ken tusschen het alles verbrijzelend raderwerk der parlementaire mechaniek, zich van aanraking met de Tweede Kamer vrijhouden en daarbuiten op de openbare meening zoeken te werken. Vrijheid is op dit gebied de onmisbare voorwaarde der zelfstandigheid geworden, en alleen aan die zelfstandigheid zal men in het vervolg de ware superioriteit kunnen herkennen.
Er is echter onafhankelijk van de koloniale politiek eene reden waarom wij het optreden van den heer Van der Hoeven, kandidaat eener kerkelijke kiesvereeniging, uit de verte met betrekkelijk welgevallen hebben begroet. Naarmate er in de Kamer meer ultramontanen en meer anti-revolutionairen van zijn talent en zijne beschaving komen, zal de tegenpartij zich tot meer gematigdheid gedwongen zien; zal de hatelijke splitsing des menschdoms in roode en zwarte internationalen minder openlijk op den voorgrond treden. Zoolang de Tweede Kamer zamengesteld blijft gelijk zij het thans is, beschouwen wij dit in elk geval als eene aanwinst.
In de redevoering van 11 November komt intusschen niets voor wat aan den ultramontaan doet denken. Met name haar laatste gedeelte had even goed kunnen uitgesproken worden door een anti-revolutionair, of in het algemeen door een geloovig protestant, van welke rigting ook. De konservatief met zijn bijbelsch, de moderne theoloog met zijn natuurlijk christendom, allen zouden er amen op kunnen zeggen, en het verschil van gevoelen zou zich eerst openbaren wanneer aan het verdeelen van het groot bekeeringswerk moest begonnen worden. Het hoofddenkbeeld van Mr. van der Hoeven is namelijk, dat het gouvernement in Indie stoffelijken en zedelijken steun moet verleenen aan partikulieren, die door verspreiding van het christendom, hetzij in zijn roomschen, hetzij in zijn gereformeerden vorm, aan de beschaving van den Inlander willen arbeiden.
Konservatief, liberaal en radikaal zijn woorden, die volgens Mr. van der Hoeven de rigtingen, welke zij heeten te resumeren, zeer kwalijk aanduiden. De werkelijkheid, wijzer dan het spraakgebruik, leert dat er eene rigting is die vraagt wat geëischt wordt door de Nederlandsche schatkist, eene andere rigting die de bevordering van handel en nijverheid op