| |
Het nationaalsocialisme
In 1936 verscheen mijn boek Het evangelie in de wereld van heden, waarin ik getracht heb de inzichten, die wij samen verworven hadden over de betekenis van het evangelie voor het politieke, sociale en nationale leven, uiteen te zetten. De titel zegt duidelijk waar het ons om te doen was: het oude evangelie in een nieuwe wereld, het oude geloof in een nieuwe tijd. Met Prof. Heering vonden wij het belangrijker, om onze tijd te zien in het licht van het evangelie dan om het evangelie te zien in het licht van onze tijd.
In dit boek van bijna 330 bladzijden wijdde ik een hoofdstuk aan het aandeel van Barth in de strijd van de Belijdende Kerk in Duitsland en bestreed ik in twee hoofdstukken de staats- en de volksbeschouwing van het nationaalsocialisme.
We waren zover, dat Mussolini en Hitler het in Europa voor het zeggen hadden. Het fascisme en het nationaalsocialisme begonnen zich breed te maken.
Het blijft een trieste geschiedenis, dat zovele christenen in Nederland in die dagen de dreiging van het nationaalsocialisme niet onderkend hebben. Ze zagen in het nationaalsocialisme een bolwerk tegen het communisme. De rest namen ze op de koop toe. Tot op het walgelijke af was de wijze, waarop men Mussolini en Hitler probeerde met een aureool van vroomheid en christelijkheid te omgeven. De befaamde wereldreizigster
| |
| |
Mary Pos heeft zich in dit opzicht onsterfelijk geblameerd ten opzichte van Mussolini en de heer W. Laatsman, schrijver van christelijke romannetjes, deed hetzelfde ten opzichte van Hitler in zijn boek De Duitsche kerkstrijd, waarheid of leugen? Ik ben er altijd nog een beetje trots op, dat ik dit in schijn vrome maar in wezen goddeloze boek als een brutale falsificatie ontmaskerd heb. Laatsman publiceerde een aantal intervieuws met de leidende figuren van het Duitse nationaalsocialisme, die nooit hadden plaats gevonden. Het boek van Laatsman was van het begin tot het einde leugen. Toch durfde hij het te besluiten met de woorden: ‘Dit boek heb ik geschreven uit liefde tot Christus’. Vrijwel de gehele christelijke pers begroette dit boek met vreugde.
Het Nederlandsch Christelijke Persbureau, representatief voor hervormden en gereformeerden, stond onder leiding van Dr. W.H. van der Vaart Smit, die ik al vele jaren kende als een van de meest gevaarlijke lieden, die kerkelijk Nederland ooit heeft opgeleverd. Met zijn persbureau heeft hij kerkelijk Nederland in nationaalsocialistische geest bewerkt. Onder de schuilnaam Willem van Dalen verdedigde hij zonder reserve Hitler en deed hij de meest verraderlijke aanvallen op Barth en Niemöller, terwijl hij als directeur van het Nederlandsch Christelijk Persbureau trachtte op homeopatische wijze het kerkvolk voor het nationaalsocialisme te winnen. Niemand wist, dat de directeur van het persbureau dezelfde was als Willem van Dalen. Dr. van der Vaart Smit bleef het ontkennen, hoewel ik het met de stukken bewezen heb. Vanaf zijn studententijd was Van der Vaart Smit een deugniet, die liegen kon dat hij zwart zag. Hij hoopte het in het nieuwe Nederland onder Mussert tot minister van eredienst te brengen. In onze studententijd hadden we hem al door. Toen het tweede christelijke sociale congres in Amsterdam gehouden werd - in 1919 - logeerde Van der Vaart Smit als deelnemer aan dat congres - hij was toen nog gereformeerd predikant - in het hospitium van de Vrije Universiteit. Hij vertelde aan een groepje studenten, dat hij er over dacht in de politiek te gaan. Nog hoor ik Gerrit Kruiswijk, die helaas jong gestorven is, zeggen: ‘Dat zal een strop voor de politiek, maar een zegen voor de kerk zijn!’ Van der Vaart Smit was zo stom brutaal, dat hij mij kort voor de bevrijding in 1945 durfde opbellen. Hij woonde toen op het Valeriusplein. Ik wist, dat men hem uit
| |
| |
