| |
| |
| |
De doorbraak
Banning heeft een zeer belangrijke, zo niet de belangrijkste rol gespeeld bij de doorbraak op politiek terrein.
Het artikel, dat hij in het eerste nummer van Socialisme en Democratie na de bevrijding publiceerde, had tot titel: Een nieuwe bladzijde. Het was een beschouwing over de nieuwe bladzijde in de geschiedenis van het socialisme en het nieuwe begin in de Nederlandse politiek. Voor dat nieuwe begin heeft Banning zich met zijn gehele persoon en al zijn krachten ingezet. De stichting van de P.v.d.A. is voor een groot deel zijn werk geweest. Het sprak dan ook van zelf, dat hij de voorzitter van het stichtingscongres van de P.v.d.A. was. Toen sprak hij de woorden, die sindsdien vele malen geciteerd werden: ‘Dit is een nieuw begin. Ons verbindt door alle klimaatverschillen heen de verantwoordelijkheid voor ons gehele volk in nood, ons verbindt de wil tot sociale gerechtigheid en vrijheid, ons verbindt het vaste voornemen om samen een nieuw begin te maken’.
Het oude socialisme verbond de zedelijke idee der sociale gerechtigheid met rationalisme en heilsverwachting en het argumenteerde sterk economisch. Banning heeft dit socialisme altijd hoog gewaardeerd. Hij stelde het grote beschavingswerk van de oude socialistische arbeidersbeweging in het licht. Hij heeft ook altijd de nadruk gelegd op de hartstocht voor gerechtigheid, menselijkheid en vrijheid in het marxisme. Hij wist echter, dat er een nieuw socialisme groeide en rijpte. Dit nieuwe socialisme ging niet uit van een allen verbindende levens- en wereldbeschouwing, maar van enkele grondgedachten omtrent mens en maatschappij, die rooms-katholieken, protestanten en humanisten met elkaar gemeen blijken te hebben en die voldoende zijn voor een gemeenschappelijke activiteit tot radicale omvorming der maatschappelijke structuur. Het doel van het oude en het nieuwe socialisme is hetzelfde: de vermaatschappelijking der productiemiddelen en de overwinning van het kapitalisme en de kapitalistische geest.
Banning ziet de P.v.d.A. als een eindelijk gerijpte vrucht van een geeste- | |
[pagina t.o. 232]
[p. t.o. 232] | |
Prof. Dr K.K. Miskotte in zijn jonge jaren
Op een congres van de PvdA. Van rechts naar links: Prof. Dr W. Banning, Klaas Toornstra en Ds J.J. Buskes.
| |
[pagina t.o. 233]
[p. t.o. 233] | |
Zo zag Opland van de Volkskrant het Sociaal-Democratisch-Centrum: Opkopers, Buskes en Oome Sam!
| |
| |
lijk-maatschappelijk proces, waarin hij zelf gevormd is. Hij ziet het - in dit opzicht sta ik volstrekt naast hem - als een enorme kans, dat in de politiek, in de P.v.d.A., rooms-katholieken, protestanten en humanisten hun geloofsbezit kunnen inbrengen bij een stuk practisch werk aan socialistische grondslagen voor de maatschappij. Samen met Banning heb ik mij daarom verheugd over de opheffing van de S.D.A.P. en de oprichting van de P.v.d.A.
