Aan de rand van het Surinaamse oerwoud
(1960)–Constant Butner– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 77]
| |
Harry doet zaken.Het was nu twee weken geleden dat meneer Havik geweest was. In de dierentuin van Harry en Josua zaten nu Aloe, het sagawinki, de tapijtslang, de miereneter, de luiaard en intussen had baas Voorn een jong bosvarken gevangen. Dat zat óók in de dierentuin. Baas Voorn had aan alle plantage-arbeiders verteld dat de beide jongens dieren kochten. Toen Harry op een middag uit school kwam, zat er al een man op hem te wachten. Het was een Javaan. Heel geheimzinnig liet deze Harry een kistje zien. ‘Wat heb je daar?’ vroeg Harry. ‘Ik gehoord heb, meneer dieren koop,’ zei de man in zijn beste Nederlands. ‘Ja, dat is zo,’ zei Harry. ‘Wat heb je daar?’ ‘Meneer ook koop bonni bonni?’ ‘Bonni bonni? O, ja, een Surinaamse eekhoorn,’ antwoordde Harry. ‘Ja, die koop ik ook.’ ‘Hoeveel meneer betalen?’ ‘Laat eerst maar eens kijken,’ zei Harry, die nog even op zijn lijstje moest zien hoeveel meneer Havik ervoor betaalde. De man deed het touw los en lichtte voorzichtig het deksel een beetje op, zodat Harry het beestje zien kon. 't Was een aardig beestje, met een grote pluimstaart. ‘Lijkt ook niet veel op een Hollandse eekhoorn!’ dacht hij bij zich zelf. ‘Ik geef er vier gulden voor!’ zei Harry. De man begon luid te lachen. ‘Pier gulden, meneer, ha ha ha, pier gulden!’ ‘Wat had je dàn gedacht?’ vroeg Harry. | |
[pagina 78]
| |
‘Dit mooi bonni bonni. Dit niet zómaar bonni bonni! Meneer moet goede prijs betalen hierpoor!’ zei de Javaan. ‘Nou, hoeveel dan?’ vroeg Harry een beetje ongeduldig. ‘Twintig gulden, meneer,’ antwoordde de man zonder blikken of blozen. | |
[pagina 79]
| |
‘Mijn beste man, voor twintig gulden koop ik vijf bonni bonni's,’ zei Harry, nu op zijn beurt lachend. ‘Goed, ik zal meneer goedkoop perkoop,’ zei de man ernstig. ‘Meneer kan bonni bonni kopen voor pijptien gulden!’ ‘Nee, hoor,’ antwoordde Harry, ‘de prijs is vier gulden.’ ‘Mi Gado, meneer, pier gulden!’ zei de man. ‘Deze mooie bonni bonni!’ De man deed alsof hij weg wilde gaan. Hij nam het kistje weer op. ‘Ik gaan bonni bonni perkoop poor andere man. Hij betalen pijptien gulden!’ ‘Nou,’ zei Harry. ‘Dan bof je als iemand er vijftien gulden voor geeft.’ De man begon weer te lachen en zette het kistje neer. ‘Ik zien, meneer goede mens. Ik geep speciale prijs poor goede mens. Twaalf gulden meneer!’ zei hij doodernstig. ‘Nee, ik kan er heus niet meer dan vier gulden voor geven!’ zei Harry beslist. Meewarig keek de Javaan Harry aan en schudde het hoofd treurig. Hij nam zijn kistje weer op en deed een paar passen in de richting van het tuinhek. ‘Hij gaat weg......’ dacht Harry. De man draaide zich om en zei: ‘Tien gulden meneer, laagste prijs!’ ‘Nee hoor,’ antwoordde Harry, ‘laat dan maar.’ ‘Hoepeel wil meneer betalen?’ vroeg de man nu. ‘Dat weet je toch al lang? Vier gulden!’ zei Harry weer. De man lachte weer. Plotseling werd hij doodernstig en zei: ‘Meneer, ik heb bonni bonni deze gepangen in bos! Hele dag lopen. Ik perweg woon, meneer. Ik arme man. U peel geld hebben!’ ‘Tja, dat kan nu allemaal wel waar zijn,’ zei Harry, ‘maar ik geef er niet meer voor dan vier gulden.’ ‘Acht gulden, meneer,’ probeerde de Javaan nog. ‘Nee man, verkoop je bonni bonni maar ergens anders!’ De man draaide zich om en vertrok...... | |
[pagina 80]
| |
Harry had hem graag terug willen roepen, maar hij kòn niet meer voor het diertje betalen dan vier gulden. Toen Harry een uurtje later naar buiten kwam, stond de Javaan er weer, mèt het kistje! ‘Pijp gulden, meneer!’ zei hij en overhandigde Harry het kistje. Deze nam het aan en zei: ‘Pier!’ De man lachte en Harry betaalde hem vier gulden. ‘Wat poor dieren meneer nog meer kopen?’ vroeg hij. ‘O, van alles,’ zei Harry verbaasd. ‘Goed meneer, ik zal zoeken poor u!’ en de man vertrok.
