Litterarische fantasien en kritieken. Deel 16
(1884)–Cd. Busken Huet– Auteursrecht onbekend
[pagina 35]
| |
IWanneer het toeval wil dat men, onmiddellijk na elkander, gisteren Victor Hugo's Année Terrible, heden Multatuli's Vorstenschool gelezen heeft, dan gaat men onwillekeurig aan het vergelijkingen maken. Doch alles daarin is geen toeval. Multatuli is werkelijk evenals Victor Hugo een dichter met politieke denkbeelden, vervuld van de sociale kwestien van den dag, pleitbezorger van het proletariaat. Met Hugo heeft hij gemeen dat ook hij zich voorstelt, zoo de omstandigheden hem gunstig waren, als hervormer te kunnen optreden. Ook hij schrijft den roman der misdeelden, stiefkinderen der fortuin. Ook volgens hem heeft men den waren ziele-adel bij voorkeur onder de uitverkorenen der lagere standen te zoeken. Ook zijn katechismus luidt dat, indien alom de mindere man slechts lezen en schrijven kon en genoeg te eten had, de aarde vrij wel in een paradijs verkeeren zou. Hij laat zijne koningin Louise, die een dubbelgangster van zijne eigen Fancy is, tot hare vorstelijke schoonmoeder zeggen: | |
[pagina 36]
| |
Goed, goed, ik neem 't verschil van standen aan,
En wil 't nog fyner onderscheiden dan
Gyzelf... maatschappelijk en burgerlyk;
Geboorte, titels, rykdom, rang, vooroordeel,
Zie moeder, alles wil ik laten gelden,
Maar vraag: of één stand honger voorschryft,
moeder?
Of één stand kan gedoemd zijn tot gebrek?
Tot slaaf zijn onder de eischen van de maag?
Ik vraag, of een dier standen lager staat
Dan 't schaap of rund dat onbekommerd graast,
En dat gewis den mensch verachten zou,
Als 't weten kon hoe slecht die mensch zich voedt?
Is 't kind van d' arme minder dan een kalf?
De moeder minder dan een koe?
Ga naar voetnoot1
De lezer mag zelf beslissen of die denkbeelden al dan niet gegrepen zijn uit de orde waaraan ook Victor Hugo keer op keer, althans gedurende eene geheele latere periode, de zijne ontleende. De overeenstemming in den vorm is zoo treffend, dat ik volstaan kan haar met den vinger aan te wijzen. Het is, bij alle verscheidenheid van idioom, fransch en hollandsch, dezelfde zeggenskracht; en tegelijk, als het op schilderen van hooger leven aankomt, dezelfde neiging het leven der dieren als voorbeeld bij te brengen. Een kind, minder dan een kalf? Eene moeder, minder dan eene koe? Schapen en runderen, uit de hoogte neêrziend op het schamel voedsel der armen? Die beelden van den hollandschen dichter schijnen uit de pen gevloeid van den franschen; gelijk deze, omgekeerd, bij Multatuli ter school ging, zou men zweren, als hij ergens van de groote volksmassa zegt: La vérité, voilà le grand encens
austère
Qu'on doit à cette masse où palpite un
mystère,
Et qui porte en son sein qu'un ventre appesantit
Le droit juste mêlé de l'injuste appétit.
