in de Nieuwe Kerk van Amsterdam, toen daar de tentoonstelling van het illegale verzet gehouden werd.
Van alle afgevaardigden was ik de jongste. De ouderen schudden bedenkelijk het hoofd, als ik de mannen en vrouwen van de illegaliteit verdedigde. Met Van Randwijk, de man van het illegale Vrij Nederland, had ik voortdurend contact en ik meende, dat het mijn plicht was, hem op de hoogte te houden met wat er in het IKO verhandeld werd. Ik heb hem dan ook afschriften van onze brieven aan de Duitse autoriteiten gegeven. Eén keer gebeurde het, dat een brief aan de rijkscommissaris, die nog niet gepubliceerd was geworden, letterlijk in het illegale Vrij Nederland stond. Het hele IKO was verontwaardigd. Ik moest mij terwille van de zaak, die mij ter harte ging, van de domme houden en dus speelde ik het spel mee: wie had ons dat geleverd?
Ds H. Janssen van de christelijke-gereformeerden was bepaald geen held. Dat was niet erg. We waren geen van allen helden. Maar op het IKO in de Javastraat, waar geen Duitser ons horen kon, kwam Ds Janssen los. Na 10 mei heeft Ds Janssen in de kerk nooit met name voor onze Koningin gebeden. Toen Dr. van Dijk hem eens vroeg, de vergadering van het IKO met gebed te openen - het was eind 1942 - bad Ds Janssen krachtdadig voor de Koningin en vroeg, of het God mocht behagen haar nog voor het einde van het jaar naar Nederland terug te brengen. Dr. van Dijk, een oer-gereformeerd man, vond het onverdragelijk. Toen Ds Janssen amen zei, reageerde hij met de opmerking: ‘Dat is wat te vroeg, Ds Janssen!’
Langzaam maar zeker is het IKO een wezenlijke kracht geworden, vooral onder invloed van mannen als Prof. Slotemaker, Ds Gravemeyer, Prof. Scholten, Mr. Donner en Dr. van Dijk.
De arbeid van Prof. Slotemaker in en voor het IKO is wel een bijzonder goede afsluiting van diens arbeidzame leven geweest. Terwijl velen, van wie wij het niet verwacht hadden, aarzelden of onzeker marchandeerden, bleef Slotemaker trouw en zei ‘neen’, waar terwille van volk en kerk, in de diepste zin terwille van het geloof in Jezus Christus alleen maar ‘neen’ gezegd mocht worden. Niets was hem te veel. Met zijn zieke lichaam heeft hij in de laatste helft van 1940 in de meest letterlijke zin zijn laatste krachten in de arbeid voor het IKO opgebruikt. Hij zag de gevaren, die