| |
| |
| |
Barend Schuurman
Barend Schuurman was tien jaar ouder dan ik. Hij was dan ook al in 1909 als theologisch student aan de Vrije Universiteit te Amsterdam ingeschreven. Ik kwam aan in 1917. Barend heeft echter lang over zijn studie gedaan. De oorzaken waren zijn zwakke gezondheid en zijn innerlijke strijd. Hij kwam uit een gereformeerd gezin, was de zoon van een bekende en voortreffelijke gereformeerde dominee, maar aan de V.U. had hij het moeilijk. In de N.C.S.V. voelde hij zich veel beter thuis.
Prof. Kraemer spreekt in zijn opstel over de persoon en het werk van Barend Schuurman over de spanningen in diens leven en noemt als de krachtvelden, waarbinnen en waartussen deze zijn weg moest zoeken: het ouderlijk huis - een pracht echt gereformeerd gezin - de Gereformeerde Kerken, de V.U., de N.C.S.V. en de bewegingen des geestes gedurende de eerste wereldoorlog. Het waren de spanningen, waarin zovelen van mijn generatie leefden, maar Barend Schuurman was een uitzonderlijke figuur, zowel door de zuiverheid en eerlijkheid van zijn geest als door de teerheid van zijn gemoed.
Op één van de congressen van de Gereformeerde Studentenbeweging hield Ds Ferwerda een referaat over geloof en kerk. Barend Schuurman stelde vragen, bescheiden en schuchter, toch heel duidelijk en beslist. Hij scheen niet helemaal zuiver in de leer te zijn en werd dan ook niet au serieux genomen. Aan zijn vragen en opmerkingen werd niet veel aandacht besteed. Ds Ferwerda drukte hem nog al in de hoek en Prof. Grosheide deed er nog een schepje boven op. Niet met kwade bedoelingen, ach neen. Voor mij was wat Barend toen zei een openbaring. Ik zat met dezelfde moeilijkheden en vragen en was diep geschokt door de wijze, waarop een gereformeerde dominee en een gereformeerde professor in de theologie Barend afmaakten en zich daarmee afmaakten van zijn geestelijke strijd. Jaren later pas ben ik tot het inzicht gekomen, dat noch Ds Ferwerda, noch Prof. Grosheide - en zij waren het groene hout - iets van Barend Schuurman in zijn aanvechting, zijn zoeken, zijn hopen begrepen hadden. Dat is het lot van velen aan de Vrije Universiteit geweest. Er zit in dit alles een zekere tragiek. Van boos opzet was geen sprake.
| |
| |
De zaak was alleen, dat men elkaar niet verstond. Maar het betekende wel, dat er nog al waren - tot hen behoorde Barend Schuurman - die aan de V.U. en in de Gereformeerde Kerken vereenzaamden en het opgaven met hun vragen voor de dag te komen. Zij werden immers toch niet begrepen.
Barend was nochtans met het leven van de Gereformeerde Kerken zeer wezenlijk en innig verbonden. Hij wilde zendeling worden en hij wilde het worden in dienst van de zending der Gereformeerde Kerken. Hij zat echter steeds meer met de vraag, of hij, zoals hij de dingen van het geloof zag, wel acceptabel voor de Gereformeerde Kerken was. Met de zendingsdeputaten heeft hij dit alles eerlijk en open besproken. Het gevolg is geweest, dat hij in 1920 besloot zich te wenden tot het Nederlandsch Zendingsgenootschap in Oegstgeest met het verzoek hem naar Java uit te zenden.
