vroeger onverdeelde massa
zich duidelijker in kringen, elk met een zelfstandig bestaan. Voor een tweeden
en een derden stand is plaats; en hetgeen waar ruimte voor is, ontstaat van
lieverlede. Op dit oogenblik is de splitsing voldongen. De twee standen zijn
er, en leven in vrede nevens elkander. Gelijk in nederlandsche provinciesteden
de fijne onderscheiding luidt: ‘Wij zien elkander niet, maar wij zijn
wél.’
Niets natuurlijker, vind ik, dan dat sommigen dergenen, dames en
heeren, wier indische herinneringen dagteekenen uit den tijd dien den
tegenwoordigen onmiddellijk is voorafgegaan, bij dien overgang nu en dan in de
klem geraakt zijn en er onder geleden hebben. Nergens kunnen nieuwe
maatschappelijke toestanden geboren worden, of zeker aantal bijzondere personen
worden kinderen der rekening.
Wanneer ik de schrijfster van Hoe zij oude vrijster werd de
nederlandsch-indische zamenleving onder zulk een terugstootend licht zie
brengen, dan stel ik mij haar onwillekeurig voor als eene die dat
overgangstijdperk mede-doorleefd, en er welligt persoonlijk al het onaangename
van ondervonden heeft. De door haar geteekende strijd, - waarin de heldin,
alles wél bezien, óndergaat, ten minste slechts met lamgeschoten
vleugelen ontkomt, - is de periode geweest toen indische bourgeoisie en indisch
ancien-régime nog niet regt wisten wat zij aan elkander hadden; het
ancien-régime nog vijandig en afstootend tegen de bourgeoisie overstond,
en de bourgeoisie nog onder verdenking lag op slinksche wijs eene plaats te
willen veroveren die haar niet toekwam.
Met andere woorden: indische lezeressen en indische lezers die zich
boos zouden willen maken over hetgeen de schrijfster van
Indieverhaalt, moeten in het ongelijk gesteld worden. Deze
histoire contemporaine is op dit oogenblik reeds grootendeels de
l'histoire ancienne, en men moet het boek lezen gelijk men de californische
romans van Bret Harte leest: feiten van gisteren, heden verouderd.
Met de litterarische kunst van Hoe zij oude vrijster werd,
zeide ik reeds, is het in sommige opzigten niet best gesteld. De ingenieur Van
Elsen, de ware bewerker van al Louise's ongelukken, lijdt in zulke mate aan
zedelijke bloedarmoede dat hij er on-