Litterarische fantasien en kritieken. Deel 21
(1884)–Cd. Busken Huet– Auteursrecht onbekend
[pagina 131]
| |
IWanneer in een hedendaagsch fransch lyceum de docent, belast met het onderwijs in de fransche letterkunde, den jongelieden een genoegelijk oogenblik bezorgen wil, - afwisseling van het handelen over de vaderlandsche klassieken der 17de en 18de eeuw, - dan haalt hij lesMariages de Paris van Edmond About voor den dag. Een van de oudste leerlingen der klasse wordt tot voorlezer aangesteld; de anderen luisteren met ingehouden adem. Er rijst op de jonge gezigten een glans van tevredenheid. In het somber lokaal heerscht gedurende een vol uur eene feestelijke stemming. Na André Chénier voor het vers, is voor het proza welligt geen ander fransch schrijver van den nieuweren tijd door de mannen van het vak zoo spoedig als een meester erkend. Reeds bij zijn leven gaven zij in die kwaliteit hem aan het opkomend geslacht in handen. Het gold voor eene uitgemaakte zaak dat niemand der jongeren in zulke mate een model verdiende te heeten. Wij vreemdelingen kunnen van dit bepaalde in About's stijl ons slechts tot zekere hoogte rekenschap geven. Maar onze algemeene indruk is dezelfde als de bijzondere der Franschen. Weinig minder dan dertig jaren is het geleden dat wij voor het eerst la Grèce contemporaine, dat wij Tolla, dat wij | |
[pagina 132]
| |
le Roi des montagnes lazen. Het zijn geschriften van 1855 en 1856. En wat verbaast thans, bij het weder openen dier kleine boeken, ons meer dan al het overige? Het is dat wij zoo oud geworden, en zij zoo jong gebleven zijn. Het zijn de geschriften van een knaap, zoo men wil. Naast de deugden der jeugd, geestdrift, medegevoel, kampen om het hoogste, verraden zij ook den overmoed en de brooddronkenheid die de eerste levensjaren kenmerken. Maar hoe knap is die knaap, medescholier of tijdgenoot van Prévost-Paradol, Taine, Sarcey, Weiss, Gaucher! met welk gemak draagt hij het ransel zijner kundigheden! Hoe aangenaam verbergt hij zijne wereld-, zijne vroegrijpe menschekennis, zijne gestreelde eigenliefde, het genoegen dat hij aan zijne frissche vermaardheid beleeft! Hij schijnt een geboren man, met de vrolijkheid en de levendigheid van een student. ‘Le 1er février 1852’ begint hij zijne Grèce contemporaine, ‘je m' embarquai à Marseille sur le Lycurgue ; le 9, je descendais au Pirée. Je fis la traversée avec deux enseignes de vaisseau qui allaient rejoindre la station du Levant. Ces messieurs riaient beaucoup de mes illusions sur la Grèce; l'un d'eux avait vu Ie pays; l'autre Ie connaissait aussi bien que s'il l'avait vu: car chaque carré d'officiers, à bord des bâtiments de l'Etat, est un véritable bureau de renseignements où l'on sait au juste les ressources, les distractions et les plaisirs que peut offrir chaque recoin du monde, depuis Terre-Neuve jusqu'à Taïti. Dans nos longues promenades sur le pont, mes deux compagnons de voyage me désabusaient à qui mieux mieux, avec une verve désolante, et faisaient tomber mes plus chères espérances comme on gaule des noix en septembre. “Ah! me disaient-ils, vous allez en Grèce sans y être forcé? Vous choisissez bien vos plaisirs! Figurez-vous des montagnes sans arbres, des plaines sans herbe, des fleuves sans eau, un soleil sans pitié, une poussière sans miséricorde, un beau temps mille fois plus ennuyeux que la pluie, un pays où les légumes poussent tout cuits, où les poules pondent des oeufs durs, où les jardins n'ont pas de feuilles, où la couleur verte est rayée de l'arc-en-ciel, où vos yeux fatigués chercheront la verdure sans trouver même | |
[pagina 133]
| |