Barend Schuurman is een karakteristiek voorbeeld van één, die, afkomstig uit de Gereformeerde Kerken, deze verlaten heeft zonder dat dit betekende, dat hij zich van deze kerken en het gereformeerde leven afkeerde. Pos brak radicaal en zijn breken was een zich afkeren. Hij ging nieuwe wegen, maar gaf het oude geloof prijs. Bij Barend Schuurman lag dat anders. De band met het ouderlijk huis en de Gereformeerde Kerken was zo wezenlijk, dat er van een zich afkeren geen sprake was. Barend kwam tot de ontdekking, dat juist het oude geloof hem voortstuwde op nieuwe wegen, terwijl Pos het gevoel heeft gehad, dat dit oude geloof voor het gaan van nieuwe wegen een belemmering was. De gereformeerden waren van die nieuwe wegen afkerig en velen hebben Barend dan ook - niet minder dan Pos - als een afvallige beschouwd. Dat was hij zeer bepaald niet. Hij was alleen gekomen tot een nieuwe visie, maar vanuit het oude geloof, en tot een blijde en dankbare aanvaarding van de universele kerk. Zo werd hij uitgedreven tot het werk der zending. Hij ontdekte wijdere horizonten dan hem aan de V.U. ontsloten werden. Zijn strijd met het vraagstuk van de verhouding van godsdienst en wetenschap, christendom en cultuur, was hevig. Hij had het gevoel, dat men aan de V.U. en in de Gereformeerde Kerken de nieuwe vraagstellingen ontweek. Barend moest, zoals Prof. Kraemer zegt, de wereldzee op.
| |
| |
Toen hij besloten had de Gereformeerde Kerken te verlaten schreef hij aan zijn Vader, van wien hij zielsveel hield, een brief:
‘Ik weet, dat ik veel van U gevraagd heb de laatste tijd en ik heb wel eens gepoogd te wegen hoe zwaar dat wel is... En toch heb ik, toen mijn besluit na lang aarzelen gevallen was, niet geaarzeld dat vele van U te vragen en het maar te vragen met het geloof dat U tot nu toe steeds in mij hebt gehad. Want het is de ernst van de tijd en de volle ernst, die ik zoek te maken met mijn christelijk geloof, dat mij tot dit besluit heeft gebracht... Het was het besef van de ernst van de tijd, dat mij heeft bewogen, het besef, dat wij met niets mogen spelen, dat wij geen halfheid, traagheid, zichzelf sparen, zichzelf binnen de veilige muren houden, meer mogen dulden in ons zelf, maar dat wij geheel gereed, met open oogen, met bereide handen en geoefend hart, moeten staan voor de dienst van God... Wat heeft de ernst van de tijd dan te maken met mijn onlangs gedane stap? Dit, dat ik de wereld niet verwijten mag, de nietchristelijke wereld en de christelijke wereld-op-de-grens, dat zij zich niet buigt onder het gezag van Gods Woord, wanneer ik zelf mij zonder eenige inspanning houd aan een uitdrukking van dat Woord, die drie eeuwen geleden is opgesteld, waarom vroegere eeuwen ten bloede hebben geworsteld en op wier zwaar verworven geestelijk bezit ik me zonder strijd, in de weg van overlevering en opvoeding neerleg, dat ik de wereld vooral geen gebrek aan ernst mag verwijten, wanneer ik gereed sta haar arbeid en ernst, als ze daarvan blijk wil geven, naar de mij niets kostende maatstaf van 1619 te beoordeelen. Zeker geloof ik in de oprechte bedoeling van onze Gereformeerde Kerken, als ze steeds weer herhalen terug te willen tot de Schrift, maar ik zie niet, dat zij ernst, volle ernst, met de Schrift maken; ik zie niet, dat zij van al het andere afzien; ik zie niet, dat zij het nu enkel willen wagen met Christus en Zijn Woord en Zijn Geest, dat zij de golven der onbestemdheid, der gevaarlijke onberekenbaarheid, aandurven op Zijn vast bevel; ik zie veeleer, dat ze de
afgrond der Schrift eerst aandurven over de brug der belijdenis en dat zeer veel geschilpunten van onze dagen eenvoudig vastgelegd worden in formuleringen van 1619 en opgelost worden met de denkwerktuigen van 1619... Als ik deze dingen open voor U neerschrijf, dan heb ik niet de positie van een vroeger geslacht op het oog, maar de positie van
| |
| |
