| |
| |
| |
De politiek van het Westen
De socialistische beweging na de bevrijding heeft ook wat de socialistische politiek betreft heel weinig een eigen gezicht gehad. Zij onderscheidde zich weinig of in het geheel niet van de andere politieke partijen.
De P.v.d.A. steunt de N.A.T.O.-politiek en aanvaardt de bewapening. Wie lid is van de P.v.d.A. is lid van een partij, die oorlogstoerusting en zo nodig oorlog aanvaardt als een bittere noodzakelijkheid.
De S.D.A.P. droeg vele jaren een sterk antimilitaristisch karakter.
Naar mijn overtuiging behoort de antimilitaristische traditie niet tot de schande maar tot de glorie van de socialistische beweging. Het congres van 1921, waar Mr. Sannes zijn beroemde rede hield, die door het congres met een Internationale beantwoord werd, behoort tot de hoogtepunten van de geschiedenis van het Nederlandse socialisme. Alleen tot grote schade van de socialistische beweging kunnen socialisten het tot een laagtepunt degraderen.
Men versta mij goed. Ik denk er niet over de socialistische beweging op haar verleden vast te leggen. Ik beweer echter wel, dat zij haar verleden niet straffeloos verloochenen en negeren kan. En het is mijn vaste overtuiging, dat het socialisme na de oorlog hard bezig is geweest een deel van zijn verleden zo al niet te verloochenen dan toch wel te negeren.
Men heeft mij vele malen tegengeworpen, dat het antimilitarisme van de S.D.A.P. bepaald werd door twee factoren, die geheel weggevallen zijn: het vertrouwen in de Volkenbond en het vertrouwen in de socialistische internationale. Men vergeet echter, dat er nog een derde factor was - zeker niet de minst belangrijke -: de zedelijke afkeer van het oorlogsbedrijf en het oorlogsgeweld. In mijn jonge jaren las ik, opgroeiend in antirevolutionaire kring en bij het voedsel van De Standaard, met gretigheid Het Volk, omdat dit dagblad nooit afliet zijn afschuw voor het oorlogsbedrijf en het oorlogsgeweld te uiten. Het antimilitarisme van de S.D.A.P. was niet enkel opportunistisch. Het droeg een sterk zedelijk karakter. Het was een zaak van het socialistische geweten.
Het overschakelen van ontwapening op bewapening zette zich door in de dertiger jaren toen het fascisme en het nationaalsocialisme opkwamen.
| |
| |
De strijd voor of tegen de bewapening werd beslist op een partijcongres na een debat tussen J.W. Albarda, de voorzitter van de S.D.A.P., en Banning. De afloop stond van tevoren vast. De ervaring van de tweede wereldoorlog heeft Banning er tenslotte toe gebracht te erkennen, dat de S.D.A.P. in de dertiger jaren terecht voor de bewapening koos, al blijft hij het militaire bedrijf zien als in strijd met het evangelie.
De P.v.d.A. heeft vanaf het begin de bewapening aanvaard.
Wat mij teleurgesteld heeft is, dat de socialistische beweging in de jaren na de bevrijding haar aanhangers zo weinig doordrongen heeft van een zedelijke afkeer van het oorlogsbedrijf en de ontzaglijke risico's, die de bewapening - vooral de atoombewapening, die het oorlogsvraagstuk een geheel nieuw aanzien heeft gegeven - in zich sluit. Soms scheen het wel alsof de leuze ‘Indien gij de vrede wilt, bereid u ten oorlog’, op welke wij vroeger de felste kritiek oefenden, een bij uitstek socialistische en zelfs christelijke leuze was, de hoogste en meest onaantastbare levenswijsheid. Dat stelde ons teleur. Zelfs wanneer de P.v.d.A. de bewapening als een harde en bittere noodzakelijkheid meende te moeten aanvaarden, bleef het naar onze overtuiging voor een socialistische partij noodzakelijk, alle socialisten bij de voortduur te doordringen van een zedelijke afkeer van het oorlogsgeweld en de noodlottige gevolgen, die een eventuele oorlog in economisch en politiek, maar ook in geestelijk en zedelijk opzicht met zich brengt. Dat socialisme kan opbloeien op een akker, die met vergoten bloed doordrenkt is, is o.i. een illusie, aan welke socialisten zich niet moeten overgeven. Dat geweld ooit iets anders dan geweld heeft voortgebracht, heeft de geschiedenis toch voldoende bewezen. Evenzeer, dat oorlog geen enkel probleem oplost, maar integendeel aan de bestaande problemen nieuwe en onoplosbare problemen toevoegt.