Enkele dagen later stond plotseling meneer Havik voor Harry's neus! ‘En, Harry?’ begon hij vriendelijk. ‘Is de vangst goed geweest?’ ‘Nou, dat gaat nogal, meneer,’ antwoordde deze en hij vertelde wat voor dieren Josua en hij hadden. ‘Dat is prachtig!’ zei meneer Havik lachend. ‘Laten we maar eens kijken!’ Harry bracht meneer Havik naar de rivierkant, achter baas Hendriks huisje. ‘Hier hebben we ze allemaal, meneer!’ zei Harry trots en hij wees op de hokken. ‘Tjonge jonge, dat hebben jullie hier prima voor mekaar, hè?’ vond meneer Havik. ‘Zal ik de dieren dan maar meenemen? En betalen natuurlijk!’ voegde hij er lachend aan toe. ‘Hoe neemt u ze mee?’ ‘Ik ben met de auto,’ zei meneer Havik. ‘Maar heb je niet 'n paar kisten? Dan kunnen we ze daarin overdoen!’ ‘Dan zal ik even mijn vriend gaan halen, want die pakt die beesten gewoon beet,’ zei Harry en hij rende de plantage over, naar Josua's huis. Enige tijd later stonden ze hijgend voor meneer Havik. | |
[pagina 81]
| |
‘Zo,’ zei deze tegen Josua, ‘en ben jij de andere directeur van deze dierentuin?’ ‘Hij is de directeur, meneer!’ zei Josua, naar Harry wijzend. Vlug waren de dieren in een paar kistjes overgedaan. ‘Nou, dan zullen we maar eens afrekenen!’ zei meneer Havik ernstig. Hij nam papier en potlood uit zijn zak en maakte een optelling. ‘Da's dus honderd en tien gulden, alles bij elkaar. Klopt dat, jongens?’ vroeg hij. ‘Klopt precies, meneer!’ zei Harry gewichtig. Meneer Havik haalde zijn portemonnaie te voorschijn en betaalde Harry het geld uit. ‘Zeg maar, wanneer ik wéér moet komen,’ zei meneer Havik, terwijl hij zijn portemonnaie weer in zijn zak stopte. ‘Over een maand, meneer!’ ‘Aloeee!’ klonk het klagend uit één van de kisten. ‘Zult u vooral goed op Aloe passen, meneer?’ zei Harry. ‘Komt dik in orde hoor. Maak je over Aloe geen zorgen!’ was het antwoord. ‘Maak je niet ongerust, hoor Aloe!’ zei Harry tegen zijn lievelingsdier. ‘Je zult het goed hebben bij meneer Havik!’ ‘Ik zal de wagen maar hier brengen,’ zei deze en ging de auto halen, die voor de ingang van de plantage stond. Weinige minuten later hadden de jongens de kisten ingeladen. ‘Nou, jongens, tot over een maand dan!’ zei meneer Havik, terwijl hij achter het stuur ging zitten. ‘Goede vangst, hoor!’ ‘Dag meneer!’ riepen de beide jongens. ‘Dag Aloe, dààg!’ riep Harry. ‘Aloeeee!’ klonk het nogmaals uit de auto. Meneer Havik vertrok. Intussen was oude Hendrik zijn huisje uitgekomen. ‘Wie is die meneer?’ vroeg hij. | |
[pagina 82]
| |
‘Da's meneer Havik, die koopt onze dieren!’ zei Harry en hij liet de honderd en tien gulden zien. ‘Hm,’ zei de oude man. ‘Me no vertrouw man datti!’Ga naar voetnoot1) ‘Baas Hendrik vertrouwt meneer Havik niet!’ zei Josua, toen de jongens naar huis liepen. ‘Waarom niet?’ Josua haalde zijn schouders op. ‘Weet ik ook niet!’ |
|