ons jonge menschen, die zonder ze te zoeken door God gebracht zijn op zulk een moeilijke tweesprong... Zoudt U mij niet kunnen toegeven dat ik, jong en met apostolaatsverlangen in mijn aderen, reeds a priori andere inzichten moet hebben dan U, die in de toekomst geen licht ziet, die Uw levensarbeid hebt liggen in de vroegere jaren en voor wie het nieuwe gauw minder waarde heeft dan het oude? En als ik dan in deze groei een grens heb overschreden, die, hoe eerbiedwaardig ook, toch maar een kerkelijke grens is, dan spreek ik nog eens voor U uit, met een vrij geweten voor God, dat ik enkel de norm van 1619 heb opzij gezet; 1619 zelf is een feit van groote beteekenis, ook in mijn eigen geestelijk bewustzijn, en als schakel in het geheel van Gods leiding met Zijn Kerk zal ik daarvan nooit loskomen, maar haar norm zet ik op zij, omdat zij mij als zoodanig, als norm, tot menscheninzetting is geworden, die de voortgang, het voortgaande zich laten leiden door Gods Geest, eer veronzuivert en stoort dan steunt en mij lang en tezeer in onmondigheid heeft gehouden, om de leiding van Gods Geest voor onze tijd, voor mijn taak en mijn plaats, rechtstreeks en onvermengd te verstaan en te volgen... Daar zijn oogenblikken geweest de laatste tijd, dat ik niet alleen het moeten voelde, maar ook de blijdschap van de stap, die ik deed, te hebben mogen doen, als een voorrecht, waartoe ik werd geroepen en waarbij ik iets bijzonders voor Gods Koninkrijk mocht doen. En ik heb geen verlangen om, van menschenband ontslagen, eigen vrije weg te gaan, maar ik bid en begeer om niets te mogen wézen dan een doulos, een slaaf van Jezus Christus’.
Deze brief van Barend Schuurman aan zijn Vader is een document van grote waarde. In deze brief spreekt Barend Schuurman representatief. zijn stem is de stem van velen.
Barend Schuurman is een van onze grootste zendelingen geworden. Hij heeft gezocht naar nieuwe zendingsmethoden en die ook gevonden. Hij heeft de betekenis der koloniale verhouding in haar noodlottige gevolgen voor de zending scherp gezien. Hij heeft zich onvoorwaardelijk gesteld aan de zijde van het Indonesische nationalisme. Hij heeft meer dan wie ook beseft, dat het oude geloof - het geloof in Jezus Christus als de Heer der wereld - ons voortstuwt een nieuwe ongekende toekomst tegemoet. In 1943 werd Barend gearresteerd en gevangen gezet. Hij werd het
| |
| |
slachtoffer van de Kem Pe Tai, de Japansche Gestapo. Hij heeft veel geleden. Zijn voeten en gezicht waren spoedig gezwollen. Hij werd beschuldigd van spionnage. Barend ontkende dat. Hij werd gemarteld, maar bleef ontkennen. Hij stierf op 6 juli 1945, een maand voor het einde van de oorlog.
In 1951 werden een aantal geschriften van Barend Schuurman gepubliceerd in een bundel Over alle bergen. Ik noem met dankbaarheid twee opstellen: Discipelschap en Apostolaat en Zonde en Genade, die behoren tot het meest kostbare uit mijn studententijd. En van de artikelen van de vrienden noem ik het prachtige stuk van Prof. Kraemer: Persoon en Werk.
Het boek wordt ingeleid door een vers van M. Nijhoff, die een zwager van Barend was.
Gedenkenis
van een wieg in het westen naar een oostelijk graf,
Wat de mensch is verleend
aan middelen tot het verlengen van zijn dagen,
Dan, gedoopt met den Geest
door een stralende hand die het kruisteeken maakt,
Het leven van Barend Schuurman is in alle opzichten een moeilijk leven, maar het is tegelijkertijd een rijk en gezegend leven geweest.
Toen ik in 1926 mijn De geest van Assen, gedachten over het kerkelijk conflict publiceerde, schreef Barend, op weg naar Indonesië, mij een lange brief, waaruit ik enkele gedeelten citeer, omdat zij voor het begrijpen van onze geestelijke evolutie zo verhelderend zijn:
‘Onder het lezen vond ik telkens hetzelfde accent bij je, dat ik van 1912- | |
| |
1920 liet horen. Hetzelfde gezichtspunt en dezelfde kritiek... Vanaf het begin van mijn studententijd af vond ik in de crisis van de Gereformeerde Kerken de crisis van het Christendom als geheel. Ik wierp al mijn krachten op deze tweede. Ik verloor zo wel eens iets van het Gereformeerd reliëf in mijn woorden en er zijn maar weinig menschen, die kunnen luisteren naar iemands gedachte en bedoeling dwars door de woorden heen. De meeste menschen zijn niet tevreden voor ze van iemand hun eigen woorden hooren. En omdat ik toenemend merkte dat ik het Gereformeerd spraakgebruik kwijt raakte, begreep ik niet veel voor de oplossing van de Gereformeerde crisis te kunnen doen. Heel noodig was dat ook niet, want God had mij reeds aan de zending gebonden. De oplossing van de crisis, waarin het Christendom zich bevindt, ontdekte ik in de zending.
