| |
Het Hersteld Verband
Het conflict van Assen heeft tot resultaat gehad, dat het Hersteld Verband ontstond, door de gereformeerde kerkbodes dadelijk als ‘Hellend Vlak’ begroet. Een kerkbode noemde ons ‘Villa Ruimzicht’!
Zoals de opstandelingen aan het begin van de tachtigjarige oorlog de naam Geuzen, als scheldwoord bedoeld, tot een erenaam promoveerden, zo hebben wij met inzet van alle krachten geprobeerd, dat denigrerende
| |
| |
‘Villa Ruimzicht’ een positieve inhoud te geven. We hadden heel gemakkelijk terecht kunnen komen in een negatief en steriel verzet tegen Assen, waarbij het tenslotte om niets materieels en positiefs zou zijn gegaan. Een geestelijke beweging is echter alleen levenskrachtig, als zij voor iets materieels en positiefs opkomt. De vrijheid alleen is geen voedingsstof en geen voedingsbodem. We weten dat van alle protestantisme, dat uitsluitend vrijheid van geweten en gedachten verdedigt. Dat moet er bij komen, maar het is en blijft bij-komstig. Uit de aard der zaak werden wij vooral de eerste jaren bedreigd door het gevaar van het negativisme. Het was nu eenmaal een zeer wonderlijk gemengd gezelschap, dat in de ark van het Hersteld Verband op de kerkelijke wateren van Nederland dobberde. Alle mogelijke reine en onreine dieren waren in die ark samengekomen.
Bij een revolutie zien we altijd dit gebeuren, dat twee groepen zich aan de zijde der revolutie scharen: de hopenden en de hopelozen. Ze kiezen beiden tegen het bestaande, de hopenden, omdat zij alles van de toekomst, de hopelozen, omdat zij niets van het heden verwachten. Bij onze opstand tegen Spanje trokken idealisten samen op met Jan Rap en zijn maat. Bij de Franse revolutie was het niet anders. Gezeten burgers, voor wie het bestaande het een en al is, zijn contra-revolutionnair. Alleen de hopenden en de hopelozen, de mensen boven en beneden de middenmaat, begroeten de revolutie met blijdschap. Het gevaar is, dat de hopelozen, de negatieven, het winnen van de hopenden, de positieven. In kleiner afmeting deden deze verschijnselen zich voor in de inderdaad revolutionnaire beweging van het Hersteld Verband. We voelden ons vaak als David in de spelonk van Adullam: allen, die bitter bedroefd waren en die een schuldeiser hadden, kwamen tot ons. We wisten soms geen raad met de querulanten en met de lieden, die ‘Villa Ruimzicht’ wilden van wege een verlangen naar ongebonden vrijheid, die tenslotte in bandeloosheid zou moeten ontaarden.
Wij wilden ‘Villa Ruimzicht’, de gemeente van Jezus Christus als een stad op de berg. We wilden wijdheid, ruimte, uitzicht. We wilden wat Ds H.C. van de Brink boven zijn artikel in het eerste nummer van Woord en Geest als titel zette: De vensters open! In de Gereformeerde Kerken zaten teveel ramen en deuren dicht. Het was er soms om te stikken.
| |
| |
Het is levensgevaarlijk als de ramen en de deuren altijd dicht zijn. Daar krijgt men tenslotte asthma van en men gaat er geestelijk dood aan. Het is echter niet minder levensgevaarlijk, als alle deuren en ramen altijd openstaan. Dan gaat het tochten en we lopen longontsteking op. Ook daaraan kan men dood gaan. De functie van een raam en een deur is niet, om òf altijd dicht te zijn òf altijd open te staan, maar om als raam en deur te functioneren, nu eens dicht en dan weer open. Het geschenk der vrijheid was ons een kostbaar geschenk, persoonlijk en kerkelijk, maar we beseften heel goed, dat de vrijheid alleen zin heeft als ze een vrij zijn van en een vrij zijn tot betekent. We wilden geen confessionalisme, maar wel waarlijk een belijdenis. We wilden geen starre en steriele orthodoxie, maar wel wezenlijk het rechte in de leer. We wilden geen dogmatisme, geen dogma, dat als een steen uit de hemel valt of uit de Schrift rolt, maar wel dogmatische arbeid als een voortdurende bezinning op de inhoud der prediking en dus op de inhoud van het evangelie. We wilden geen dogmatische prediking, maar wel een prediking, waarin alles dogmatisch verantwoord is. We wilden geen belijdeniskerk, maar wel een belijdende gemeente. We wilden geen kerkisme, maar wel een levende en actuele kerkelijkheid. We wilden geen vermoralisering en verpsychologisering van het evangelie, maar wel het bijbels getuigenis midden in onze moderne tijd. We wilden geen verhumanisering van het evangelie, maar wel een echt menselijk evangelie. We wilden niet beginselen uitdragen, maar wel de boodschap van Jezus Christus als de Zaligmaker van zondaren en de Heer der wereld verkondigen. We wilden geen gemeente, die in de wereld op- en ondergaat, maar wel een gemeente, die midden in de wereld terwille van de wereld de gemeente van Jezus Christus is. We wilden geen wereldgelijkvormigheid, maar wel een gemeente, die de vragen van de wereld tot de hare maakt, omdat ze deze als de hare
herkent van Godswege. Wij wilden ‘Villa Ruimzicht’ bij de gratie Gods.
