer Donkers. ‘Kom, dan gaan we nu mijn vrouw aan het schrikken maken......’ Baas Voorn stapte weer op zijn fiets en reed hoofdschuddend in de richting van zijn huisje. ‘Die Josua......!’ mompelde hij. Ze vonden mevrouw Donkers in de keuken. Ze was net bezig het dienstmeisje Ursula een nieuw kookrecept te leren. ‘Wat moet dat allemaal in m'n keuken?’ vroeg ze een beetje verbaasd, toen meneer Donkers, Stunt en Harry opeens achter haar stonden. | |
[pagina 47]
| |
‘Vrouw, we hebben...... eh...... goed nieuws voor je!’ begon meneer Donkers. ‘Heel goed nieuws, en je raadt het nooit!’ ‘Nou,’ antwoordde ze lachend, terwijl ze haar handen aan haar schort afveegde, ‘dan zal ik het maar niet proberen! Kom mee naar binnen, ik houd niet van staande receptie in de keuken!’ Toen ze rond de tafel in de huiskamer zaten, begon meneer Donkers opnieuw: ‘We waren het er wel over eens dat, als Harry wou blijven vliegen, dat wel goed was, hè?’ ‘Eh? Tenminste, dat vond jij!’ was haar onmiddellijke antwoord. ‘Ik heb dat nooit gezegd!’ ‘Ik hoor nu dat Harry wil blijven vliegen, is het niet?’ zei hij, zich naar Harry draaiend. ‘Ja, een reuze toekomst!’ antwoordde Harry vlug. ‘Nou, dan moesten we dat maar goed vinden, vind je niet?’ vroeg meneer Donkers. ‘Komen jullie me dat met je drieën vragen?’ vroeg ze, de drie wat argwanend aankijkend. ‘Ja, eigenlijk wel!’ ging meneer Donkers verder. ‘Nou, wat mij betreft, vóór ben ik niet, maar we moeten de jongen ten slotte ook niet tegenhouden, als hij daar z'n zinnen op gezet heeft. Ik vind het ook best, hoor.’ ‘Prachtig. Ik vind dan ook, dat we hem maar direct zijn grote kans moesten geven,’ zei meneer Donkers. ‘Met Stunt kan hij mee als copiloot in de luchtrace! Josua gaat ook mee!’ ‘Mijn eerste copiloot is......’ begon Stunt. ‘De toekomst is aan de jeugd, vrouw,’ viel meneer Donkers hem in de rede. ‘De jongen heeft nu zijn sportbrevet gehaald, op school gaat het uitstekend en in het verleden heeft hij meerdere malen getoond zijn mannetje wel te staan. Bovendien is deze race heel belangrijk, in menig opzicht. Stunt zijn copiloot, Brown, ligt in het ziekenhuis en hij móét nu een vervanger hebben. Het móét, want Suriname móét meedoen in de race!’ ‘Harry in die race! Wéér wat anders! De ene keer zitten ze met z'n tweeën achter bankrovers aan, de volgende keer | |
[pagina 48]
| |
komen ze met een vliegtuig in het oerwoud terecht en zijn twee weken zoek, weer een andere keer rollen ze een goudsmokkel opGa naar voetnoot1), nu voor de verandering maar eens een vliegtocht om de wereld. Hij heeft net z'n sportbrevet gehaald en, ja, dan moet er maar metéén rond de aardbol gevlogen worden! Wat denk jij daar zelf van, man?’ vroeg ze een beetje boos. ‘Na rijp beraad...’ begon meneer Donkers. ‘Jij vindt het dus goed? Enfin, je weet, hoop ik, wat je doet! Vooruit maar weer. Mijn hemel, dat worden weer angstige dagen, wat ik je voorspel!’ riep zij uit. Meneer Donkers keek zijn zoon aan. ‘Je hoort het, Harry. Geen gekke dingen. Het is een heel besluit voor je vader en moeder, je mee te laten gaan, dat begrijp je zeker wel?’ ‘Maakt u zich geen zorgen, mevrouw!’ zei Stunt rustig. ‘We hebben de zaak goed voorbereid en we nemen geen onnodige risico's.’ ‘Hoe lang moet die race duren?’ vroeg mevrouw Donkers gelaten. ‘Dat is niet precies te zeggen,’ antwoordde Stunt, ‘maar waarschijnlijk zo rond de drie weken!’ ‘Doodvermoeiend natuurlijk!’ meende mevrouw Donkers. Ze keek een ogenblik het raam uit en zei toen: ‘Geen tijd meer om óók voor jou nog een trui te breien, Harry. Over drie dagen al, hè?’ ‘Zodra Josua terugkomt gaan we de stad in, Harry. We zullen een paar drukke dagen tegemoet gaan,’ zei Stunt. ‘Weken!’ verbeterde mevrouw Donkers. Harry hoorde buiten al schreeuwen. ‘Ik mag!’ Het was Josua, die dit oudbakken nieuws kwam brengen. ‘Ik ook!’ antwoordde Harry met een stralend gezicht. ‘We moeten nu met Stunt naar de stad! Kom!’ In de auto haalde Harry zijn vliegerspeldje uit zijn zak en bekeek het aandachtig. ‘Mooi ding, hè?’ zei hij. |
|