‘U ook koop een bonni bonni?’
‘Bonni bonni? O ja, een Surinaams eekhoorntje,’ antwoordde Caro. ‘Ja zeker, die koop ik ook.’
‘En hoeveel de juffrouw betalen voor bonni bonni?’ ‘Nou, laat eerst maar eens kijken,’ antwoordde Caro, die eerst op haar lijstje moest kijken hoeveel meneer Havik ervoor betaalde.
De man sneed het touwtje los en lichtte het deksel voorzichtig op, zodat Caro het diertje kon zien. 't Was een grappig beestje, met een grote pluimstaart. Lijkt niets op een Hollandse eekhoorn, dacht ze bij zichzelf.
‘Ik geef er vier gulden voor,’ zei Caro.
De man begon luid te lachen. ‘Pier gulden, juffrouw, ha ha, pier gulden!’
‘Wat had je dan gedacht?’ vroeg Caro, die er niets leuks aan vond.
‘Dit bonni bonni heel mooi. Dit niet zómaar bonni bonni! Juffrouw moet goede prijs betalen hierpoor!’ zei de Javaan, die deed alsof hij heel verontwaardigd was.
‘Nou, hoeveel dan?’ vroeg Caro een beetje ongeduldig.
‘Twintig gulden, juffrouw,’ antwoordde de man zonder blikken of blozen.
‘Mijn beste man, voor twintig gulden koop ik een bos vol bonni bonni's,’ zei Caro glimlachend.
‘Goed, ik zal de juffrouw goedkoop perkoop,’ zei de man ernstig. ‘Juffrouw kan bonni bonni kopen poor pijptien gulden.’