geding over de schaduw van den ezel is voor de tweede maal in vollen gang. ‘Tenez, mon cher collègue’, zeide de Generaal Trochu, toen hij met den Graaf Daru voor de kommissie van enquête over de gebeurtenissen van 4 September verscheen en Daru hem tegensprak: ‘tenez, je suis sincère, je suis vif, et j'y étais; vous êtes sincère, vous êtes vif, et vous n'y étiez pas.’
Wij, die sedert jaar en dag Kinsbergen's fotografien van den Boroboeddhoer niet alleen kennen, maar juist dezer dagen ten gerieve van belangstellenden uit den vreemde, met het boek van Dr. Leemans nevens en een gevoel van erkentelijkheid jegens den heer Wilsen in ons, een korte beschrijving dier veertig cartons opmaakten, - cartons die het schoonste wat van dien aard in Britsch Indie en Cochin-China vervaardigd is nog overtreffen, - wij mogen noch willen tegenover den heer Quarles-Daru van het voordeel onzer positie misbruik maken. Met het Bataviaasch Genootschap, dat zoo al in deze, dan in andere zaken wel niet zondeloos zal zijn, procedere hij naar hartelust en brenge zijne tegenpartij zoo veel gezegeld papier in rekening, als hij voorziet, dat zij zal kunnen betalen. Ons gaat alleen de door de kunst, in Kinsbergen's werk, gediende wetenschap ter harte, en het is in haar naam dat wij de door den heer Quarles ontwrichte zaken weder in het lid zouden wenschen gebragt te zien.
De heer Leemans mag op den grondslag der door Brumund en Wilsen verzamelde bouwstoffen nog zulk een belangwekkend boek geschreven, de heer Van Hamel dien Hollandschen tekst in dragelijk Fransch overgebragt, de heer Mieling zich van zijne taak als lithograaf loffelijk gekweten hebben, hun gezamenlijke arbeid is en blijft een studeerkamerkind, dat alleen in het leven te houden is en een man kan worden, als het tijdig aan de borst van Kinsbergen's fotografien wordt gelegd. In die fotografien ontmoet men de heilige vonk, welke aan den arbeid van Dr. Leemans, met zooveel piëteit door den heer Quarles verdedigd en aangeprezen, te voelbaar ontbreekt. Misschien zal er nog eene eeuw moeten verloopen, eer de geleerden hebben uitgemaakt, met welk regt laatstgenoemde schrijver den Boroboeddhoer voorstelt als een kunstgewrocht van het Javaansche