Ga naar voetnoot2
| |
[pagina 37]
| |
IIDe Vorstenschool kondigt zich aan als ‘de vlugtige schets van een paar verschillende wijzen waarop hooggeplaatste personen hunne roeping zouden kunnen opvatten.’ Intusschen moet die bescheiden inhoudsopgaaf, van den schrijver zelf afkomstig, niet letterlijk verstaan worden. Een tooneelspel in vijf bedrijven is in geen geval een vlugtige schets, allerminst wanneer het in rijmlooze verzen geschreven is. Uit de voorrede verneemt men dat de auteur door sommigen beschuldigd is, in den persoon van zijn koning George eene charge van den tegenwoordigen koning der Nederlanden geleverd te hebben. Met regt wijst hij die gissing van de hand. Even goed zou men kunnen beweren dat met koning George de koning van Wurtemburg, van Beijeren, van Saksen, van Zweden, van Denemarken, van Griekenland, van Italie, van Spanje, of zelfs wijlen de engelsche prins-gemaal bedoeld is. Er is keus, gelijk men ziet. Doch ook die breede galerij biedt nog te weinig ruimte aan. De koning George der Vorstenschool is eenvoudig de negatie van koningin Louise. Hij dient alleen om het beeld dezer hoofdpersoon welke, in tegenstelling met de goedhartige wuftheid van haar echtgenoot, de hoogere aspiratien van het koningschap vertegenwoordigt, des te sterker te doen uitkomen. | |
IIIDe Vorstenschool is evenals de Bruid daarboven een tooneelstuk waaraan alleen door vertooners van den eersten rang regt kan worden gedaan. De gemakkelijke partijen zijn zeldzaam, de moeijelijke vloeijen over. Gemakkelijk noem ik vergelijkenderwijs het geheele bedrijf waar koning George op zijne lakeijen, op een kleermaker en zijn knecht, op den aspirant-minister Van Huisde in persoon, komisch genoeg, proeven neemt met eene nieuwe schouderbedekking, en daarna, nog komischer, onder een sigaar en een | |
[pagina 38]
| |
glas champagne, met de heeren zijner omgeving gaat zitten wedijveren in zoutelooze scherts. Moeijelijk daarentegen, verbazend moeijelijk zelfs, zijn in het vierde bedrijf de tooneelen ten huize van Hanna, het naaistertje, en haar broeder Herman. Dan dat lange gedicht van den pennist Albert hetwelk bestemd is te worden uitgefloten, doch waarbij de engelebak en het parterre zonder twijfel applaudisseren zullen. Dan het karakter van Herman, den puriteinschen fabriekarbeider; een beeld hetwelk uit de broeikas- en werkmanspoëzie van François Coppée, den begaafden volgeling van Victor Hugo, door Multatuli schijnt te zijn overgeplant. Het luidruchtig eergevoel van dien Herman biedt zelfs voor den geoefendsten tooneelspeler schier onoverkomelijke hinderpalen aan, en alleen de hoogste kunst is in staat, zooveel naar het leven geteekende onnatuur te redden. Eindelijk, Hanna zelve. Zij is het aandoenlijkst beeld uit het geheele stuk, maar daarbij zoo verheven in de vlugt harer sentimenten, dat het ligter schijnt eene Medea of eene Judith, eene Fedra of eene Jeanne d' Arc te vertoonen, dan op waardige wijze het karakter dezer heldin van de naald terug te geven. En wat zal ik zeggen van de koningin? Gij duizelt schier bij de poging u eene aktrice te denken, volmaakt genoeg voor het vervullen dier rol, waarmede de Vorstenschool staat of valt. In het voorgevoel dier moeijelijkheden heeft de schrijver sommige fragmenten tusschen haakjes geplaatst, het aan de kunstenares voor welke de koninginne-rol bestemd is zelve overlatend, daarmede naar omstandigheden te handelen. Het heeft niet mogen baten. Uit het bedrijf, waarvan spraak is, kunnen geen zes of zeven bladzijden druks wegvallen, zonder dat het ophoudt een bedrijf te zijn. Juist die schijnbaar prijsgegeven fragmenten leveren den sleutel tot koningin Louise's bestaan. De auteur wees dan ook niet op deze klippen opdat men ze links zou laten liggen, maar met het doel de eerzucht der kunst te prikkelen. Zijne haakjes zijn eene uitdaging. De aktrice welke den toegeworpen handschoen niet opnam, zou den naam van volleerde tooneelspeelster onwaardig zijn. | |
[pagina 39]
| |
Het toppunt bereikt dit défi in de volgende verzen, nogmaals door koningin Louise tot hare schoonmoeder gesproken: Wie kan ons zeggen, wat begin is? Welke stip
Van d' evenaar kan roemen: ik heb 't eerst
De zon gezien... bij mij begon de dag?
Wat is beginnen, wat is einden? Niets!
Bewegen zal altijd, wat eens bewoog.