une salade où se reposer”. - C'est au milieu de ces propos que j'apercus la terre de Grèce.’ Het is niet mogelijk op aangenamer wijze, met die aan de moedertaal ontleende wendingen en toegepaste spreekwoorden, het snappen van twee jonge marine-officieren over te brengen, en meteen den argeloozen lezer als aan den oever van het onderwerp neder te zetten. Wij gaan naar Griekenland; wij zijn er al. En die profetie der vrolijke teleurstellingen, welke Griekenlands natuur den onvoorbereiden bezoeker baart, zij is tevens de korte inhoud van hetgeen de schrijver gaat verhalen omtrent Griekenlands maatschappij. Griekenlands bergen en stroomen, Griekenlands kippen en Griekenlands groenten, hij zal ze of met vrede laten, of met nadruk ze in hunne eer herstellen. Om de menschen is het hem te doen, de grieksche menschen van den nieuweren tijd, de grieksche instellingen, den griekschen Staat, het grieksche koningschap van den beijerschen Otto; om geheel de lachwekkende tegenstelling welke dit proza en deze kleingeestigheid vormen met de romantische poëzie van den strijd om Griekenlands vrijheid, vijfentwintig jaren te voren. Het boek is verouderd. Schier niemand herinnert zich op dit oogenblik dat er een koning Otto van Griekenland bestaan heeft. Eene andere en betere orde van zaken, gelooven wij, is daarginds voor die van 1852 in de plaats getreden. Ga naar voetnoot1 Doch het talent van den jongen auteur, die deze luimige omwenteling voorzag en aankondigde, is nog heden even innemend als toen. Niet de geschiedenis van één kleinen konstitutionelen Staat schreef hij, maar de geschiedenis en de satire van alle kleine konstitutionele Staten te zamen. About's hedendaagsch Griekenland is het hedendaagsch Zweden en Noorwegen, het hedendaagsch Denemarken, het hedendaagsch Belgie, het hedendaagsch Portugal, het hedendaagsch Rumenie, Servie, Bulgarije, in één band. Het verhaal le Roi des Montagnes, dat eenigszins als een vervolg op la Grèce contemporaine beschouwd wil worden, biedt zich aan als neergeschreven uit den mond van een | |
[pagina 134]
| |
jongen Duitscher, die met een wetenschappelijk natuuronderzoekersdoel kort na About Griekenland doorreisde, en gedurende veertien dagen, als gevangene van den rooverhoofdman Hadji-Stavros, in levensgevaar verkeerde. Het overige behoef ik voor nederlandsche lezers niet in bijzonderheden na te vertellen. De geschiedenis van Hermann Schultz was de geschiedenis der bemanning van de Nisero. Hadji-Stavros toonde zich een schavuit van dezelfde kracht als de rajah van Tenom. Alleen werd de grieksche beurzesnijder op luimiger wijze beetgenomen, en betaalde niet de grieksche regering het gelag, maar hijzelf. De aanhef is nogmaals eene dier bladzijden avec un air de rien du tout, gelijk de Franschen zeggen, welke in de schatting van kenners terstond den meerdere verraden. Niemand kan reden geven waarom, bij het openslaan, sommige boeken onmiddellijk vervelen, andere onmiddellijk boeijen. Het eenige wat wij weten is dat het verschijnsel zich gedurig herhaalt; het laatste minder vaak dan het eerste. About was een schrijver van de goede soort. Had hij met ons allen het zwak gemeen gaarne over zichzelf te spreken, of te hooren spreken, hij wist het te doen of te laten doen op zulke wijs dat zijne lezers niet konden nalaten hem beminlijk te vinden. Wij zijn in 1856, en worden geacht de zomermaanden buiten door te brengen: ‘Le 3 Juillet de cette année, vers six heures du matin, j'arrosais mes pétunias sans songer à mal, quand je vis entrer un grand jeune homme blond, imberbe, coiffé d'une casquette allemande et paré de lunettes d'or. Un ample paletot de lasting flottait mélancoliquement autour de sa personne, comme une voile le long d'un mât lorsque le vent vient à tomber. Il ne portait pas de gants; ses souliers de cuir écru reposaient sur de puissantes semelles, si larges que le pied était entouré d'un petit trottoir. Dans sa poche de côté, vers la région du coeur, une grande pipe de porcelaine se modelait en relief et dessinait vaguement son profil sous l'étoffe luisante. Je ne songeai pas même à demander à cet inconnu s'il avait fait ses études dans les universités d'Allemagne. Je déposai mon arrosoir, et je le saluai d'un | |
[pagina 135]
| |