De dominees, op wie Dr. Geelkerken gerekend had, lieten verstek gaan. Met of zonder een bezwaard hart legden ze zich bij Assen neer en verdwenen de een na de ander uit Woord en Geest. Er waren intussen vier professoren en een lector aan de Vrije Universiteit, die voor het Hersteld Verband kozen: Prof. F.J.J. Buytendijk, Prof. P.A. Diepenhorst, Prof.
| |
| |
H.J. Pos, Prof. R.H. Woltjer en Mr. C. Zevenbergen. Het werd hun zeer kwalijk genomen. We begonnen met vijf dominees: Ds H.C. van de Brink, Dr. J.G. Geelkerken, Dr. C. Koppenaal, Ds E.L. Smelik en ik. De eerste tijd preekten we in Andijk in een schuur en in Tienhoven in een stal van een boerderij, waarin behalve de kerkgangers ook de koeien zeer duidelijk hun aanwezigheid lieten merken. In de loop van de tijd kwamen nog enkele oudere predikanten onze kleine groep versterken: Ds J.C. Aalders, Ds W.E. van Duin, Ds H. Hasper, Dr. N.D. van Leeuwen, Dr. J. Ubbink en Ds C. Vermaat. Verder een hele serie jongere dominees: W.G. van Deth, J. Diepersloot, M. Hinlopen, P.G. van den Hooff, E.C.B. Kok, K.H. Kroon, L. Nieuwpoort, L. Overduin, J. ter Schegget, P.A.E. Sillevis Smitt, G. Ubbink, S.P. Vermeer, P. van der Vloed en J.v.d. Woude. We vormden een gesloten team. We hebben uren en soms dagen lang met elkaar gediscussiëerd en gedebatteerd. We hebben samen en ieder op eigen gelegenheid hard gestudeerd. We hebben elkaar geholpen in de geestelijke en financiële moeilijkheden, die in het Hersteld Verband talloos vele waren.
Wij hadden een intens gemeenteleven. Het oude geloof - het geloof in Jezus Christus als de Zaligmaker van zondaren en de Heer der wereld - stuwde ons voort op nieuwe wegen. Wat er in deze kleine kerkengroep door predikanten en gemeenteleden verzet is geworden, is geweldig geweest. We kregen een zendeling: Hackie Hildering. We gaven een kerkblad uit. Smelik en ik redigeerden een prekenserie onder de titel: De Komst van het Koninkrijk. We stelden een prachtige liederenbundel samen, aan welke ik in bepaalde opzichten nog altijd de voorkeur geef boven die van de Hervormde Kerk. We zorgden voor een nieuw huwelijksformulier en nieuwe belijdenisvragen. We wierpen ons op de vragen van liturgie en kerkopbouw, van bijbel en bijbelbeschouwing. We orienteerden ons zeer bepaald op de oecumene. Het werk voor de zondagse preek kreeg voor ons een nieuwe glans. En wat voor ons allen zeer waardevol is geweest, er was in het Hersteld Verband bij zeer wezenlijke trouw aan het oude geloof, ja juist door deze trouw, een grote bereidheid tot het gaan van nieuwe wegen. Hellend Vlak! Onze gereformeerde broeders, die het spottend en ook wel wat denigrerend zeiden, hadden in zeker opzicht gelijk. Er kwam heel wat op de helling: de in gerefor- | |
| |
meerde kringen vanzelfsprekende conceptie van Kuyper over de christelijke wetenschap, de christelijke politiek, de christelijke sociale actie, in het algemeen de christelijke organisatie op grond van de antithesebelijdenis. De verhouding van kerk en socialistische beweging hield ons van dag tot dag bezig. Wij zochten naar nieuwe methoden van evangelisatie. We studeerden met hartstocht in Barth. Het oorlogsvraagstuk deed een beroep op ons. Alles wat na de oorlog in de Hervormde Kerk aan de orde kwam, was bij ons al jaren voor de oorlog aan de orde.
Geen van ons, die op het ogenblik met vreugde in de Hervormde Kerk leven en werken, of hij denkt bij tijd en wijle met dankbaarheid aan de jaren 1926-1946 van het Hersteld Verband terug.
