waren weer even geruisloos verdwenen als ze verschenen waren.
‘Ik geloof dat je gelijk had, Kodjo,’ fluisterde meneer Bos, ‘toen je meende iemand gezien te hebben...’
Ontsteld keek de jongen meneer Bos aan.
‘Wat bedoelt u?’
‘Nou... niets bijzonders.’
Even aarzelde hij. Hij wilde Kodjo niet de stuipen op 't lijf jagen door hem te vertellen wat hij zojuist gezien had.
‘Het zou me niets verwonderen als we ons toch in de buurt van een dorp bevonden.’
‘Maar er is hier nergens een pad,’ merkte Kodjo terecht op.
‘Dat is zo, maar... je dacht toch iemand gezien te hebben?’
Kodjo knikte, maar keek meneer Bos niet begrijpend aan.
‘Nou... ik kan me natuurlijk vergissen maar ik meende toch ook iets gezien te hebben...’ Hij duidde met zijn houwer in de richting waar hij enkele Indianen gezien had. Het moment was te kort geweest om ze goed op te nemen maar ze waren in elk geval bijna geheel naakt en ze droegen pijl en boog. Ze schenen niet van plan te zijn de blanke indringer met zijn helper openlijk tegemoet te treden.
‘Ik zie niets,’ mompelde Kodjo, toen hij over de eerste schrik heen was. ‘Wat gaat u doen?’
‘Doen? Niks, we zoeken rustig verder en doen net alsof we niemand gezien hebben. We kùnnen immers niets doen? Ze zijn kennelijk bang voor ons.’
Toen ze op de plek kwamen waar meneer Bos de Indianen gezien had, vonden ze ook hier weer geen enkel spoor dat erop wees dat hier zojuist mensen gelopen hadden. Zelfs geen afgebroken takje.
Meneer Bos had ze toch heel duidelijk gezien, er was geen twijfel mogelijk. Ze hadden hier dus te doen met oerwoudbewoners die zich snel en geruisloos als dieren door het woud konden bewegen zonder een spoor achter te laten.
‘Zouden ze niet op ons schieten?’ vroeg Kodjo, terwijl hij zich tegen een zware boomstam drukte.
‘Ik heb nooit gehoord dat Trio's gevaarlijk zijn. Ze zullen mis-