‘Van de 84 millioen, waarmede de behoeften van Indie bestreden worden, komt dus ruim 55 millioen of 66 pCt. voort uit een viertal produkten en uit den verkoop en de verpachting van het “bedwelmende heulsap”, dat in Indie de plaats vervult van het gedistilleerd op onze eigen Staatsbegrooting. Gelijk de jeneverflesch in Europa een der hechtste steunpilaren is van onze schatkist (de opbrengst wordt voor 1876 op bijna 18 millioen geraamd), is het opium, na de koffie, de hoeksteen van het financiële gebouw in Oost-Indie. Het Nederlandsch gouvernement treedt daar als leverancier op: het levert voor 5¼ millioen aan de pachters het opium, dat het zelf in de Levant en in Bengalen voor 3⅙ millioen gekocht heeft; en behalve deze winst op het voorwerp zelf, ontvangt het gouvernement nog van de pachters, voor het uitsluitend regt om het aan de liefhebbers te verkoopen, een som van ƒ 11,251,000. De pachters maken natuurlijk een enorme winst en men kan daaruit nagaan, hoezeer het misbruik, waaraan de Javaan verslaafd is, de welvaart tegenhoudt. Het is aller bedroevendst, dat zoowel in het moederland als in de kolonien de gunstige toestand der algemeene financien in zoo groote mate op een ontzenuwend misbruik berust.
Bij tin is het Ned. gouvernement mijnondernemer. Voor eigen rekening laat het de rijke Bankamijnen ontginnen, terwijl die van Billiton aan eene Maatschappij zijn verpacht.
Voor het zout, dat alleen door het Gouvernement mag worden gemaakt en geleverd, treedt de Staat als fabrikant op en trekt uit dit middel een winst van bijna 4 millioen, ongeveer één millioen meer dan de zoutaccijns in Nederland opbrengt.
Bij de suiker is de toestand sedert de wet van 1870 veranderd. Het Gouvernement is voor dit belangrijk produkt niet meer koopman. Alle fabrikanten - op één na, die nog niet tot de nieuwe regeling is toegetreden - betalen thans een cijns, maar toch is nog de tusschenkomst van het Gouvernement noodig voor de betaling van den gedwongen arbeid, aan de bevolking opgelegd, en voor de schadeloosstelling wegens den afstand van gronden door de inlanders. Eerst in 1890, dus over 15 jaar, zal deze tusschenkomst ten einde