beau Guten Morgen. - Monsieur, me dit-il en français, mais avec un accent déplorable, je m'appelle Hermann Schultz; je viens de passer quelques mois en Grèce et votre livre a partout voyagé avec moi. - Cet exorde pénétra mon coeur d'une douce joie; la voix de l'étranger me parut plus mélodieuse que la musique de Mozart, et je dirigeai vers ses lunettes d'or un regard étincelant de reconnaissance. Vous ne sauriez croire, ami lecteur, combien nous aimons ceux qui ont pris la peine de déchiffrer notre grimoire. Quant à moi, si j'ai jamais souhaité d'être riche c'est pour assurer des rentes à tous ceux qui m'ont lu.’ Ik beweer niet dat zulke bladzijden onvertaalbaar zijn. Wie zich eenige moeite geven wilde zou misschien spoediger slagen dan men meent. Er komen in About's fransch niet van die uitdrukkingen voor, welke den overzetter van sommige moderner fransche werken wanhopig maken. Hij schrijft de taal der groote eeuw te zijnent. Hetgeen hij zeggen wil vloeit op hetzelfde oogenblik hém uit de pen en ú in den geest. Zoo gezegd, zoo gevat. Cela passe comme une lettre à la poste. Maar, onvertaalbaar of niet, het is eene buitengewone gaaf; en een gelukkige zamenloop van omstandigheden is oorzaak geweest dat bij About die aanleg voor het natuurlijke en onopgesmukte zich met eene universitaire vorming is komen verbinden. Zijne geschriften zullen langer blijven gelezen worden dan die van anderen, omdat hij aan het Lycée Charlemagne en aan de École Normale Supérieure groote verpligtingen had. De fransche Universiteit is, ook nadat hij een man van de wereld en een openbaar voorvechter geworden was, er altijd roem op blijven dragen About voortgebragt te hebben; en zijnerzijds heeft hij haar nooit verloochend. Zelfs in zijn bijzonder leven was iets van hetgeen waaraan men de ingetogenheid en de maat herkent die de vrucht der groote studien zijn. Acht jonge kinderen eerden en beminden hem. Er heerschte overeenstemming tusschen het bestaan van den aankomenden huisvader, en het sobere in den stijl van den jongeling. Gelijk men kort geleden uit zijne toespraak bij het standbeeld van Dumas door Doré heeft kunnen zien, is dezelfde ongemeene soort van talent hem levenslang bij gebleven. | |
[pagina 136]
| |
Uit Tolla wil ik eene bladzijde aanhalen die mij toeschijnt te voltooijen hetgeen ik van het bijzondere in About's schrijfwijs gezegd heb. Het is de plaats waar reden gegeven wordt van het schijnbaar tegenstrijdige in het gedrag der romeinsche jonge dienstbode Amarella, die hare meesteres eigenlijk noch beminde noch eerbiedigde, maar niettemin om bijoogmerken er in toegestemd had de lieve Tolla in het klooster gezelschap te gaan houden: ‘Amarella n'était pas entrée au convent pour le plaisir de prier Dieu et d'accompagner sa maîtresse: elle pensait qu'on peut prier partout, et son dévouement pour Tolla n'allait pas jusqu' à l'abnégation. Elle avait la captivité en horreur, comme tous les êtres remuants; elle était friande du grand air, comme tous ceux qui sont nés au village; elle aimait à se faire voir, comme toutes les femmes. Ajoutez que, comme tous les Romains des deux sexes, elle avait la passion de la loterie. La loterie est un jeu légal, une partie engagée entre le saint-père et ses sujets: les joueurs y gagnent quelquefois, le gouvernement toujours. Amarella faisait comme tous les domestiques, mercenaires, mendiants et frères quêteurs de la capitale du monde chrétien: elle économisait onze sous par semaine pour avoir le droit de prendre un billet, de rêver trois numéros, et d'attendre, confortablement logée dans un château en Espagne, le tirage du jeudi et la ruine de ses espérances.’ Onze eigen landsvaderlijke staats-loterij, welke de onderdanen van koning Willem III van verre op die van wijlen den goeden paus Gregorius XVI doet gelijken, maakt ons welligt geschikter dan andere volken om het fijne en tevens humane in eene ironie als die van About te waarderen. Zeker is het dat Tolla een fraai beeld van den Kerkelijken Staat ontwerpt uit de dagen vóór 1870, toen Rome aan Italie kwam. About zou glimlagchen in zijn graf, indien hij ons hoorde betuigen dat wij onder het herlezen van Tolla ons bevestigd hebben gevoeld in onze vroegere ingenomenheid. Hij die gewenscht zou hebben, rijk genoeg te zijn om pensioenen te kunnen uitkeeren aan zijne lezers, wat zou hij niet hebben | |
[pagina 137]
| |