De miskenning van het antimilitaristisch verleden van de socialistische beweging en het vrijwel kritiekloos aanvaarden van de atoombewapening hangt natuurlijk samen me onze houding tegenover Sovjet-Rusland en het communisme als wereldbeweging.
In de P.v.d.A. onder leiding van Vorrink werden we permanent in een kruistochtstemming gebracht, waarbij het wit-zwart-schema alle denken, spreken en handelen bepaalde. De wereld viel nu eenmaal uiteen in twee blokken, het Amerikaanse en het Russische. Men suggereerde ons, dat
| |
| |
zowel christenen als socialisten dit alternatief zonder meer hebben te accepteren. De grote vraag was dan ook, wie de wereld zal beheersen, Rusland of Amerika. Die twee verdragen elkaar niet. Ze zijn ook niet met elkaar te verzoenen. Vrede zal er alleen zijn, als een van de twee het verloren heeft: een Russische of een Amerikaanse vrede. De keuze was dus: voor Amerika tegen Rusland of voor Rusland tegen Amerika! Het wit-zwart-schema betekende, dat Rusland de duisternis en Amerika het licht vertegenwoordigt. Truman zei eens, dat Rusland er geen ethiek op na houdt, omdat het God loochent, dat Amerika daarentegen denkt en handelt volgens de Tien Geboden van Mozes en de Bergrede van Jezus. Zo vroom spraken Vorrink en De Kadt niet, maar het kwam toch wel zo wat op hetzelfde neer.
Als christen en als socialist meende ik mij samen met anderen tot het uiterste tegen dit godsdienstige en ethische wit-zwart-schema te moeten verzetten. Alles in mij kwam er tegen in opstand. Ik was niet bereid de tegenstelling Rusland-Amerika uitsluitend als een ideologische te zien. Het behoorde m.i. tot de roeping van de kerk zich niet door christelijke uiteenzettingen als die van Truman te laten misleiden. En het was m.i. de taak van het socialisme, om zowel tegenover Rusland als tegenover Amerika uiterst kritisch te staan door een analyse te geven van de politieke, sociale en economische krachten, die het tegenwoordige wereldgebeuren bepalen. Zo'n analyse was in het verleden immers altijd de kracht van het socialisme.
Men heeft mij, volstrekt ongemotiveerd, vaak van een procummunistische gezindheid beschuldigd. Men heeft mij en vele anderen met mij fellowtravellors genoemd, meelopers van de C.P.N. en het Russische communisme. Daar heb ik mij meestal weinig van aangetrokken. Omdat het er volkomen naast was. Ik ben geen communist, noch wat mijn levens- en wereldbeschouwing betreft, noch wat mijn staat- en maatschappijbeschouwing aangaat. Ik ben er van overtuigd, dat het communisme voor West-Europa een verschrikking zou betekenen, al behoor ik niet tot degenen, die werken met de leuze ‘Liever dood dan slaaf’. Maar ik geloof beslist niet, dat het zou meevallen. Het zou alleen maar tegenvallen. Waartegen ik echter protesteerde was, dat in de P.v.d.A. degenen, die weigerden het wit-zwart-schema te accepteren en het alternatief
| |
| |
Rusland-Amerika afwezen, die voor een eigen taak en roeping van West-Europa pleitten en niet geloofden, dat het communisme ooit overwonnen zou kunnen worden, doordat wij in het westen alles op de kaart van de bewapening zetten, die vroegen om een kritische analyse van de wereldsituatie en rekening wilden houden met wat men de derde weg of de derde macht noemde, voor halven en onbeslisten en onbetrouwbaren werden versleten.
Vorrink heeft - ik moet dit zeggen ondanks mijn waardering voor veel, dat hij tot stand bracht - in dit opzicht veel kwaad gedaan. Hij duldde geen afwijking van zijn inzichten. Maar ook tegen andere voormannen in de P.v.d.A. hebben wij in dit opzicht bij de voortduur moeten vechten.
