Litterarische fantasien en kritieken. Deel 21
(1884)–Cd. Busken Huet– Auteursrecht onbekend
[pagina 149]
| |
Victor Hugo.
| |
[pagina 150]
| |
Victor Hugo was een overtuigd Parijzenaar, en de Parijzenaars hebben hem hunne wederliefde getoond. Na afloop der begrafenis heeft men schamele lieden zich van het Panthéon naar Notre-Dame zien begeven, en omhoog staren naar de torens en de beroemde rozet. Voor deze klasse van personen heeft Notre-Dame de Paris opgehouden een boek te zijn. Zij houden Parijs voor de eerste stad der wereld, Notre-Dame voor de schoonste der kerken, en Victor Hugo voor haar bouwmeester. Hoewel bij de begrafenis de geestelijkheid ontbrak, de gemeente liet zich niet onbetuigd. De koetsier van den lijkwagen heeft onder de zaamgedrongen schare, regts en links der Boulevards en der Champs-Élysées, menig teeken des kruises zien maken. Vrouwen hebben Hugo aan zijn woord gehouden, en zijn naar den wensch, uitgedrukt in zijn testament, terwijl op straat hem hulde werd gebragt, in de kapellen van eenzame kerken voor de rust zijner ziel gaan bidden. Het filanthropische in zijn aard deed hem vele harten winnen onder de kinderen van zijn tijd, - die aan sympathie niet genoeg heeft, maar daarenboven dit medegevoel zich bij voorkeur tot de lagere standen wil zien uitstrekken. Toen hij den roman der misdeelden schreef, schreef Hugo den roman zijner eeuw en van Parijs. Een hoofdpersoon der Misérables is de geniale parijsche straatjongen Gavroche. Op de barrikaden wordt voor een denkbeeld der nieuwere zamenleving gevochten. Het is de worsteling van den vierden stand. De genegenheid van alle standen verzekerde hij zich door zijn zin voor het kinderlijke. Lorsque l'enfant paraît heette het in een zijner vroegste bundels, toen hij nog in lang de groote dichter der Légende des Siècles niet was. Nooit heeft die ader opgehouden bij hem te vloeijen. In l'Art d'être grandpère zette de grijsaard zijne verheerlijking van het kind de kroon op. Alle fransche vaders en fransche moeders zullen steeds in hem den zanger bij uitnemendheid vereeren. Geen omwentelingen kunnen dit ongedaan maken. In al zijne tooneelwerken ziet men hem voor edelmoedige denkbeelden opkomen, en naar het hart van het groote pu- | |
[pagina 151]
| |
bliek zich een weg banen. Het is eene misdadige vorstin en echtgenoot, bij welke ten slotte de moeder wakker wordt. Een wreede hofnar met een fijngevoelend vadergemoed. Een verongelijkt edelman die vergiffenis schenkt aan een keizer. Een eerste Minister geworden lakei die, door zich op te offeren voor eene koningin, bewijst dat hij hare liefde niet onwaardig was. Een dramaschrijver die zulke beelden schept, - schept voor een volk dat het tooneel als eene levensbehoefte aanmerkt, - wordt allengs een onderdeel van het nationale leven zelf. Er was niemand in Frankrijk die niet ten laatste Victor Hugo voor den grootsten dichter zijner eeuw hield; en deze algemeene vereering werd gerechtvaardigd door het grootsche zijner onderwerpen en door zijne heerschappij over de spraak. De Légende des Siècles is sedert Faust het verbazendst dichtwerk hetwelk Europa voortgebragt heeft. Onderwerpen als Caïn's broedermoord, als Daniel in den leeuwekuil, als de idylle van Boöz en Ruth, worden er in behandeld met eene den bijbel zelf naar de kroon stekende oorspronkelijkheid. Men ziet er schuldige koningen als knodsen gebezigd worden voor het verslaan van schuldige keizers. Men hoort er een mondig geworden menschdom eischen dat de goden een voetval zullen doen. Nooit was het fransche heldedicht der midden-eeuwen à pareille fête als in deze verzameling. En aan het slot, waar Les pauvres gens onzer dagen ten tooneele verschijnen, weder de apotheose van het kind; weder dat vragen van eene eereplaats onder de edelsten voor den man en de vrouw uit het volk, onder wier povere kleedij eene goddelijke barmhartigheid klopt. In sommige landen van Europa heeft de demokratie met het koningschap een akkoord gesloten. In andere is zij door het koningschap gewelddadig verpletterd, of wordt zij op een afstand en binnen de grenzen gehouden. Hugo's fortuin is geweest dat hij in Frankrijk hare zegepraal heeft beleefd, en haar republiek heeft zien worden. Van Napoleon I tot President Grévy vertegenwoordigde hij in zijn persoon de geschiedenis van Frankrijk. Une seule porte dans Paris était assez haute pour y faire passer son ombre, | |
[pagina 152]
| |
