heel wat jaartjes bij me maar 't doden van slangen werkt nog altijd sterk op zijn verbeelding. Hoewel, ik moet bekennen dat het vinden van een oude schoen en vlak daarna deze kwaadaardige slang wel vreemd is. Zou het een teken zijn dat er meer onwelkome dingen voor de deur staan?’
Vlieger Polderman klopte zijn vriend eens op de schouder en zei glimlachend:
‘Je begint ook al bijgelovig te worden, Bos. Je zit te lang in het oerwoud!’
‘Bijgelovig ben ik niet,’ verweerde de ander zich, ‘maar ik heb al heel wat vreemde dingen meegemaakt. Kodjo kan hierover meepraten!’
Zwijgend werkten ze daarna verder, met z'n drieën in één lijn naast elkaar. Het was intussen al laat in de middag geworden. De zon kon elk ogenblik achter de bosrand schuilgaan. Vlieger Polderman keek eens om. Met een pijnlijk gezicht richtte hij zich op.
‘Wat denk je ervan, Bos?’ riep hij. Deze keek eens rond en antwoordde goedkeurend:
‘We zijn vanmiddag een heel eind opgeschoten! Als jullie morgen dit stuk klaarmaken en een paar van die Mauritiuspalmen in de start- en landingsrichting opruimen, dan hebben we hier voorlopig een veilige airstrip. Dan ga ik morgen eens kijken of ik wat Indiaanse arbeiders op de kop kan tikken.’
‘Alleen?’ vroeg de vlieger verwonderd.
‘Ja, waarom niet?’ Maar onwillekeurig moest hij even aan die schoen denken, hij aarzelde en herhaalde toen: ‘Waarom zou ik niet alleen gaan?’
‘Och, ik weet niet,’ luidde het vage antwoord van de vlieger, ‘ik dacht zo... je kent die Trio's helemaal niet. Maar misschien gaan ze wel voor je op de loop...’
‘Misschien ook niet,’ bracht Jacob in het midden. ‘U heeft ook kans dat ze met giftige pijlen schieten.’
‘Maken jullie je over mij maar niet ongerust,’ zei meneer Bos luchtig, ‘ik loop in geen zeven sloten tegelijk. En bovendien is dit niet mijn eerste contact met de Trio's.’
Achter het kampje zagen ze al een pluimpje rook opstijgen.