Het deed mij daarom zooveel vreugde, dat jij in je brochure oproept tot het aannemen van de zendingshouding. Hier liggen goddelijke perspectieven. Hier leert men absoluut te staan in gehoorzaamheid aan God en tegelijk de wereld te omvatten in universeele liefde. Eigenlijk omvat God de wereld en wij mogen meegaan in de processie der discipelen van Jezus Christus.
Maar dan moet het ook worden zending 100 procent. Niet afleiding van de crisisvragen van het Christendom in verbreeding van belangstelling. Maar de crisis der kerk verlaten om met de crisis der wereld zich solidair te maken en dan te ontdekken dat met deze daad de eerste is opgelost ook. De Gereformeerde Kerk heeft van den beginne aan de crisis van het Christendom door de kerk willen oplossen. Bij velen was dat bewust noch bedoeld, maar op de duur bleek het toch de heerschende tendens. Zet een geslaagde kerk in de wereld en je bent er! Als jongen reeds trof het mij, hoe weinig de Gereformeerde Kerk deed voor Nederland als geheel. En de zending der Gereformeerden is geen eigenlijke zending. Het is (ik heb de methode op het oog, niet de arbeiders, die meestal beter zijn) niet begonnen om de redding van het Javaansche volk, maar om de propageering der Gereformeerde Kerk op Java. Nu staat dit voor mij vast, dat een kerk, die niet worstelen en in nood komen wil om de redding van de wereld, zelf noodwendig in nood komen moet. Zoo gaat het nu met de Gereformeerde Kerken en ik verwacht een veel
| |
| |
grootere nood nog. Discipelen die geen apostelen willen worden, worden weer uit het discipelschap uitgedreven.
Jeruzalem - Barend Schuurman bedoelt de grote zendingsconferentie, die te Jeruzalem kort tevoren gehouden was en die hij meemaakte - stond open voor de nood der geheele wereld. We ontmoetten er God en we ontmoetten er het worstelend zwoegen om het leven in de geheele wereld. Alles in alle landen trok de conferentie zich aan. Zie je, dat is de kerk. Voorzooveel gij dit de minste mijner broeders hebt gedaan voorzooveel hebt gij dit Mij gedaan! Daarom moet de zendingsbeweging van de tegenwoordige tijd onze groote vreugde en dankbaarheid inspireren. En we moeten ieder op zijn baan er ons juichend inwerpen. Ik raad je aan, Buskes, om goed kennis te nemen van wat er over Jeruzalem wordt gepubliceerd. Want het zal ook jullie in je jonge organisatie - Barend bedoelt het Hersteld Verband - kunnen sterken. In de verte werk ik met jou samen. En ik denk aan jullie ook in mijn gebed. God zegene jullie allen’.
Deze brief van Barend, gedateerd 12 mei 1926, heeft mij in dat voor mij zo moeilijke jaar zeer geholpen.
Barend is mij ook nog in ander opzicht tot zegen geweest.
Voor zijn geestelijke vorming heeft Barend vooral veel te danken gehad aan de geschriften van Vinet en die van de oude en jonge Blumhardt. Het was Dr. H.J. Gerretsen, de uitzonderlijke prediker en theoloog, die hem met de beide Blumhardts in aanraking bracht. In het kamp te Tjimahi - dit kamp betekende: honger, slagen, zware corveeën en snel stijgende sterfte - liep Barend vaak met zijn Bijbel en zijn Blumhardt onder de arm.
Barend is het geweest, die mij op de door Friedrich Zündel geschreven biographie van de oude Blumhardt opmerkzaam maakte, zoals hij zo talloos velen deze biographie heeft aangeprezen. Dat heeft wat in mijn leven betekend: ik werd van de kerk voortgestuwd naar het Koninkrijk. Er openden zich nieuwe perspectieven. |
|