In de jaren tussen de beide wereldoorlogen had ik leren zien, dat wat wij in Nederland christelijke politiek noemden zich steeds meer verwijderde van de door Kuyper in 1891 aangegeven richting. De werkloosheidspolitiek van Colijn en de zijnen maakte aan alle verwachtingen een einde. In de dertiger jaren heb ik het in Amsterdam meegemaakt, hoe deze in wezen liberale politiek duizenden arbeidersgezinnen financieel en moreel deed kelderen. De weg, die de toenmalige S.D.A.P. in haar Plan van de Arbeid wees tot bestrijding van de werkloosheid, werd volstrekt genegeerd. Het kon ook niet anders. Een politieke partij die haar leden niet verenigt op grondslag van een zakelijk politiek en sociaal program, maar op grondslag van christelijke beginselen, kan niet anders zijn dan een partij waarin progressieve en conservatieve christenen samen optrekken. En zoals de snelheid van de marsroute van een wandelclub, waarin vlugge en langzame wandelaars samen op weg zijn, niet door de vlugge maar door de langzame wandelaars wordt bepaald, zo wordt de praktijk van een christelijke partij, die progressieven en conservatieven samenhoudt, niet door de progressieven maar door de conservatieven bepaald. De antitese tussen geloof en ongeloof wordt tot een politieke antitese, welke mensen, die, wat hun sociale overtuigingen betreft bij elkaar horen, niet bij elkaar, en mensen, die wat hun sociale inzichten aangaat niet bij elkaar horen bij elkaar houdt. Het politieke leven in Nederland werd door deze antitesepolitiek vele jaren met onvruchtbaarheid geslagen. Troelstra heeft dat al beseft. Later was het Wiardi Beckman, die het verkeerde van de politieke verhoudingen scherp zag. In de jaren voor en gedurende de tweede wereldoorlog werd het getal van hen, die zich bij de bestaande politieke verhoudingen niet konden neerleggen, steeds groter. De oprichting van de P.v.d.A. heeft aan dit alles politieke vorm gegeven. De P.v.d.A. is de partij van de
| |
| |
doorbraak. Zij verwerpt de politieke partijformatie op christelijke grondslag en wil in de strijd voor het democratisch socialisme christenen en humanisten verenigen.
Ik zou niet graag beweren, dat de doorbraak in de P.v.d.A. volledig gerealiseerd is. Deze partij is een experiment. Met vele anderen heb ik het als een voorrecht beschouwd, aan het slagen van dit experiment mee te werken. Samen met niet-kerkelijken en niet-gelovigen willen wij ons inzetten voor de leefbaarheid van het bestaan, voor de opbouw van een samenleving, waarin wij in verantwoordelijkheid voor elkaar leven. Ik beweer helemaal niet dat de christelijke partijen niet evenzeer begeren, dat te doen, maar doordat zij conservatieven en progressieven op grondslag van christelijke beginselen verenigen, kunnen zij dat nooit doen in de radicale zin, waarin de P.v.d.A. dat verlangt te doen. Ja maar, zeggen ze, in de P.v.d.A. kan het Woord van God niet functionneren. Dat kan alleen in een partij, die in haar program dat Woord van God erkent als laatste autoriteit. Ik begrijp deze redenering wel. Ik wijs haar echter af, omdat zij aan de vrijheid van het Woord van God te kort doet. Alsof het Woord van God functionneert vanwege het feit, dat wij de erkenning van dat Woord in een program vastleggen. En alsof het Woord van God niet functionneren kan in een partij, die deze erkenning in haar program niet vastlegt. Alsof, wanneer het om de goede en rechte politiek gaat, een christelijke partij niet in de praktijk een politiek kan bedrijven, die alles behalve de goede en rechte politiek is. En alsof een partij, die niet een christelijke partij is, niet in de praktijk een politiek kan voorstaan, die ik als christen als de goede en rechte moet bijvallen. Dankbaar ben ik, dat de Synode der Hervormde Kerk in haar herderlijk schrijven de kerkelijke legitimiteit van onze keuze voor de P.v.d.A. heeft erkend. In het verleden waren alleen zij, die voor de christelijke partijen kozen, hervormd gewaardeerd, de helen. Zij, die voor de socialistische partij kozen, waren de halven. Dit Kuyperiaanse gewas, opgegroeid uit het zaad der antitesebelijdenis, heeft de synode als een wijs tuinman
uit de tuin van onze Hervormde Kerk verwijderd. Een hervormde kan vanuit zijn geloof op kerkelijk legitieme wijze kiezen voor een christelijke partij. De synode zal hem waarschuwen voor het gevaar van het sectarisme. Een hervormde kan van uit zijn geloof evenzeer kiezen voor de
| |
| |
P.v.d.A. De synode zal hem waarschuwen voor het gevaar van het neutralisme.
