Nationale vertoogen. Bundel 1
(ca. 1882)–Cd. Busken Huet– Auteursrechtvrij
[pagina 117]
| |
De ware geschiedenis van het voorgevallene in de dessa Toegoe.Ga naar voetnoot1)Eindelijk kan ik tot schrijven komen ter beantwoording uwer aangename letteren van 31 Augustus, die hier aankwamen terwijl ik tijdelijk afwezig naar Klatten was. De aangelegenheid van Toegoe heb ik aan de goede kantoren nagevischt en ben persoonlijk naar Kaliwoengoe geweest om ook eenige dier brave dessalieden te ontmoeten, die zoo doordrongen zijn van de overtuiging dat individueel grondbezit voor hen zoo uitmuntend past en daarom zoo eenparig en dringend aan den assistent-resident van Kendal verzocht hebben, hunne kommunale gronden in individuële te konverteeren. Het is waarlijk belagchelijk zulk monstruositeiten door overigens achtenswaardige mannen te hooren verzekeren. Zij weten beter, en dat maakt de zaak erger. In het onderhavige geval heeft de Algemeene Sekretaris een oud stokpaard bereden en gelijktijdig den direkteur van Binnenlandsch Bestuur een bril op den neus gezet; en dat was hem het uitstapje naar de dessa Toegoe wel waard. De ijverige en kundige, tevens zeer eerzuchtige assistentresident van Kendal, de heer Van Zijll de Jong, heeft hem daarbij gaarne geholpen, terwijl de dessabevolking aan de geheele manoeuvre dood onschuldig is en tot op den huidigen oogenblik nog niet begrijpt, waarom al die hooggeplaatste | |
[pagina 118]
| |
heeren in haar midden zijn verschenen, en welk gevolg dit voor haar heeft gehad, veel minder in staat is te beoordeelen wat de gevolgen voor haar zullen zijn in de toekomst. Een paar Javanen die ik sprak aan eene warong, niet ver van de bewuste dessa Toegoe, verklaarden dat hun verzoek om individueel bezit eene prentah negrie was. Volgens het gevoelen van hen die door een jaren lang verblijf in de binnenlanden, en bepaald in de binnenlanden der residentie Samarang, geacht mogen worden op de hoogte van het volkskarakter te zijn, bestaat er voor de toekomst der dessa Toegoe slechts één vooruitzigt, namelijk dat binnen hoogstens drie jaren al de individueel bezeten wordende gronden verpand zullen zijn in handen van enkele Chinezen en alle tegenwoordige sawahbezitters gereduceerd zullen zijn tot gewone koelies. Voor het geven van besnijdenis-, huwlijks-, nieuwjaarsfeesten enz. hebben de Javanen alles over, en deze zullen de gelegenheden zijn, waarbij hunne eigendommen gemakkelijk in panden zullen verkeeren. Dit is trouwens een oud thema, dat ieder lang weet. De zucht tot dobbelen en opiumgebruik moet ook nog in rekening gebragt worden, alsmede hunne onverschilligheid omtrent den dag van morgen en hun tegenzin om meer te bezitten dan zij heden strikt noodig hebben: een gevolg van de zekerheid, dat dit meerdere hun door ketjoes of door hunne hoofden (een andere soort van ketjoes) zal worden ontfutseld. Dit alles echter zijn beschouwingen, die bij de auteurs der konversie niet hebben gewogen. De Algemeene Sekretaris heeft reeds vroeger blijk gegeven, een voorstander van den overgang van kommunaal tot individueel bezit te zijn, maar is toen niet in zijne plannen geslaagd. Dat de tegenwoordige direkteur van Binnenlandsch-Bestuur, die Java's volkje zoo goed kent, zich een tegenstander dier plannen toonde, was voor den Algemeenen Sekretaris een reden te meer om er op door te draven. De heer Van Zijll de Jongh nu, die een en ander wel weten kon, en die begrijpt dat de tegenwoordige dagen behoefte aan komediespel openbaren en de beste akteurs het meest onderscheiden worden, kon door middel zijner inlandsche ambtenaren het volk van Toegoe er ligt toe brengen, zich algemeen vóór de konversie van hun kommunale gronden | |
[pagina 119]
| |
in individuële te verklaren. Het is zonderling, dat juist de inwoners dier dessa zoo eenparig die verandering wenschten en in de omgelegen dessa's niets van die zucht te bespeuren was of is. Zelden toch heeft men den drang van den tijdgeest zich zoo op één plek zien openbaren, zonder eenige uitvloeijing naar den omtrek. De heer Van Zijll de Jong echter weet zijn volk wel te leiden. In zijne af deeling immers zijn ook de proeven der padikultuur volgens de methode van den heer K.F. Holle uitnemend geslaagd, - volgens zijne eigene rapporten altijd, - terwijl in de assistentresidentien Demak, Salatiga en Ambarawa, wier hoofden van bestuur toch waarlijk ook geene kinderen zijn, vooral de heeren Meijer en Van Hemert, alle proeven totaal mislukt zijn. Evenzoo luidden tijdens den hongersnood in 1872-1873 de berigten uit Kendal steeds, dat het volk geen gebrek leed, ofschoon men te Samarang evenveel bedelaars van daar telde als uit Demak. Wat nu in de konversiezaak den resident van een voornaam gewest aangaat, deze heeft, als gewoonlijk, met den heerschenden wind gezeild, verheugd de gelegenheid te zullen hebben eene speech te kunnen houden. Ziedaar wat ik omtrent Toegoe heb mede te deelen. Voor den heer Levyssohn Norman spijt het mij, dat mijne inlichtingen niet anders luiden. U kunt er natuurlijk van gebruiken wat u wilt en in zoodanige termen als u goedvindt.
Samarang, 8 September 1874. |
|