overgehad voor bewonderaars zoo standvastig, en zoo vol vertrouwen in hun goeden smaak! Niemand wist beter dan hij, welke trekken de eigenliefde ons allen speelt. Toch blijf ik Tolla een der bekoorlijkste verhalen noemen welke onze eeuw heeft voortgebragt, en ik prijs de jongeren gelukkig die het boekje tot heden alleen van hooren zeggen kennen. Hen wacht eene benijdenswaardige verrassing. | |
IIEens, in den zomer van 1878, op een internationaal letterkundig kongres teParijs van hetwelk hij voorzitter was, mogt ik Edmond About het woord hooren voeren; en nu hij zoo onverwachts is heengegaan, op het oogenblik zelf dat zijne benoeming tot lid der Fransche Akademie hem een nieuw tijdperk van ontwikkeling scheen te zullen openen, stel ik het voorregt dier herinnering dubbel op prijs. In strijd met de internationale gelegenheid had de toespraak welke hij toen hield, niets internationaals. Zij was integendeel de nationaliteit zelf. Handelend over het regt der schrijvers op de voortbrengselen van hun geest, en over het onregt dat hun geschiedt wanneer men in het buitenland, zonder hunne voorkennis of hunne toestemming, hen nadrukt, vertaalt, of dusgenaamd adapteert, verdedigde de redenaar in warme en geestige taal de welluidende stelling: ‘Men is in niet minder mate eigenaar van het boek dat men geschreven, dan van het huis dat men uit eigen middelen gebouwd, of van den oogst dien men op zijn eigen veld gekweekt heeft. De vreemde die eene dezer bezittingen aanrandt, onverschillig welke, pleegt roof.’ Maar indien het buitenland van het bestaan van uw boek, voortbrengsel van uw geest, geen kennis draagt? Indien het er geen prijs op stelt of geen belang bij heeft, van zijne onwetendheid te dien aanzien verlost te worden? Indien in den vreemde niemand er aan denkt of lust gevoelt u na te drukken, te vertalen, of te adapteren? Indien, voor het publiek in uw eigen land, uw handschrift geen marktwaarde bezit? | |
[pagina 138]
| |
Indien gij geen honorarium of geen uitgever bekomen kunt, tenzij gij van uw kopij regt afstand doet? Is de oogst binnengehaald, dan kunt gij van het graan brood bakken. Hebt gij uw huis voltooid en betaald, gij kunt er in gaan wonen. Doch welke waarde ter wereld heeft een boek, aan hetwelk niemand waarde hecht behalve gij? Hoe komt gij er toe debatten te voeren over een eigendomsregt hetwelk uwe medemenschen om strijd eerbiedigen, gelijk zij het de gele koorts of het miltvuur doen? Ik geloof dat About vreemd zou opgezien hebben, indien uit naam der kleine volken een lid van het internationaal kongres na hem het woord gevraagd, en hem onder het oog gebragt had dat aan een doelloos pleidooi een groot aantal bevallige woorden door hem verspild waren. Edmond About was een te goed Franschman, een te goed medelid van het fransch schrijversgild, om veel te kunnen gevoelen voor buitenlandsche auteurs zonder honorarium, zonder uitgever, of zonder publiek. Het vraagstuk had voor hem maar één zijde. Waarom zou hij, niet sprekend over zijne eigendomsregten, het over de uwe gedaan hebben? Hij sprak over de regten zijner fransche broeders, in mindere mate door de fortuin begunstigd dan hij. Hen wilde hij bevoordeelen, hen wreken van elke schade hun toegebragt door den vreemdeling. Dit edelmoedig medegevoel voor de belangen van anderen, in eigen nationalen kring, was eene van About's groote eigenschappen. Tevens was het oorzaak dat hij als directeur van le Dix-neuvième Siècle door de fransche jeugd der akademien op de handen gedragen, en er in hem, als werkzaam medelid der Société des Gens de Lettres, door alle fransche schrijvers van meer leeftijd een onbepaald vertrouwen gesteld werd. Hij had eene voorspoedige loopbaan achter den rug. Voortgekomen uit het volk, of uit den onmiddellijk aan het volk grenzenden kleinen burgerstand; door beschermers zijner jeugd aan eene akademische opleiding geholpen; was hij al vroeg door zijne pen, en door haar alleen, een man van vermogen en van aanzien geworden, zelf op zijne beurt in staat anderen te beschermen of voort te helpen. | |
[pagina 139]
| |