Ik denk, om een enkel voorbeeld te geven, aan De Kadt's De consequenties van Korea, waarvan de verspreiding door de P.v.d.A. moreel en financieel gesteund werd. Tegen dit extreme en negatieve pamflet, dat vol ressentiment zit en waarin De Kadt alle denkbare invectieven rondstrooit tegen allen, die, ook al zijn ze socialisten, anders denken dan hij, had de partij moeten waarschuwen. Zij ging er propaganda voor maken.
Ik denk, om nog een voorbeeld te noemen, aan de bestrijding van Prof. J. Tinbergen door De Kadt. Tinbergen schreef twee artikelen voor Socialisme en Democratie. Over de internationale taak der sociaaldemocratie. Hij stelde drie vraagstukken aan de orde: 1) de noodzaak om oorlog te vermijden; 2) de armoe der onderontwikkelde gebieden; 3) de wenselijkheid om de maatschappij te hervormen zonder communistische methoden toe te passen. In zijn uiteenzettingen vraagt Tinbergen aan de socialisten iets meer begrip te tonen voor de communisten. Ze moeten minder in zwart en wit redeneren dan de communisten. Hij wil komen tot een meer objectieve discussie over de doeleinden en de middelen van de economische, de sociale en de internationale politiek. Zijn voornaamste motief is de noodzaak om naast elkaar te leven zonder in een internationaal conflict te geraken. De Kadt vond het nodig te spreken over ‘het socialisme merk Tinbergen-Chroesjtsjow’. De Kadt wil van geen coëxistentie weten. Terwijl Tinbergen zoekt naar een internationale politiek, die leidt tot de georganiseerde coëxistentie van commu- | |
| |
nisten en niet-communisten en tot het vermijden van oorlog, propageert De Kadt ook een internationale politiek: de politiek van machten geweld. Voor dat geweld kent hij geen grenzen. Daarbij ontzegt hij atoomgeleerden het recht, zich af te vragen, of ze hun werk wel mogen doen. Ze maken paniek en verzwakken de weerstand: ‘En dat allemaal omdat ze zich verbeelden verstand te hebben van politieke en morele zaken, waarvan ze niet meer begrip hebben dan een gemiddeld warhoofd. De taak van de Oppenheimers en hun kleinere soortgenoten is te zorgen voor de werktuigen. De taak van de politici is te zorgen voor het gebruik ervan. En de vraag, hoe we aan de politici komen, die de werktuigen goed zullen gebruiken, is er zeker niet een waarover de atoomgeleerden iets verstandigs zeggen kunnen’.
Dat werd in het jaar 1957 geschreven door een voorman van de P.v.d.A., één van haar buitenlandse specialisten. Dit noem ik een dieptepunt in de geschiedenis van de socialistische beweging. Zelden heb ik een uiting van ondemocratischer zelfverzekerdheid en hooghartigheid gelezen.
Geen enkel contact met Rusland, zelfs niet op cultureel gebied. Als politiek contact onmogelijk is, dient volgens De Kadt ook elk ander contact te worden verbroken.
In Socialisme en Democratie meende ik, tegen De Kadt's instelling te moeten waarschuwen. Bij voorbaat zei ik, dat ik niet met De Kadt ging discussiëren, omdat ik nu eenmaal behoor tot de socialisten, die naar De Kadt's overtuiging ‘niet ophouden met hun pogingen meer begrip te vragen voor zaken, die ze zelf blijkbaar volkomen verkeerd of volkomen niet begrijpen’. Ik noemde het artikel van De Kadt ‘een onvervalst voorbeeld van een pleidooi voor de verdediging en bewapening van onze democratische wereld, die tragischer wijze in de geest van de schrijver, voorzover uit zijn artikel blijkt, reeds is doodgegaan’. Als in de afschuwelijke situatie, waarin wij op het ogenblik verkeren - daar is de dreiging van het communisme, daar is de dreiging van de atoomoorlog, daar is de dreiging van de geestelijke uitholling van het Westen - een van de buitenlandse specialisten van de P.v.d.A. zo schrijft over partijgenoten, die verontrust door al die dreigingen naar nieuwe wegen zocken, nu we met de politiek hopeloos vastgelopen zijn, en zo oordeelt over de geleerden van het Westen, die met de stem van hun geweten ernst ma- | |
| |
ken, is er alle reden, om over de socialistische beweging verontrust te zijn. Op verschillende congressen en vergaderingen zijn de door mij genoemde bezwaren tegen de buitenlandse politiek van de P.v.d.A. tot uiting gebracht. De P.v.d.A. ziet, wat deze buitenlandse politiek betreft, de actuele vraagstukken veel te eenzijdig vanuit de problematiek van het Westen - bij haar Indonesiëpolitiek was dat precies zo het geval - ze houdt bovendien veel te weinig rekening met het feit, dat de oorlog tengevolge van de technische ontwikkeling der laatste jaren zichzelf overleefd heeft en in geen enkel opzicht meer een middel tot verdediging van land en volk kan zijn, om de eenvoudige reden, dat wereldoorlog wereldvernietiging betekent. Het politieke denken is belangrijk achter bij de feitelijke ontwikkeling.