de N.S.B. had gegooid vanwege zijn wangedrag. Hij zei: ‘Je spreekt met Van der Vaart Smit, je kent me nog wel en je hebt misschien wel gehoord, dat ik met de N.S.B. gebroken heb, ik wil lid worden van de Hervormde Kerk, tot wie moet ik mij wenden?’ Ik heb hem geantwoord: ‘Ja, ik ken je nog heel goed en ik heb inderdaad gehoord dat ze je uit de N.S.B. gegooid hebben; als je lid van de Hervormde Kerk wilt worden, moet je je wenden tot je wijkdominee, Ds Ekering’. Ekering was een fanatiek N.S.B.er. Van der Vaart Smit was een zeer begaafd, maar volstrekt gewetenloos man. Aan het einde van de oorlog zat hij in de zwarte handel en men verdacht hem ervan, dat hij op het Valeriusplein een speelhol had. Christelijk Nederland heeft deze man gedurende vele jaren als directeur van het Nederlandsch Christelijke Persbureau geslikt.
Toen De Veensoldaten van Langhof verscheen, het eerste boek, dat ons over Hitlers concentratiekampen vertelde - wat Langhof meedeelde was vergeleken bij wat later in de concentratiekampen geschiedde een kleinigheid - en er een aanbeveling van Banning en mij op de omslag prijkte, werd dat aan Banning en mij door velen zeer kwalijk genomen. Wanneer wij in onze preken tegen het nationaalsocialisme waarschuwden, werden wij ervan beschuldigd politiek op de preekstoel te brengen: wij waren vervuld van haat tegen Hitler, maar zagen niet, dat hij een werktuig in Gods hand was, om Duitsland weer tot een positief christendom terug te leiden en Europa tegen het communisme te beschermen. Wij heulden met Rusland. Het woord fellowtravellors werd in die dagen nog niet gebruikt.
In 1932 kwam ik voor de tweede keer als dominee in Amsterdam. In mijn intreepreek over Jesaja 26 : 19 (‘Wanneer Uw gerichten op aarde zijn, leeren de inwoners der wereld gerechtigheid’) zei ik: ‘Het internationale fascisme met zijn ras, volk en natie is in zijn alleen maar rekenen met de nationale werkelijkheid en zijn verstandelijk niet te verklaren aantrekkingskracht op duizenden een religie, een nieuwe en oeroude natuurreligie. Wie om figuren als Mussolini en Hitler lacht, heeft er nog niets van begrepen en heeft ook nog niets beseft van het groote gevaar, dat hier het christendom bedreigt’. De ellende was, dat men enerzijds om Hitler lachte als om een charlatan, anderzijds hem beschouwde als een werktuig in Gods hand tot zegen van Europa. Er waren heel wat
| |
| |
hervormde predikanten - ik denk aan Amsterdamse dominees als Van Hoogenhuizen en Ekering, die vele collega's op noodlottige wijze beinvloed hebben en bet evangelie van de sterke man huldigden. In 1932 protesteerden achttien hervormde predikanten in een open brief aan overheid en volk tegen het ambtenarenverbod: dit verbod was met de gerechtigheid in strijd, omdat de N.S.B., vaderlandslievend en Oranjegezind, door een zo harde maatregel werd getroffen. Deze dominees pleitten voor de leden van hun kerk, N.S.B.ers, die leden onder de smaad van het ambtenarenverbod. Zo naïef waren de predikanten in die dagen en collega Ekering maakte listig en handig van deze naïeviteit gebruik. Op 12 maart 1935 werd te Rotterdam een grote debatavond gehouden. Sprekers waren J.H.L. de Bruin namens de N.S.B. en ik namens de C.D.U. Het onderwerp was: Christendom en Nationaalsocialisme! De grote zaal van het Gebouw voor kunsten en wetenschappen was stampvol. De Bruin was een van de weinige leidende figuren in de N.S.B., die spreken konden. Hij was evenals ik lid van het Hersteld Verband. Ik probeerde aan te tonen, dat het nationaalsocialisme als levens- en wereldbeschouwing en het christelijk geloof een onverzoenlijke tegenstelling vormen, dat de propaganda voor het nationaalsocialisme als positief christendom een vervalsing van het evangelie was en dat de volks- en staatsbeschouwing van het nationaalsocialisme voor het christelijk geloof onaanvaardbaar was. De Bruin beweerde, dat de N.S.B. rekenen mocht op de steun van God, omdat het een christelijke staat wilde bouwen, Gods souvereiniteit erkende, streed voor eerbied voor het gezag, vrijheid en recht, geestelijke en maatschappelijke verheffing van het volk, en de naastenliefde in praktijk bracht.