Op alle mogelijke wijzen heb ik aan de opbouw van de P.v.d.A. als doorbraakpartij meegewerkt. Banning nodigde mij uit redactielid van Socialisme en Democratie, het wetenschappelijk maandblad van de partij, te worden. In dit maandblad heb ik de doorbraak tegen aanvallen van medechristenen verdedigd: tegen Prof. G.B. Wurth, Prof. Th. C. Haitjema, Prof. A.A. van Ruler, Prof. Herman Ridderbos e.a. In Het Vrije Volk heb ik vanaf het begin tot nu toe om de veertien dagen een artikel geschreven. Op vele vergaderingen van de partij heb ik geprobeerd de vraag, of een christen socialist en lid van de P.v.d.A. kan zijn, bevestigend te beantwoorden. Zolang een vrij groot getal predikanten zich inzet voor de A.R. en de C.H.U. blijf ik het als mijn roeping beschouwen mij voor de P.v.d.A. in te zetten.
Laat men vooral niet denken, dat ik de P.v.d.A. idealiseer. Zij is een experiment. Naar mijn overtuiging is zij op geen stukken na wat zij zou moeten en zou kunnen zijn. Op enkele belangrijke punten is zij voor mij en velen met mij een teleurstelling geworden. Dat geldt vooral de buitenlandse politiek: het probleem der bewapening, de vraag naar de verhouding van oost en west, in wezen de vraag naar onze waardering van het communisme als wereldbeweging, de kwestie van de verhouding tussen Nederland en Indonesië (de militaire acties en kwestie Nieuw-Guinea). Bij al deze vragen heeft de P.v.d.A. naar mijn overtuiging veel te weinig een eigen gezicht gehad en was er tussen haar en de andere partijen niet zo groot verschil.
De beschouwingen van kamerleden als J. de Kadt en F. Goedhart, twee extreme anticommunisten, hebben vele leden van de P.v.d.A. met mij nooit kunnen aanvaarden en bij verschillende gelegenheden hebben wij dan ook aan onze bezwaren in dit opzicht uiting gegeven.
De houding van de P.v.d.A. tegenover het gebeuren in Indonesië - daarbij denk ik niet het minst aan de twee zogenaamde politionele acties - zit mij nog altijd dwars.
De onvoorwaardelijke aanvaarding van de atoombewapening met al wat er aan vast zit vind ik voor een socialistische beweging onbegrijpelijk. Voor mijn besef is het falen van de P.v.d.A. op deze door mij genoemde
| |
| |
punten een gevolg van een tekort aan socialistische bezinning en niet minder een gevolg van wat ik de verburgerlijking van de socialistische beweging noem. Ik verlang niet terug naar de oude S.D.A.P., maar het moet mij wel van het hart, dat ik in de P.v.d.A. kwantitatief en kwalitatief meer verburgerlijking dan in de kerk gevonden heb.
Voor een deel kan men dit natuurlijk toeschrijven aan een onontkoombare historische ontwikkeling. Alles wordt daardoor echter niet verklaard. Het al te eenzijdig propageren van een personalistisch socialisme heeft in dit opzicht ook veel kwaad gedaan. De persoon ging domineren over de zaak. Natuurlijk, het gaat om de mens, maar men zal nooit verstaan wat socialisme betekent, indien men het geheel tot persoonlijke verhoudingen herleidt. Het socialisme draagt ook een zakelijk karakter.
Er moet nog meer worden gezegd. De leiding van Koos Vorrink, die een bekwaam man was, is niet zonder meer een zegen geweest. In de tijd van zijn voorzitterschap behoorde wezenlijke kritiek en serieuze discussie tot de onmogelijkheden. Wie het waagde over belangrijke vragen anders dan Vorrink te denken en daaraan uiting gaf, werd door de voorzitter van de partij afgeblaft. Ik herinner mij, hoe Mr. J. In't Veld, Dr. B.W. Schaper en ik door Vorrink op een partijcongres werden afgebekt zonder dat wij gelegenheid kregen te reageren. Na het terugtreden van Vorrink is er in dit opzicht grote verbetering gekomen.
