Litterarische fantasien en kritieken. Deel 21
(1884)–Cd. Busken Huet– Auteursrecht onbekend
[pagina 142]
| |
Julès Valles.
| |
[pagina 143]
| |
indien gij morgen stierft, dat uwe vijanden slechts uwe tekortkomingen gedenken zouden, uwe gebreken, uwe ondeugden. Gij houdt u overtuigd, en deze optimistische onderstelling vereert u, dat zij niet weigeren zullen ook van uwe goede hoedanigheden gewag te maken. Nu Jules Vallès overleden is haat ik hem minder. Hebben zijne petroleumspuiten de Tuilerien doen verdwijnen, zijns ondanks is, schooner dan te voren, het Hôtel-de-Ville herrezen. Wat meer zegt, ik vind dat in zijne romans sommige behartigenswaardige wenken voorkomen. De fransche historieschrijvers der toekomst, voorzie ik, zullen l'Enfant en le Bachelier dokumenten noemen. In de schatting van Vallès, wien uit eene mislukte wetenschappelijke opleiding een levendige afkeer van geleerde onderzoekingen bijgebleven was, waren historieschrijvers weinig meer dan boekwormen; lieden zonder verbeelding en zonder hart, enkel verdiept in diplomatische bescheiden. Doch ik bedoel historieschrijvers wien het, bij hun schilderen van het verleden, niet enkel er om te doen is de wording van staatkundige instellingen te verklaren of den gang van staatkundige denkbeelden te schetsen, maar ook de fysionomie eener maatschappij in een gegeven tijd. Die mannen zullen aan de magtspreuken van Vallès zich niet storen. Zij zullen enkel vragen: wat valt er, omtrent den geest die onder het tweede Keizerrijk inFrankrijk heerschte, en die tot het ontstaan der derde Republiek geleid heeft, uit de werken van dezen auteur te leeren? De romans van Vallès mogen vier boekdeelen met vier verschillende titels vullen; mogen zich aanbieden als even zoo vele halten in de levensgeschiedenis van een denkbeeldig persoon, Vingtras geheeten; feitelijk behelzen zij niets anders dan eene autobiografie van den schrijver.Jacques Vingtras is slechts de pseudoniem van Jules Vallès; slechts de doorzigtige sluijer waaronder de lotgevallen, de opvoeding, de gewaarwordingen van den jongen man met de revolutionaire neigingen beschreven en verhaald worden, die aanving zijne boeijen als gymnasiast te verwenschen en te verbreken, en in zijn opstand tegen de maatschappij eindigde met in het Communeblad le Cri du | |
[pagina 144]
| |
Peuple, terwijl de troepen van Versailles zich gereed maakten tegen Parijs op te rukken, de schaamtelooze en historisch geworden bedreiging te doen afdrukken: ‘Si M. Thiers est chimiste, il nous comprendra.’ Men behoeft Vallès' opdragten slechts te lezen om aanstonds te gevoelen welke zijne doorgaande stemming was. ‘A tous ceux’, begint l'Enfant, ‘qui crevèrent d'ennui au collège ou qu'on fit pleurer dans la famille; qui, pendant leur enfance, furent tyrannisés par leurs maîtres ou rossés par leurs parents; je dédie ce livre.’ Niet anders de aanhef van Le Bachelier: ‘A ceux qui, nourris de grec et de latin, sont morts de faim, je dédie ce livre.’ Vallès, bemerken wij, zag niet zoozeer in zichzelf een martelaar der maatschappelijke orde in het algemeen, maar van een bepaald onderdeel. Hij is geen gepasporteerd jong militair, geen ontevreden fabriek-arbeider, maar een slagtoffer van latijn en grieksch. Zoo hij murmureert en zich verzet en ten laatste tegen de gevestigde orde van zaken de wapenen opvat, het is omdat men in zijne kinderjaren hem gedwongen heeft onder het juk eener klassieke opvoeding door te gaan; zijn vader docent bij een gymnasium was; en er niet gevraagd werd naar den natuurlijken aanleg van het kind, maar men enkel de gelegenheid aangreep en misbruikte om op zijne