Treffend is het voorbeeld dat daarvan bijgebragt wordt in de onlangs verschenen persoonlijke herinneringen van Francisque Sarcey. Zoo deze, in onmin geraakt met het gymnasiaal onderwijs en zonder hulpmiddelen uit de provincie naar de hoofdstad gekomen, zich als dagbladschrijver te Parijs eene eervolle en veelzins éénige stelling heeft kunnen veroveren, aan About's trouwe vriendschap had hij het te danken. Een jaar lang waarborgde About hem onderhoud en huisvesting; en wie de beknopte parijsche woningen kent, het gesloten parijsch binnenleven, gevoelt wat dit zegt. Ook de hulp zijner pen leende About aan Sarcey. Schoolkameraden van beiden herinneren zich nog heden dit of dat door Sarcey onderteekend feuilleton, in welks te zwaar deeg zij aanstonds de gist van About's vernuft opmerkten, of aan welks te tragen gang About vlugge voeten geschonken had. Gelijk overal is ook in Frankrijk de schrijvers-wereld grootendeels het vaderland van La chanson des gueux. Zij is het er in nog ruimer mate dan elders misschien, in zoover men (althans in Nederland) zich naauwlijks eene voorstelling vormen kan van de inspanning die noodig is om in eene stad als Parijs een schrijver van beteekenis te worden; van de somtijds afschuwlijke ontberingen welke de volharding er zich getroosten moet; van de scherpte en de vinnigheid der mededinging; van het tot wanhoop drijvend gevoel van verlatenheid in zulk eene onmetelijke gaarkeuken, waar nevens de uwe honderdduizend andere magen rammelen van den honger, en er om dien te stillen geen andere kans voor u bestaat dan het schrijven eener bladzijde welke de aandacht trekt Ga naar voetnoot1. | |
[pagina 140]
| |
Doch twee dingen hebben de Franschen vóór. Hunne taal moge buiten Frankrijk in een minder groot deel der wereld gesproken worden dan het engelsch, hunne boeken en hunne bladen hebben niettemin een uitgebreid debiet; hunne romans worden in alle landen verslonden, hunne tooneelstukken in alle schouwburgen vertoond. Slaagt een fransch schrijver er in zich een naam te maken, dan mag hij zich met het vooruitzigt vleijen (en reeds die hersenschim is een riem onder het hart van den arme!) dat eenmaal de vijf werelddeelen zijdelings tot zijn onderhoud zullen bijdragen. Het zal een omgekeerde droom van Farao zijn. De herinnering der magere zal door de vette jaren verslonden worden. Wat meer zegt, uit elk nieuw geslacht van letterkundigen in Frankrijk (Edmond About was nogmaals eene proef) treden een kleiner of grooter getal uitverkorenen te voorschijn, wier geluk, ook al wekt dit somtijds afgunst, al de anderen moed doet vatten; levende hoogste prijzen uit de litterarische loterij, | |
[pagina 141]
| |
welke het geloof in zalige mogelijkheden aan den gang houden, en de wanhoop tot tegenwigt dienen. Wat kan het u schelen tot eene geuzebent te behooren, zoo er maar uitzigt bestaat dat ook gij eenmaal uw Den Briel veroveren zult? Dat er op uwe donkere dagen vóór kerstmis, op het snerpen der maartsche buijen om uwe ooren, welligt een blijde Eerste April volgen zal? Schooijerswerelden gaan eerst walging inboezemen, wanneer de overtuiging zich vestigt dat zij voorbestemd zijn schooijerswerelden te blijven. Ik kan het bewijs niet leveren dat About werkelijk dus gevoeld of gedacht heeft. Misschien is het van een Franschman met zulk een levendigen geest te veel gevergd, dat hij zoo volstrekt zich buiten zijn land en zijn persoon wete te stellen, en zichzelf tot een voorwerp van historische bespiegeling make. Ik weet alleen dat, in de werkelijkheid, dit zijne verhouding tot de fransche letteren en de fransche letterkundigen was. Een afdoend voorbeeld is dat zelfs zijn staatkundig verleden, hetwelk hem veeleer aan het Tweede Keizerrijk dan aan de Republiek verbond, niet bij magte is geweest zijne tijdgenooten van hem te vervreemden, of het hart der aankomende jongelingschap zich van hem te doen afwenden. Hij werd als een der groote fransche schrijvers van zijn tijd beschouwd; en al hetgeen in Frankrijk schreef, al hetgeen zich gereed maakte eenmaal te schrijven, was zich bewust een even trouwhartig pleitbezorger als schitterend aanvoerder in hem te bezitten. Ook in 1878 bleek dit, bij het toen te Parijs gehouden kongres. Door allen werd About voor de aangewezen voorzitter gehouden. Allen wisten dat, onder zijne hoede, de fransche belangen veilig waren.
1885. |
|