heeft een welsprekend redenaar van hem kunnen zeggen. Ga naar voetnoot1 Deze toespeling op het tentoonstellen van zijn lijk, onder den triomf boog van het Sterreplein, boekte tevens het buitengewone in zijn genie en den korten inhoud zijner lange lotgevallen. Voor zulk eene hulde moest men een man zijn als hij, en meer dan tachtig jaren geleefd hebben. De Restauratie, de Julij-monarchie, de tweede Republiek, het tweede Keizerrijk, - langs dien weg van tasten en mistasten, van vallen en opstaan, is in Frankrijk uit den militairen roem van de eerste jaren der eeuw de thans bestaande parlementaire regeringsvorm voortgekomen dien Hugo voor de beste der staatsinrigtingen hield. Van al die wisselingen is zijne muze de tolk geweest, beurtelings jubelend, verwenschend, smeekend, schreijend, troostend, en altijd door één denkbeeld bezield: de verheerlijking van zijn vaderland. De honderdduizenden, zaamgestroomd om hem naar zijne laatste rustplaats te zien brengen, zagen niet in de eerste plaats het stoffelijk omhulsel van een beheerscher der taal voorbijtrekken, meester van het gemoed. De indruk zou dezelfde zijn geweest, al had eene gepluimde lijkkoets, met acht of tien gepluimde paarden, de plaats van den corbillard des pauvres vervangen. Zij doorleefden voor één dag den droom van den wijsgeer die wenschte, wanneer hij voor een open venster trad, zich te kunnen zien voorbijgaan in de straat. Zichzelf zagen zij; hun eigen land, hun eigen volk, hun eigen staatkundig ideaal, zegevierend heengevoerd van een eereboog, langs een weg van roode en witte rozen, naar een pantheon. Hugo's letterkundig leven is insgelijks zulk een zegetogt geweest. Hijzelf zou verbaasd hebben gestaan, zoo men in 1830 hem voorspeld had dat de nieuwe vormen voor welke hij opkwam binnen vijftig jaren alom het burgerregt zouden verkregen hebben. Nog ongelooviger zou hij het hoofd hebben geschud, had iemand hem toen aangekondigd dat in den loop des tijds zich gaven bij hem zouden ontwikkelen | |
[pagina 153]
| |
zoo ongemeen dat zelfs de frissche lauweren zijner jeugd er bij verbleeken zouden. Niettemin is dit alles gebeurd. Uit den aanvoerder der romantische school is de onvergelijkelijke zanger der ballingschap gegroeid, en men heeft den schitterenden litterarischen schermmeester der jongelingsjaren in de hitte van den strijd tot een anderen Dante zien rijpen, gelukkiger dan zijn voorganger. Dante mogt den staatkundigen droom zijns levens niet verwezenlijkt, Italie niet één, Florence niet terugzien. Zijne sombere poëzie en zijn somber gelaat waren de spiegel van zijn vreugdeloos bestaan. Ook Hugo's bittere beker is somtijds overgeloopen, en meer dan één zijner geschriften draagt van zijne verbittering den stempel. Maar zoo hij, om zijne eigen bijbelsche lievelingstaal te bezigen, vaak met tranen heeft gezaaid, hij heeft ook juichend geoogst; en zijn lot in de laatste levensjaren, zijn krachtige ouderdom, zijne onbegrensde populariteit, de eerbiedige liefde van allen voor den vriendelijken grijsaard, den hulpvaardigen raadgever, den weldoener der armen, den gemeenzamen grooten man, vertoonden daarvan de sporen. Zijne loopbaan is eene Apollo's-loopbaan geweest. Als eene zon is hij op-, als eene zon is hij ondergegaan. Zij die hem alleen in zijne nadagen gekend hebben, - en hoe weinigen leven er nog die op grond van persoonlijke herinneringen over zijne jeugd kunnen medespreken, - stellen hem zich onwillekeurig als een huisvriend van dat hemelligchaam voor. Het schetste maar één zijde van zijn doux génie, toen men van de trappen van het Palais-Bourbon, bij het naderen van zijn lijkwagen op den Pont-de-la-Concorde, te zijner eer aan honderd gevangen duiven de vrijheid schonk. Naar zijne eigenschildering Ga naar voetnoot1 zien wij hem, oud maar ongebogen, op een heuvel aan het zeestrand zitten en de schijf nastaren die in het westen langzaam zinkt. Zoo zal ook ik eerlang verdwijnen, denkt hij; maar ziet er even weinig zuur om als de zon, die weet dat zij morgenochtend aan de andere zijde weder voor den dag zal komen. Zij schijnen twee | |
[pagina 154]
| |
goede bekenden die uit de verte elkander toeknikken en wel te rusten wenschen. Dit is een getrouw beeld van Hugo's grootheid, daags vóór zijn heengaan. Ook hij is een natuurverschijnsel geweest, en het geloof in een zelfbewust leven der natuur, het geloof in eene soort van bloedverwantschap tusschen de hem omringende schepping en hemzelf, vormt een voorname grondtoon zijner poëzie: Le vieillard regardait le soleil qui se couche;
Le soleil regardait le vieillard qui se meurt.
|