Dat is een van de redenen, waarom de P.v.d.A. zo vele jaren tekort is geschoten in het bewust en energiek leiding geven aan de massale gevoelens van verontrusting, weerzin en verzet tegen de atoomoorlog. Dat is ook een van de redenen waarom zij permanent het woord vrijheid gebruikt, maar zich het woord vrede door de communisten heeft laten ontfutselen.
Toch ben ik er vast van overtuigd, dat in de P.v.d.A. zich veranderingen voltrekken, ik geloof, dat we langzaam maar zeker vorderen. De verontrusting neemt toe, vooral bij velen die toch uit volle overtuiging de P.v.d.A. trouw willen blijven. En de grote gebeurtenissen in het wereldleven zullen de P.v.d.A. noodzaken de vraag naar de verhouding van Oost en West, het probleem van het communisme als wereldbeweging en de kwestie van de atoombewapening opnieuw onder de ogen te zien. Het geluid, dat mijn vriend Fedde Schurer in de Tweede Kamer heeft laten horen, toen de atoombewapening aan de orde kwam, is in de kamerfractie van de P.v.d.A. een nieuw geluid. En Schurer stond niet alleen. Op de studieconferentie van de Wiardi-Beckman-Stichting over Rusland en het buitengewone congres van de P.v.d.A., dat geheel aan de buitenlandse politiek was gewijd - beide in 1958 - zijn referaten en discussies gehouden, die enkele jaren geleden nog tot de volstrekte onmogelijkheden behoorden. Er was alle ruimte voor serieuze bezinning en discussie en daarvan werd volop gebruik gemaakt. Dit alles zal niet nalaten zijn invloed te hebben op het toekomstige beleid van de partij. Vanwege al mijn bezwaren tegen de Indonesiëpolitiek en de buiten- | |
[pagina t.o. 248]
[p. t.o. 248] | |
Gandhi naar een potloodtekening van R.N. Chakravarti. Gandhi's zoon Manilal zette er voor mij in 1949 in Santiniketan Gandhi's misschien wel belangrijkste woorden onder: God is Waarheid
| |
[pagina t.o. 249]
[p. t.o. 249] | |
Blank en zwart! De Kwakers verspreiden deze kaart in Zuid-Afrika.
Zo tekende de Indonesische schilder Basoeki Abdoellah Ds. Buskes, sprekende op de protestmeeting tegen de militaire acties in Indonesië in het RAI-gebouw te Amsterdam (1947)
| |
| |
landse politiek van de partij, die ik slechts verklaren kan uit een gebrek aan inspiratie en visie enerzijds en uit de verburgerlijking der socialistische beweging anderzijds, werd ik lid van het Sociaal Democratisch Centrum in de Partij van de Arbeid, dat niet anders wil doen dan in de P.v.d.A. een radicaal socialisme propageren en versterken, een radicaal socialisme, dat op de toekomst gericht is, maar juist daarom zijn verleden niet negeert of verloochent. Sam de Wolff is in dit Centrum de eerste jaren de stuwende kracht geweest. De kritiek, die hij vanuit zijn marxistische overtuigingen en inzichten op het beleid van de P.v.d.A. oefende, heb ik vrijwel altijd als gegrond moeten bijvallen. En Sam de Wolff leverde zijn kritiek altijd in volstrekte trouw aan de beweging. Hij is geen sectariër. Met Sam de Wolff wil het Sociaal Democratisch Centrum zich volkomen inzetten voor een sterke socialistische partij. Het sectarisme afwijzend en zich niet latende ontmoedigen door de platte verburgerlijking wil het Centrum het linkse socialisme in de grote socialistische beweging een waardige plaats geven. |
|