Het geheel is mij echter veel te tam en te mak. Schermerhorn is maar kort aan bod geweest. Men beweert tegenwoordig, dat hij geen politicus was. Hij had in elk geval visie en fantasie. Drees is vele jaren een goed regent geweest, maar ‘Vader Drees’ is voldoende aanduiding van wat Drees niet was. Een goed regent, maar de visie en de fantasie van Schermerhorn ontbraken. Dit is geen verwijt, We moeten elkaar waarderen naar wat wij hebben en niet naar wat we niet hebben. Maar de P.v.d.A., juist de P.v.d.A., had in de jaren na de oorlog, dat wil zeggen: in de beginperiode van de doorbraak, een leiding met fantasie en visie zo brood nodig. Onder Drees werd veel bereikt. En Drees wordt niet alleen in zijn eigen partij, maar ook in de andere partijen zeer gewaardeerd, soms nog meer in de andere partijen dan in zijn eigen partij. Drees zou A.R. kunnen zijn, heeft Dr. Bruins Slot kort geleden gezegd.
| |
| |
Het is mij in dit alles niet om Drees te doen, maar om de karakterisering van de P.v.d.A. sinds 1945.
Het socialisme is van een lelijk jong eendje een mooie oude vogel geworden. Het heeft in zekere zin de hele wereld veroverd. Maar in dezelfde tijd, waarin het zich over heel de wereld verspreidde, verzwakte het tevens. Wat het aan breedte won, verloor het aan diepte. Sartre zei eens, dat het in onze tijd de meest verspreide, maar tegelijkertijd de meest vermoeide ideologie is. Tegen dat woord ideologie heb ik bezwaar, maar de bedoeling van Sartre is duidelijk. De gewone man zegt het op zijn wijze: het socialisme... ach natuurlijk... maar... en dan komt het vermoeiende verhaal over de vele teleurstellingen.
Noch de kerk noch de socialistische beweging is in staat gebleken het typisch burgerlijke, liever nog: het bourgeois-karakter van ons volk te overwinnen. In de bezettingsjaren was er een groeiende bereidheid tot radicale maatschappelijke vernieuwing in socialistische zin. Wij hoopten vurig, dat de bevrijding geen terugkeer tot ons dode en verzadigde verleden zou betekenen. Het kabinet Schermerhorn heeft echter ondanks Schermerhorn een aarzelende politiek gevoerd. Men heeft geprobeerd ons geestdriftig te maken voor de gematigdheid. Al in mei 1946 schreef Trouw met een zeker leedvermaak en een zekere voldoening: ‘Er is niets veranderd, er is niets vernieuwd in Nederland’. We bleven teren op een verleden, dat niet meer bestond. Van Randwijk schreef in 1946: ‘We hebben opnieuw ons naambordje aan onze gevel gehangen: Nederland, best georganiseerd en meest ordelievend land ter wereld, hard werkende burgers, gematigde opvattingen, goede geldbelegging’.
De doorbraak was een experiment, ze was te weinig avontuur, daarom werd ze op de duur wat saai, niet bijzonder aantrekkelijk voor de jeugd. De doorbraak moet gebouwd worden op een waarlijk nieuwe en beleefde herontdekking van het socialisme en, wat de protestanten en de kerkelijken betreft, op een waarlijk nieuwe en beleefde herontdekking van het evangelie. Ik ben er zeker van, dat die herontdekking er bij velen was. Maar de doorbraak bleef beneden de maat. Was dat niet het geval geweest, dan zou er in de jaren, die achter ons liggen, meer fantasie, meer visie en meer ruimte zijn geweest, dan zou het socialisme en de socialistische beweging niet zo gedoemd zijn tot vervagen en compromiseren.
| |
| |
In de bezettingstijd werden wij opgeroepen tot de moed om te sterven. Na de bevrijding tot de moed om te leven.
De nodige moed na de bevrijding hebben wij veel minder opgebracht dan die in de bezettingstijd. |
|