diensten werden steeds voller. We stuurden uitnodigingen rond en mijn vriend Aart van Dobbenburgh zorgde voor een affiche. We deden zeer intens huisbezoek. We organiseerden kringen. We zochten contact met socialistische en communistische arbeiders van Amsterdam. En we predikten het evangelie als de boodschap van Jezus Christus, een boodschap die zowel met persoonlijke als met het publieke leven alles te maken heeft.
Ook in het werk van Groot Zuid werd ik betrokken. Ik gaf in deWeeshuiskapel een cursus over het Apostolicum en in de kleine zaal van het Concertgebouw een cursus over de Tien Geboden. Ik was, geloof ik, aan het zesde gebod toe, toen ik op het politiebureau ontboden werd. Mr. Zoetmulder, een N.S.B.er, deelde mij mee, dat ik de tekst van mijn voordrachten voortaan een week tevoren bij hem moest inzenden ter beoordeling. Ik had over de verafgoding van volk en staat ontoelaatbare en opruiende woorden gesproken. Mr. Zoetmulder was een miezerig mannetje. Omdat ik weigerde, heeft hij de samenkomsten in het Concertgebouw verboden.
Op de vooravond voor Kerstfeest hielden we een samenkomst in de grote zaal van het Concertgebouw. De zaal was te klein. Duizenden konden er niet in. Miskotte en ik hadden 's middags ons wat in de zaal georiënteerd. Het bleek ons, dat de N.S.B. er de avond te voren een kerstbijeenkomst had gehouden. Ik zie nog de verontwaardiging op het gezicht van Miskotte, toen hij op twee plaatsen op de eerste rij de namen las: Kameraad Ekering, Kameraadske Ekering!
In die laatste oorlogsjaren hebben we met links en rechts samengewerkt bij het hulp bieden aan onderduikers. Duizenden van de Duitsers gestolen guldens en bonnen zijn door mijn handen gegaan. Velen hebben we kunnen helpen met aardappelen, die door enkelen met groot risico uit het Oosten van het land en van Texel naar Amsterdam werden vervoerd. Het waren spannende maar rijke jaren. Vooral de hongerwinter, zoals wij die in Amsterdam doorleefd hebben, zullen we niet licht vergeten. De geestelijke honger was in die tijd niet minder fel dan de honger naar brood. De Muiderkerk stond in die dagen in het hart van Amsterdam en betekende iets voor talloos velen.