Mijn rede werd door de C.D.U. uitgegeven.
Mijn gereformeerde broeders hebben haar zeer geprezen met een reserve ten opzichte van de C.D.U. Een gereformeerde dominee schreef: ‘Een aanbeveling van het boekje van Ds Buskes mag er niet zijn zonder een waarschuwing tegen de beginselen van de C.D.U. Tenslotte zullen we moeten kiezen: of gereformeerd of barthiaan!’ En Prof. Schilder waardeerde mijn uiteenzetting zeer, maar beweerde, tegelijkertijd dat mijn theologische inzichten zelf voor een deel de toestand van verwarring inzake het nationaalsocialisme in het leven hadden geroepen.
| |
| |
Volk en Vaderland gaf een uitvoerige bespreking onder het opschrift: Partijpolitiek in het gewaad van den Evangeliedienaar. Karakteristiek voor de wijze, waarop dit blad polemiseerde, zijn de volgende zinnen: ‘Met den heer Buskes, die geen figuur van bijzondere betekenis is in het Nederlandsche politieke, noch in het kerkelijke leven, juist door de wijze, waarop hij begrippen en levensgebieden hopeloos door elkaar weet te haspelen, zullen we niet treden in een casuistiek over bijkomstigheden, hetgeen teveel plaatsruimte zou vorderen. Blijkens zijn uitlatingen zit deze man nog geheel vast in de lijn van het democratisch denken... Hoe lang zal het Nederlandsche volk zich ten aanzien van deze zaken nog door dwaalleeraars om den tuin laten leiden?’
De heer De Bruin vond het nodig, om in 1936 in Volk en Vaderland een Open Brief aan de predikanten en ouderlingen van het Hersteld Verband te richten. In die brief beschuldigde hij mij van niet minder dan marxisme met christelijke tint, onwaarachtigheid, ergerlijke volksmisleiding en onchristelijke demagogie, spelen met het allerheiligste - mijn vraag aan de N.S.B.: ‘Als gij over God spreekt, wie is dan die God’, noemde De Bruin infaam en lasterlijk-onchristelijke liefdeloosheid, zich boven God stellen, afgoderij met eigen mening, het propageren van een nieuwe religie en het als volgeling van Barth in het Hersteld Verband indragen van leringen, die geen steun vinden in de belijdenis! Zijn conclusie was: ‘Het is dringend tijd, dat aan het kerkverwoestend optreden van Ds Buskes onmiddellijk paal en perk wordt gesteld’. Hij ondertekende zijn brief als: ‘Lid van de Gereformeerde Kerken in H.V., spreker van de N.S.B., lid van de raad voor kerkelijke aangelegenheden der N.S.B.’ Ik citeer een en ander, om te laten zien hoe fel het toeging in die jaren. In het H.V. was inderdaad een kleine groep N.S.B.ers die op zichzelf voortreffelijke mensen waren, maar volkomen verblind en meegesleept op een weg, die ze te laat als verderfelijk hebben leren zien. Zo'n man was De Bruin. Nog eenmaal heb ik hem ontmoet. Aan het einde van de oorlog. Voor illegaal werk zouden enkelen elkaar in het Jaarbeursrestaurant in Utrecht vinden. We kwamen met zijn drieën in het restaurant, waar enkele N.S.B.ers zich te goed deden aan een voortreffelijke maaltijd. Mussert zat er, Van Geelkerken en ook De Bruin. Ik moest hem passeren en kon niet nalaten tot hem te zeggen: ‘U hebt het ver
| |
| |
gebracht!’ Niet vriendelijk en niet bijzonder christelijk, maar ik kon toen niet anders. De Bruin werd vuurrood. Tussen hem en mij is het na de oorlog weer in orde gekomen. En ik ben ervan overtuigd, dat hij het meende. Hij was een typisch voorbeeld van de velen, die misleid en over het paard getild waren.