beurt hem gereed te maken voor eene betrekking bij het middelbaar onderwijs. Sedert het invoeren der hoogere burgerscholen van 1863 kan men in Nederland, gemakkelijker dan voorheen, zich eene voorstelling vormen van deze tyrannie der klassieke opleiding in Frankrijk. Ook de nederlandsche docent is in den regel een man zonder fortuin, jong gehuwd, vroegtijdig huisvader, vervuld met zorg voor de toekomst zijner zoonen. Hij bezit geen andere invloedrijke betrekkingen dan binnen den kring der mannen van zijn vak; en het beste wat hij voor zijne jongelui doen kan is, hen insgelijks daarvoor te bestemmen. Het wordt als eene uitgemaakte zaak beschouwd dat de hoogere burgerscholen keurige instellingen zijn; geen andere soort van scholen er mede vergeleken kan worden; en het eene onderscheiding is, tot het aan haar verbonden | |
[pagina 145]
| |
onderwijzend personeel te behooren. Een vader is voor zijn geweten en voor de maatschappij verantwoord, indien hij zijn zoon die rigting doet volgen. Is de jongen weerspannig, dit bewijst een slechten aard. Door tucht moet de knaap tot rede gebragt worden. Natuurlijk worden er in Frankrijk een groot aantal jongelieden gevonden die aan het lyceum- of gymnasium-régime zich even gewillig onderwerpen als vele nederlandsche aan het drilsysteem der hoogere burgerscholen. Er is de eerbied en de liefde voor de ouders, het ontzag voor de onderwijzers, de zucht hoe eer hoe liever onafhankelijk te worden en in zijn eigen onderhoud te kunnen voorzien. Er is het gevoel dat iemands toekomstig levensgeluk eigenlijk maar half bepaald wordt door zijne openbare betrekking of zijne dagelijksche bezigheden, en in den grond der zaak de eene eervolle broodwinning niet veel genoeglijker of veel vervelender is dan de andere. Er is het hooger inzigt dat bijna alle Franschen, die naderhand in de wetenschappen of de letteren uitgemunt hebben, zijn voortgekomen uit een lyceum. Maar het geval kan zich niettemin voordoen dat een fransche knaap met buitengewone natuurlijke geestvermogens, die, zoo men hem had gevormd voor veldarbeider of voor kantoorbediende, misschien op zijne wijze een man van beteekenis zou geworden zijn, tegen dat onnatuurlijk grieksch en onnatuurlijk latijn in opstand komt. Hij wil zich een weg banen in eene levende maatschappij, en zijne opvoeders hebben hem met geen andere hulpmiddelen dan de onvoldoende kennis van twee doode talen toegerust. Om vooruit te kunnen komen zou hij zeker aantal praktische kundigheden moeten bezitten, en zijne beste leerjaren heeft hij aan het verzamelen der meest onpraktische verdaan. In plaats van een tijdgenoot zijner tijdgenooten, met een hart kloppend voor de nooden des tijds, heeft zijn eigen vader een mummie van hem gemaakt. De romans van Vallès, die somtijds verrassen door hunne vroolijkheid, somtijds bekoren door eene idyllische herinnering uit de kinderjaren, vormen doorgaans eene aaneenschakeling van bittere uitvallen; en men weet naauwlijks of men uit | |
[pagina 146]
| |
zedelijk oogpunt daarin meer den zoon berispen moet die op dezen toon over zijne ouders spreekt, dan den hoogmoed wraken van den jongen man, in zulke mate vervuld met zichzelf. Ga naar voetnoot1 Met dat al, welk eene wereld vol waarschuwende leeringen ontsluit zich hier, zoo wij ons rekenschap wenschen te geven hoe in onze 19de eeuw de klasse der nihilisten ontstaat, die met petroleum en dynamiet onze beschaving den oorlog aandoen! Nihilisten - gij meent dat zij slechts in Rusland aangetroffen worden, en gij dankt den hemel dat de voortreffelijkheid uwer eigen staatsinstellingen, zoo veel beter dan de russische, een