Bewegen, voortgaan - niet vooruitgaan immer -
Is voorwaarde en bestemming van het zijn!
Bestaan is anders worden. Elke terz
Van een, seconde draagt z'n navelmerk
Als wij. Wie 't loochent, zegge: ik had geen moeder!
Ga naar voetnoot1
| |
IVEr bestaat een engelsch raadsel hetwelk somtijds op hollandsche meisjesscholen, door oordeelkundige onderwijzeressen in die taal, aan de meest gevorderden onder hare discipelinnen wordt opgegeven: ‘What is majesty, deprived of its externals?’ De meisjes peinzen eene wijl over het te geven antwoord, en nemen meestentijd de vraag onopgelost mede naar huis. Tenzij eene van haar, nog vóór zij den hoek der straat bereikt heeft, naar de school terugsnelt, de sekondante bij het kleed grijpt, en met een blos op de wangen, terwijl stralen van zelfvoldoening haar uit de oogen schitteren, de palm verovert: ‘A jest, jufvrouw!’ In den persoon van koning George, in dien van koningin Louise, heeft Multatuli beproefd wat volgens het raadsel der meisjesschool niet straffeloos ondernomen kan worden. Een koning in een slaaprok, of in een zwart jasje, kan in zijn paleis een koning blijven; niet op het tooneel. Eene koningin die zich toespelingen op haar navelmerk veroorlooft; wier hoed en doek achter haar op eene sofa gereed liggen; die uit den mond van letterzetters, voor den vasten prijs van twee gulden per hoofd, statistieke bijzonderheden omtrent de voe- | |
[pagina 40]
| |
ding der volksklasse opteekent, kan de waardige presidente eener soep-kommissie zijn, maar mist de attributen welke voor het vertoonen eener koningin onontbeerlijk schijnen. Begeeft die vorstin bovendien, gelijk zij door hare rol zedelijk daartoe gedwongen wordt, zich aan het uitweiden over staatspartijen; kroont zij hare definitie van konservatief, liberaal, radikaal, met wijsgeerige diepzinnigheden als de zoo even aangehaalde; dan wijkt, door het kruisen der armverzorgster met de savante, de koninklijke waardigheid nog verder naar den achtergrond. In het afgetrokkene blijft het onmogelijk, gelijk ik zeide, dat een volmaakt akteur en eene nog volmaakter aktrice die ontluisterde vorstin en haar gemaal dus voorstellen dat de illusie niet verbroken worde; doch waarschijnlijk is het niet. Honderd tegen een, dat van den ernst der majesteit alleen kortswijl zal overblijven. | |
VOm te eindigen gelijk ik begonnen ben, Multatuli's Vorstenschool doet aan Victor Hugo, aan l' Année Terrible, en in zoo ver ook aan les Misérables denken, als men in dien socialen roman van den balling, die met zijn tijd niet medeging, eene achteraankomende herhaling der Mystères de Paris van Eugène Sue heeft te zien. Koningin Louise is een uit de dooden verrezen en in eene crinoline gestoken prins Rodolphe; Hanna een tweelingzuster van Rigolette. Wat koning George betreft, deze houdt het midden tusschen Hurluberlu XIX uit Cendrillon, van het Théatre du Châtelet, en de kluchten door Meilhac en Halévy bij sommige kompositien van Offenbach geschreven. Had de schrijver ons in gedachten naar het einde der 18de eeuw teruggevoerd, en van zijne koningin Louise een vrouwelijke Jozef II gemaakt, - hare bezorgdheid voor het lot der mindere standen, hare onvoldaanheid met eigen hofkring, hare hervormingsplannen, haar weigeren van elke kroon, - tenzij als belooning voor het dragen van een kruis, - zouden, in het kostuum van den wegstervenden pruiketijd en bij het | |
[pagina 41]
| |
licht des geloofs in de nog niet onthalsde legitimiteit, verrassende effecten hebben kunnen opleveren. Thans is het te vreezen dat de Vorstenschool in de eerste plaats door de vorsten-zelf als een verouderd leerboek ter zijde zal worden gelegd.
1872. |