In mei 1933 organiseerde het Algemeen Comité van verweer tegen terreur en verdrukking in Duitsland een vergadering in het Concertgebouw in Amsterdam. Daar spraken Banning, pastoor W. Nolet, Captain Sears en ik. Captain Sears was de man, die de krans, welke in naam van Hitler bij het graf van de onbekende soldaat in Londen was gelegd, in de Theems had gegooid.
In 1936 werd het Comité van Waakzaamheid van antinationaalsocialistische intellectuelen opgericht. Prof. Pos was voorzitter, Prof. Loenen secretaris. In het bestuur zaten o.a.: Menno ter Braak, Dr. F. Proost, Prof. Jan Romein, Mevrouw de Vries Bruins en ik. Het Comité wilde opkomen voor de verdediging en bevordering der geestelijke vrijheid en zich in het bijzonder richten tegen het nationaalsocialisme, dat dit essentiële cultuurgoed het meest belaagt. We organiseerden weekends en gaven een serie voortreffelijke brochures uit, geschreven door Prof. Kohnstamm, Anton van Duinkerken, Dr. Horreüs de Haas, Menno ter Braak, Dr. Hilda Verwey-Jonker, Prof. Hoetink, Prof. Romein, Prof. Bonger, Prof. Banning, Prof. Pos. Ik schreef twee brochures: Het nationaalsocialisme als bedreiging van de kerk, de les van Duitschland en Kapelaan Rossaint en Dominee Niemöller, twee processen in het Derde Rijk.
Door Waakzaamheid werd het contact met Pos weer hersteld en leerde ik Prof. Romein en Menno ter Braak kennen. Met de laatste, die een veel bescheidener mens was dan de meesten - ook ik - dachten, heb ik vele gesprekken gehad over het standpunt van Kerk en Vrede. Hij was een bijzonder innemend man, hartelijk en zeer scherpzinnig.
In 1935 werden de wetten van Neurenberg van kracht. Aan de Joden werden de burgerrechten ontnomen. In de Apollohal in Amsterdam werd een grote protestvergadering tegen Ontrechting der Joden in Duitschland gehouden. Samen met mij spraken opperrabijn Saarlouis, A. Asscher, Prof. D. Cohen, kapelaan Drost, Prof. De Hartog, Ds A.R. De Jong en Mr. L.E. Visser. Het was een machtige bijeenkomst. Er zaten
| |
| |
zes duizend menschen in de Apollohal en voor vele duizenden was er geen plaats. Vanaf dat ogenblik was er het persoonlijke contact met vele Amsterdamse Joden.
Volk en Vaderland schreef: ‘Eenige christelijke geestelijken met politieke aspiraties hebben zich druk gemaakt over de suprematie van het jodendom boven het germaansche ras. Zij hebben de Joden aan de germaansche christenen ten voorbeeld gesteld... Wij willen de joden niet onaangenaam zijn, mits de heeren Buskes, De Hartog en Drost ons met hun nieuw heidendom van het lijf blijven’. In een tweede artikel werden wij met z'n drieën uitgemaakt voor alles wat lelijk was: ‘Daar was Ds Buskes, de bekende pacifist en ontwapenaar, die door zijn defaitistische propaganda ons volk tot het slachtoffer van de eerste de beste aanvaller tracht te maken en onder de staatsondermijners behoort te worden gerangschikt’. ‘De aanwezigheid van al deze heeren op deze vergadering gaf daaraan een uitgesproken antinationaal karakter’. ‘Het zijn bij uitstek antinationale elementen, die het voor het jodendom meenen te moeten opnemen: individuen, die van eigen volk vervreemd zijn’.