afdoend voorbehoedmiddel is tegen het ontstaan van soortgelijke sekten te uwent. Gij houdt de Fenians voor de eenige dynamiet-mannen op aarde, en zijt niet beducht dat in uw eigen kring deze uitgehongerde en verongelijkte Ieren navolgers vinden zullen. Petroleuses kunt gij u niet anders voorstellen dan in de gedaante der hyena's geworden vrouwen uit de heffe der parijsche volksklasse van 1792, gelijk Schiller ze noemde in zijn Lied van de Klok. Dit is zelfverblinding. De haatdragende petroleur van 1871, over wien ik spreek, had dezelfde geleerde opvoeding ontvangen als uw zoon; als gymnasiast had ook hij uitgemunt boven velen. Het is waar dat hij voor zijne euveldaad met een half dozijn jaren ballingschap geboet heeft; maar ook in het vreemde land is hij kunnen voortgaan te leven van zijne pen, en bij zijne beurs-spekulatien op kleine schaal heeft het hem niet altijd aan voorspoed ontbroken. Daarna heeft zijn vaderland hem vergiffenis geschonken, en is hij te Parijs de redaktie komen hervatten van denzelfden Cri du Peuple waarin weleer die verwoestende boodschap aan het adres van Thiers te lezen stond. De ongeregeldheden bij zijne begrafenis waren het gevolg eener betrekkelijk vreedzame afrekening tusschen revolutionairen onderling. Voor het overige is hij rustig ter aarde besteld, en te zijner eer zal toeko- | |
[pagina 147]
| |
mend jaar Père-la-Chaise met een gedenkteeken prijken. Het zal niet zoozeer aan den auteur der Réfractaires als schrijver gewijd zijn, maar aan den persoon des opstandelings. Eene zinsnede uit Vallès' geschrift l'Argent, zijn litterarischen eersteling, ironisch of uit meenens opgedragen aan den toen (1857) vermaarden bankier Mirès, doet over zijne drijfveren in dien tijd en later eenig licht opgaan. Men kan er uit zien dat de wrok tegen opvoeding en opvoeders bij hem zamenhing met de zucht, tot meer voorspoed te geraken, en zijn socialisme welbezien zich oploste in de beroemde stelling welke Sardou zijn Rabagas in den mond legt: ‘Sociale kwestien bestaan niet, er bestaan alleen sociale positien.’ ‘La Bourse,’ schreef Vallès in l'Argent, ‘la Bourse est l'Hôtel-de-Ville de la République nouvelle.’ Van den Staat der toekomst is de Beurs het Stadhuis. Deze spreuk verraadt een juisten blik op het wezen der nieuwere zamenleving. Aristokratie, demokratie, alles gaat voor de plutokratie uit den weg. De schooijer van gisteren kan, zoo de fortuin hem begunstigt, morgen door eene beurs-operatie zich toegang verschaffen tot de magtigste klasse der maatschappij; Lazarus, in tweemaal vierentwintig uren, op het wereldtooneel van rol wisselen en de Rijke Man worden. Dit is voor alle misdeelden zonder onderscheid de groote verzoeking onzer eeuw; en wanneer zulk een misdeelde Jules Vallès heet, dan begrijpen wij dat hij zwicht. Zijne verbittering, zijne hartstogtelijkheid, zijne kundigheden, zijne schranderheid, zijne deugden en zijne ondeugden, alles werkt zamen om een rebel van hem te maken. Hij loochent dat éénige wet, éénige instelling, éénige magt, het regt hebbe hem van het voorwerp zijner begeerlijkheid te scheiden. Hij wil en zal genieten, want nergens staat geschreven dat hij gedoemd is tot de schaar der uitgestotenen te blijven behooren.
1885.
In Le Temps van 29 Maart 1885 wordt het verhaal van den heer Ranc, bedoeld in de noot hiervóór, dus zaamgetrokken: | |
[pagina 148]
| |
M. Ranc, qui a été un des amis de jeunesse de Vallès, et que celui-ci a même mis en scène sous le nom de Rock dans un volume intitulé le Bachelier, apporte aujourd'hui, dans le Voltaire, son témoignage personnel à ce sujet. Voici les détails que M. Ranc donne: |
|