Ik zal dadelijk de zaak nog eens goed onderzoeken. Ik heb mijn mannen uitgestuurd om de omgeving af te zoeken naar eventuele sporen. Ze zijn nog niet terug. Verder geen nieuws voor 't ogenblik. Heb je dat verstaan Lens? Over!’
‘Ja ja, vreemde geschiedenis,’ antwoordde de vlieger, ‘ik moet mijn zender nu uitschakelen. Kost me te veel stroom. Zal je morgenochtend om zes uur weer oproepen. Afgesproken? Over!’
‘Oké, Lens, morgenochtend zes uur. Ik ga nu eerst... wacht even, Lens, daar komt een van mijn mannen aanhollen. Hij schijnt iets gevonden te hebben, een ogenblik... hij komt de rivier over... hier is hij...’
Heel vaag hoorden ze daarop enkele stemmen in het Neger-Engels door elkaar praten, tot ineens de stem van meneer van Doorn weer klonk:
‘Hallo Lens, ben je daar nog...? Over!’
‘Ja, ga je gang!’ riep de vlieger opgewonden uit. Kodjo's ogen rolden bijna uit hun kassen. ‘Iets gevonden?’
‘Mijn mannen hebben een... een graf gevonden. Een haastig gedolven graf, enkele meters het bos in, vlak bij het wrak. Over!’
‘Een graf?’ riep de vlieger verschrikt uit. ‘Van wie? Over!’
Weer volgden enige ogenblikken van angstige stilte, toen hoorden ze flauw de stem van verre:
‘Een houten kruis staat erop, geen enkele naam... maar op het kruis hangt een wit vliegkapje... Over!’
Kodjo was opgesprongen.
‘Meneri had geen vliegkapje op!’ gilde hij en hij barstte in snikken uit. De spanning was te veel voor hem geweest.
‘Dat zou er dus op wijzen dat Bos de vlieger begraven heeft,’ antwoordde vlieger Lens zakelijk. ‘Ontzettend.’
De microfoon trilde in zijn hand, maar toen sprak hij snel:
‘Ik moet de ether uit, Van Doorn, mijn batterijen raken op. Morgenochtend zes uur! Uit!’
‘Morgenochtend zes uur,’ herhaalde Van Doorn. ‘We zullen zoeken of we een spoor van Bos kunnen vinden. Uit!’
Even was het doodstil in de cockpit. De korte maar hevige on-