Koninkrijk Gods, als het op aarde komt, geheel en al het werk van mensen zal zijn.
Ik behoor niet tot de verbi divini ministri, die bij hun vijf en twintigjarig ambtsjubileum zeggen, dat zij zich schamen voor hun preken van de eerste jaren, hetgeen in feite betekent, dat zij zich niet schamen voor hun preken van later tijd. Voor god zal ons preekwerk wel van het begin tot het einde een povere geschiedenis zijn, al geloof ik, dat Hij, ook wat onze preken betreft, milder in zijn oordeel is dan de gemeente in het hare. Tegenover de mensen weiger ik mij voor mijn preken te schamen. Ik heb er vooral de eerste jaren op gezwoegd en gezweet, al maakte ik mijn preken niet alleen met vrezen en beven, maar ook met vreugde en dankbaarheid. Het is echter wat om, als je nog maar vier en twintig bent, twee maal per zondag te moeten preken. Nog een jaar te voren bad een ouderling, die mij in de kerkeraadskamer van Benschop voor de dienst vrij sceptisch had opgenomen: ‘Here, Gij hebt ons van morgen een jongske gestuurd!’ 't Jongske heeft het gewaagd omdat God het met het jongske waagde.
Heel vaak las ik die eerste jaren in Gösta Berling van Selma Lagerlöf. Gösta Berling de dronken dominee, die afgezet wordt en voor het laatst op de preekstoel staat. De bisschop zit in de kerk. Toen kwam de gedachte bij hem op, dat het voor het laatst was, dat het hem vergund zou zijn, op de preekstoel te staan en Gods eer te verkondigen. Gösta Berling vergat de brandewijn en de Bisschop. Het kwam hem voor, dat de kerk met alle kerkgangers diep wegzonk en dat het dak van de kerk genomen werd en hij in de hemel kon zien. Hij stond alleen op de preekstoel. Zijn ziel kreeg vleugels. Zijn stem werd sterk en geweldig en hij verkondigde Gods eer. Het werd hem duidelijk, dat dit het hoogste op aarde is en dat niemand in glans en heerlijkheid hem nabij kwam, die daar stond en Gods eer verkondigde. Toen het dak weer op de kerk zat en de toehoorders weer waren opgekomen uit de diepte, boog Gösta Berling zich neer en schreide, want hij dacht, dat het leven hem zijn beste ogenblikken had geschonken en dat die nu voorbij waren.
Preken is Gods eer verkondigen, niet het minst door Gods grondeloze liefde te verkondigen, want wij prediken een God, die niet ander de mensen God wil zijn, de God van Abraham, Isaac en Jacob, de God van