De vrouw was verdwenen en in een wip was hij buiten. Heel gemoedelijk wandelde hij toen naar zijn eigen kamp terug.
‘Bent u al de camera wezen halen?’ fluisterde Harry, die net uit z'n hangmat was gekomen.
‘Nee, nog niet. Ik ben wel op 't oorlogspad geweest! Eén raadsel is al opgelost!’ was het geheimzinnige antwoord.
‘Welk raadsel?’ wilde Harry weten.
‘Later, jongen vriend! Later. We gaan eerst eens kijken of jij een goede camera hebt!’
‘Mag ik mee, meneer Bosch?’
‘Gerust hoor. Het is een prachtige morgen, maar doe wat om je benen, want het oerwoud is nog kletsnat van de dauw!’
Ze hoefden niet te zoeken, want hun vorige tochten naar het dierenpad hadden duidelijk sporen achter gelaten.
‘Hebben de meeste bosnegers een geweer?’ vroeg Harry.
‘Nee, lang niet. Er zijn er hier maar weinig die er een hebben. Het zijn over 't algemeen jonge kerels, die nog niet genoeg verdiend hebben om er een te kopen. Als ze een vrouw hebben, hebben ze meestal wel een geweer ook, want een geweer is een teken dat de man in zijn onderhoud kan voorzien. Vóór die tijd zoekt hij geen vrouw.’
Toen ze in de buurt van het dierenpad kwamen, bleef meneer Bosch even stil staan. ‘Wacht even!’ fluisterde hij.
‘Even goed uitkijken of er niemand bezig is!’
‘Ik zie niemand,’ fluisterde Harry.
‘Kom, voorzichtig voorwaarts, maar kijk goed uit!’
Toen ze dichterbij kwamen zei meneer Bosch ineens hardop: ‘Er is niemand, hoor! Kijk maar eens naar al die gieren. Anders zouden die zich daar niet zo rustig te goed zitten doen!’
Een aantal zwarte gieren zat op het kadaver. De vraatzuchtige vogels trokken met hun sterke kromme snavels grote stukken vlees eruit.
‘Zo zie je weer, de een z'n dood is de ander z'n brood!