De hel barstte los vanwege ‘Spoor's afgebrande dessa's op Java’. De altijd zo nette C.H. Nederlander sprak over de vuile smaad, die Ds Buskes op ons leger uitsmeert: ‘Is het niet om zo'n vuilspuiter bij z'n nek te vatten en te confronteren met de eerlijke en trouwhartige soldaten, opdat hij zich schame, tot z'n wangen de kleur zullen hebben van z'n rooie ziel?’ En Elsevier schreef: ‘Deze dominee verdient de verachting van het Nederlandse volk’.
Bij de officier van justitie werd een aanklacht tegen mij ingediend wegens belediging van het openbaar gezag, subsidiair wegens smaad of belediging ten nadele van een ambtenaar in functie. De officier heeft tot mijn spijt de aanklacht geseponeerd. Het zou mij veel waard zijn geweest, mijn woorden toe te lichten en te verdedigen.
De woorden ‘Spoor's afgebrande dessa's op Java’ zagen op het feit, dat op Java meerdere malen, wanneer de extremisten een spoorbrug opbraken, de dichtstbijzijnde dessa's bij wijze van represaille werden afgebrand. Ik meende, dat het tot de roeping der kerk behoort tegen zulke gewelddaden, die een loochening van Gods waarheid betekenen, te getuigen, niet om te beledigen, maar ter wille van de waarheid, dus ook ter wille van ons volk, dat voor zulke gewelddaden medeverantwoordelijkheid draagt. Dat ik geen woord teveel gezegd heb, is later wel gebleken, toen ik de strijd heb aangebonden voor enkele Nederlandse soldaten, die tot lange gevangenisstraffen veroordeeld werden, omdat zij weigerden, het bevel tot het plat branden van een dessa op Java uit te voeren. Het was het beruchte geval van Pakisadji, waarover in de jaren 1948-1949 zeer uitvoerig in de pers gediscussieerd is geworden. Dat de veroordeelde soldaten gratie hebben gekregen, is wel het meest overtuigende bewijs, dat de zaak helemaal scheef lag.
Maar zelfs de minister van oorlog was over mijn uitlating verontwaardigd en wendde zich tot het moderamen van de generale synode der Hervormde Kerk. De brief van de minister is te karakteristiek, om er niet een gedeelte van over te nemen: ‘Hoewel bij de lezing van de gehele preek wel blijkt, dat Ds Buskes zich niet speciaal tegen generaal Spoor richt, springt voor de radioluisteraar een dergelijke passage uiteraard sterk naar voren. Het noemen van de naam van generaal Spoor zonder enige noodzaak is in dit verband dan ook niet alleen voor deze beledi-