Natuurlijk hadden wij onze bijzondere moeilijkheden. Het Hersteld Verband was klein van omvang. In 1946 telde het zeven duizend zielen en zeventien predikanten. Er waren nog al wat miniatuurgemeenten. We zeiden wel eens spottend tegen elkaar, dat een ruzie tussen twee ouderlingen in Andijk het hele Hersteld Verband op zijn grondvesten deed schudden. Financiëel was de situatie soms heel precair. De geringe omvang van de gemeenten bracht het gevaar van al te grote gezelligheid en knusheid met zich mee. Steeds meerderen werden op de duur benauwd door wat Ds Smelik een kunstmatig isolement heeft genoemd. Dat was vooral na de oorlog het geval. Uit dat isolement werd het Hersteld Verband verlost op 15 mei 1946. Op die dag werden de Gereformeerde Kerken van het H.V. met de Hervormde herenigd. In twintig jaar waren zij van een kerkelijke verzetsbeweging uitgegroeid tot een kerkelijke vernieuwingsbeweging, die parallel liep met de vernieuwingsbeweging van en in de Hervormde Kerk. De kerk is eigenlijk altijd een noodwoning, maar het Hersteld Verband is dat voor ons besef in zeer sterke mate geweest. In 1946 voer het kleine schip van het H.V. de haven in voor de laatste maal. Het voer niet meer uit. De bemanning ging over op een groot schip. Ds W.A. Zeydner gebruikte een ander beeld. Hij sprak de hoop uit, dat het H.V. zou mogen zijn als de Moezel, die, als ze in de Rijn is uitgestroomd, nog heel lang in de Rijn te zien is.
Prof. S.T.H.J. Berkelbach van der Sprenkel, die zich in het bijzonder voor de hereniging had ingezet, gaf op 15 mei een stukje kerkgeschiedenis.
| |
| |
De negentiende eeuw was voor de Hervormde Kerk een moeilijke tijd. De kerk kon na de Napoleontische oorlogen maar niet overeind komen. Koning Willem I heeft toen over haar beschikt. Alleen de classis Amsterdam kreunde even, maar bood geen weerstand. Toch waren de weerstanden er en ze groeiden. In 1834 een explosie: de Afscheiding. In 1886 weer een explosie: de Doleantie. In de kerk voortdurende pogingen tot kerkherstel. Al deze pogingen kregen tijdens en na de tweede wereldoorlog in zekere zin hun beslag. De Hervormde Kerk maakte een nieuw begin.
De kerken van 1834 en 1886, sinds 1892 verenigd, hebben ook hun strijd en moeilijkheden gehad. De strijd met de christelijk-gereformeerden, de strijd tussen A en B, de strijd om doop en verbond, de strijd om De Savornin Lohman en Ds J.B. Netelenbos. Dan komt Woord en Geest en de kwestie Geelkerken. Het Hersteld Verband ontstaat.
Er komt contact tussen het Hersteld Verband en de Hervormde Kerk. Tenslotte wordt de hereniging een feit. Ze was een innerlijke noodzakelijkheid. In het Hersteld Verband had men Schrift, kerk en belijdenis leren onderscheiden. Men wilde belijdende kerk zijn, geen belijdeniskerk. En de Hervormde Kerk was op weg een belijdende kerk te worden. Dat was ze niet geweest, anders waren de scheidingen van de negentiende eeuw niet gekomen, dat wilde ze nu weer zijn, anders was er van hereniging geen sprake geweest.
Het Hersteld Verband aanvaardde het deelgenootschap van een kerk, die zich in de crisis der vernieuwing bevond.
In de acte van hereniging staat, dat de Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken van het Hersteld Verband beide de kerkelijke gescheidenheid van de belijders der christelijke religie in het algemeen en die van de gereformeerde gezindte in het bijzonder betreuren, dat zij in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift staan op de bodem van dezelfde symbolische en liturgische geschriften, dat zij de hereniging met elkaar van harte begeren.
Het slot van de acte luidt:
‘Ootmoedige dank brengen de beide kerkgemeenschappen voor deze hereeniging aan God... Met vreugde erkent de Nederlandsche Hervormde Kerk het werk Gods in haar geschiedende, waardoor de weg tot
| |
| |
deze hereeniging geopend is geworden, en neemt zij de nu tot haar terugkomende kerken in zich op. In bewogenheid herinneren de Gereformeerde Kerken van het Hersteld Verband zich de plechtige belofte hunner voorvaderen om weer gemeenschap te willen hebben met de Nederlandsche Hervormde Kerk, zoodra deze terugkeert tot de waarachtige dienst des Heeren; zij lossen thans deze belofte in, aan de dankbare erkenning van het werk Gods in de Nederlandsche Hervormde Kerk mede deelnemende, om aldus thans hereenigd te worden met de Nederlandsche Hervormde Kerk’. |
|