De toespraken verschenen in een geschrift: Vrede over Israël.
In 1935 werd Abessinië door Italië overvallen. De C.D.U. belegde een grote vergadering in Amsterdam, in de Vrije Gemeente. Fedde Schurer en ik spraken over De Klokken van Rome. De kerkelijke autoriteiten in Rome hadden besloten, de klokken van alle kerken te laten luiden, wanneer de mobilisatie van een millioen soldaten en tien millioen burgers door Mussolini zou worden afgekondigd. ‘De klokken van Rome werden gelijkgeschakeld. Dit is het ontzettende. De kerkklokken hebben, evenals in 1914, het verwereldlijkte en gelijkgeschakelde christendom uitgeluid. Terwijl Mussolini zijn misdadig beroep deed op de laagste instincten van de menschen, riep de paus zijn geloofsgenoten niet op, om in de wapenrusting van God te staan tegen de listige omleidingen van de satan, maar liet hij de klokken van Rome luiden, om Mussolini's oproep door te geven en te versterken met het geestelijk gezag van Christus' kerk’. Ik sprak van enkele aantekeningen. Bij de officier van justitie werd een aanklacht tegen mij ingediend, omdat ik een bevriend staatshoofd een grootmoordenaar had genoemd. Er is nog iemand bij mij geweest, om te vragen of ik deze woorden inderdaad gebruikt had.
| |
| |
Ik was het mij niet bewust, maar kon alleen zeggen, dat deze woorden in elk geval precies weergaven, wat ik over Mussolini's rooftocht gezegd had. De zaak werd geseponeerd.
In 1939 sloot onze regering de grenzen dicht en Duitse vluchtelingen werden onverbiddelijk over de grens teruggestuurd. Eeuwige schande voor Nederland. In Amsterdam werd een vergadering georganiseerd Nederland en het Asylrecht. Daar spraken o.m. Dr. H. Brugmans en ik. Wij wekten op tot hulp aan de Joden, die over de grens kwamen: ‘Wij behoeven daarbij niet dierbaar te doen, maar gewoon zakelijk. De Barmhartige Samaritaan vroeg ook niet, of het slachtoffer, dat hij hielp, wel papieren bij zich had en of zijn moordenaar het wel goed vond, dat hij hem hielp’.
Ons protest bij de regering heeft niets geholpen. De grens bleef onverbiddelijk gesloten.
In 1938 kwam door de slappe houding van Chamberlain de vrede van München tot stand. De meesten weten niet meer, dat het toen uitgesproken Kerk en Vrede is geweest, dat op een grote vergadering in Amsterdam, waar Prof. Heering samen met mij sprak, tegen deze vrede geprotesteerd heeft, terwijl velen, die nu met een grote vlotheid Kerk en Vrede voor die vrede van München medeverantwoordelijk stellen, vlagden. Blijkbaar begrijpt men wat wij bedoelen maar slecht. Toen begreep men ons niet en op het ogenblik begrijpt men ons al evenmin.
Met de Belijdende Kerk in Duitsland leefden we in die dagen van harte mee. In 1937 werd te Doorn een theologenconferentie gehouden, waar ook een aantal mensen van de Belijdende Kerk aanwezig waren. Op deze conferentie werden contacten gelegd, die later van grote betekenis zijn geweest. Vanaf mei 1939 werden Berichten uit de Duitsche Kerkstrijd uitgegeven.
Op 10 mei 1940 vielen de Duitsers ons land binnen en dwongen ons door de wereldhistorische misdaad van het bombardement van Rotterdam tot capitulatie. |
|